Zou hij het durven? In de Grote Kerk een A4’tje openvouwen, de keel schrapen en zeggen dat hij zijn eigen Troonrede heeft geschreven. Dat hij de teksten die de premier aanlevert onder normale omstandigheden al matig vindt, maar dat ze er dit jaar thuis met ontsteltenis naar hebben gekeken. Dat Amalia ‘Pap, als dit mijn voorland is, met déze lui, kan ik er nog van af?’ heeft gevraagd.
Dat ze samen gruwelend hadden gestaard in de leegte en de lafheid van een tekstje dat als franje dient bij een ‘beleidsarme begroting’. Dat laatste, had hij Amalia uitgelegd, betekent dat er voorlopig niks gebeurt in het land. Dat er geen plannen zijn. Geen ideeën, behoudens wat dingen die moeten van de rechter of van de Tweede Kamer.
Dat er wéér een kans is gemist om de dingen te regelen die allang moeten. Eerlijke arbeidsmarkt. Belastinghervorming. Groeiende vermogenskloof dichten. Minder stikstof. Meer betaalbare woonruimte. Minder chagrijn. Meer reden voor optimisme over later.
Als hij zelf de Troonrede had mogen schrijven, had hij geschreven dat hij zich schaamt. Voor een generatie politici die weigert uit de eigen navel te kruipen en die zo geobsedeerd is door beeldvorming dat het niet eens lukt overeenstemming te bereiken over een regeerakkoord.
Dat hij de woorden van Mariëtte Hamer nog eens heeft nagelezen. Ze sprak ze uit in het parlement toen ze haar opdracht als informateur teruggaf. Ze had gezegd dat ‘het lijntje tussen partijen om samen te werken dunner is dan ik het ooit heb gezien’. Dat dit voor iederéén in de Kamer geldt, midden en flanken gelijk. Dat er nooit oplossingen komen voor de grote vraagstukken als iedereen enkel zetels zit te bewaken en voor eigen parochie zit te preken – zie mij eens stralend woedend zijn op dit filmpje! Ze had gezegd: ‘Elkaar bestrijden op de inhoud, het debat aangaan, opkomen voor de dingen die je belangrijk vindt, op je strepen gaan staan voor de mensen voor wie je het allemaal doet; dat is prima. Ik was en ben een groot liefhebber van dat debat, van het vak van volksvertegenwoordiger. Het is een mooi en strijdbaar vak. En toch moet je op een gegeven moment de verschillen overbruggen, hoe hard je ook knokt voor je idealen.’
Dat hij Diederik Samsom zondag bij Buitenhof ‘Dan maak je maar zin’ had horen adviseren, en dat hij ‘Dus dat!’ had teruggeroepen naar zijn televisie. Dat Amalia hem had gevraagd waarom in vredesnaam het CDA per se bij de formatie moet zijn, als de vaste constante. Met Wopke ‘njet tegen alles’ Hoekstra als centrale figuur, met zijn grote mond en zijn ‘die wil ik niet en die wil ik ook niet’ – had hij soms met overmacht de verkiezingen gewonnen ofzo? Misschien, hadden ze samen bedacht, weet Wopke Hoekstra iets over Mark Rutte dat niemand mag weten.
Dat hij maandagavond Alleen tegen de staat op tv zag, de documentaire waarin moedige vrouwen die verpletterd zijn door de staat nauwgezet en leeg gestreden uiteenzetten wat hun is aangedaan. Dat hij hartstochtelijk knikte toen een van ze ‘Ik haat ze, ze kunnen allemaal doodvallen, ze kunnen de tering krijgen’ zei. Dat hij niet begrijpt, niet kán begrijpen dat de voorman van een kabinet dat om dit schandaal aftrad, zich even later weer grijnzend verkiesbaar heeft gesteld. Dat hij zich heeft geschaamd voor de onderdanen die deze man gewoon terug op het pluche hebben gestemd.
Dat hij wil weten waarom het kabinet verdomme nog steeds niet kan zeggen hoeveel mensen in Afghanistan wachten op evacuatie.