Een vriend van mij zei het vandaag treffend op Facebook, aangaande de avondklok, de clockdown: ”Zie het zo, je krijgt nu huisarrest voor alles wat je vroeger gedaan hebt, waar je ouders nooit achter gekomen zijn.” Een mooi staaltje omdenken.
Ik dacht gelijk: ‘Nou, dat kan dan nog wel een tijdje duren voor ik weer naar buiten mag!’
Eerlijk gezegd valt de herfst/winterlockdown me mee. Het is vies druilerig baggerweer. Als die lockdown er niet was geweest dan had ik mezelf wel opgesloten. Ik doe dat ook overigens elk jaar in de winter. Ik kom buiten om naar werk te gaan, om boodschappen te doen of naar Ajax te gaan, maar voor de rest wil ik zo min mogelijk met winterse of zelfs herfstige omstandigheden te maken hebben. Ik ben geboren in de winter, nog net, op 12 maart, maar ik ben een echt zomerkind. Als er één straal zon in die stad van mij schijnt loop ik er in en dan speelt mijn hele leven zich zoveel mogelijk buiten af.
Met sneeuw en ijs heb ik niks. Nooit gehad ook. Als kind vond ik het al een verschrikking. Het is koud, het is nat, het is goor en je glijdt er over uit. Nee, het enthousiasme van verschillende Facebook-vrienden die kraaiden van geluk bij het zien van sneeuw afgelopen weekend deel ik niet. Ik dacht alleen maar: ‘’Kut, nu moet ik met de tram naar werk en moet ik weer zo’n vervelend muilmasker op, maar als ik ga fietsen dan kan ik op m’n muil pleuren en dan heb ik er pijn op m’n muil van.’’ Het zal de eerste keer niet zijn dat ik een salto met m’n fiets heb gemaakt door een straat die in een ijsbaan was getransformeerd. Een jaar of vijftien geleden fietste ik over de Marnixstraat, ’s nachts, midden in het centrum, bijna bij het Leidseplein. Het had geijzeld en ik moest vol in de remmen voor een gast die ineens uit een zijstraatje kwam gescheurd. Met een dubbele salto gevolgd door een schroef, een axel en een dubbele Rittberger eindigde ik vol met m’n bakkes op het ijzige asfalt. Althans als ik de verhalen van de omstanders mag geloven, want ik had in elk geval genoeg publiek en al stonden ze dan nog net niet met jurybordjes omhoog: zo mooi als mij hadden ze nog nooit iemand op z’n plaat zien gaan. En toen ik opstond gleed ik nog een keer op m’n reet.
Mijn fiets was wonder boven wonder nog heel en ik dacht ik zelf ook nog wel en strompelde naar huis, maar toen ik de volgende dag wakker werd kon ik helemaal niks meer. Geen salto’s meer voor mij.
Nee, salto’s maken kan ik beter aan mensen als Epke Zonderland overlaten. Die zijn daar beter in. Epke zit op turnen. En dat doet onze Epke lang niet slecht. Europese titels, Wereldtitels, Olympische titels en nog een paar honderd andere titels: Epke heeft ze allemaal en kan dubbele ruilen. Het staat in schril contrast met mijn turnprestaties op de gymles op school. Ik kon er werkelijk niks van.
Ik vond het gewoon niet leuk en dan druk ik me heel voorzichtig uit. Als ik iets op gymles HAATTE met hoofdletters dan was het turnen. Ik had en heb dan ook de souplesse van een blok beton en ben over menig bok of rekstok heen gekletterd na weer een mislukte Arabier, salto of een andere naargeestige circusoefening waar ik het praktisch nut totaal niet van inzag. Dat ik, behalve mijn hart, in mijn tienerjaren verder nooit wat gebroken heb mag een wonder heten.
Daarom moest ik ook zo lachen om de tekening van Hein de Kort van afgelopen weekend. Epke heeft zijn vrouw weer eens bezwangerd en op de tekening zie je dat Epke zojuist naakt al flikflakkend en radslagend in de slaapkamer is beland en dan op zijn handen op de rand van het bed staat. Zijn reeds in bed liggende vrouw zegt dan verveeld dat ‘’een keer recht op en neer ook wel eens leuk zou zijn.’’
Nee, acrobatische toeren zijn nooit aan mij besteed geweest. Een paar jaar geleden probeerde ik nog met een Arabiersprong over een hekje in het stadion van FC Volendam te springen. Waarom het me nou handig leek om juist op die manier deze horde te nemen weet ik niet meer precies. Laten we het er maar op houden dat overvloedig overmoedig maakte, want we hadden het in de middag nogal vrolijk gemaakt daar aan de boorden van het IJsselmeer. Een paar stukjes kibbeling en twee bitterballen per persoon bleek onvoldoende bodem voor de hoeveelheid bier die we tot ons hadden genomen. Door mijn compleet mislukte acrobatische act zat ik diezelfde avond met een gebroken sleutelbeen en een gat in m’n kop in OLVG-West en lag ik er bijna vier weken uit. Ik kon ook niet werken, dus die gezellige dag heeft me nog een lieve duit gekost.
Dat soort strapatsen haal ik dus maar niet meer uit. Ik ben overigens blij dat er in mijn jeugd nog geen smarthphones en social media waren. Als al mijn uitglijers waren gefilmd en uitgezonden, dan had ik het serieus zwaar gehad.
En over uitglijers gesproken: die dame die een zondag op het Museumplein met haar wappiematties achter een groot spandoek stond waarop in chocoladeletters werd verkondigd dat een vaccin tegen Corona vergif is, ‘want je weet maar nooit wat er in zit!’ Die mevrouw is natuurlijk af. Niet zozeer omdat ze dat vindt, want dat mag, maar wel omdat ze met een sigaret in haar handen stond. Die mevrouw vergiftigt zichzelf elke dag willens wetens en die heeft dan wat snuggers te melden over een vaccin. Toedeledoki, mevrouw de Google-viroloog.
En over uitglijers op het Museumplein gesproken: die woordblinde wappie die heel groot ‘’VRIJHIED’’ op een muur had gespoten was ook hilarisch.
En in hoeverre ik het met iemand eens ben maakt dan niet uit. Sta voor je principes, zeg ik altijd maar. Maar spel ze dan in elk geval goed. Ik zeg maar zo: vrie de poeple