Bijna elke dag. In alle media. In alle columns. De verontwaardiging over Thierry Baudet is onophoudelijk. Vanwege zijn racisme. Vanwege zijn gevaar voor de democratie. Een collectieve hysterie die pandemisch om Nederland heen grijpt. Maar is die terecht?
Laten we de zaken eens doornemen: „Het opzetten van veerdiensten om immigranten vanuit Afrika over te zetten naar Europa om de nationale identiteit te verzwakken zodat er geen nationale staten meer zullen zijn”, claimt Baudet. Is dat een wezenlijk andere boodschap dan die van Jan-Peter Balkenende (CDA)? Die verkondigde dat voor hem „de multiculturele samenleving niet iets om naar te streven” is. Of het huidige VVD-programma dat „de asielaanvragen in Europa wil stopzetten”?
Baudet zag Marokkanen in de trein die er niet waren. Diederik Samsom (PvdA) claimde dat Marokkanen een „etnisch monopolie hebben op straatoverlast”. Een „etnisch monopolie”, herhaal ik even, mocht het onversneden racisme u ontgaan zijn omdat die uit de mond van een PvdA’er komt. Zijn kompaan Hans Spekman zei al eerder: „De Marokkanen die niet willen deugen moet je vernederen, voor de ogen van hun eigen mensen.” Goebbelsiaanse retoriek waar Baudet nog een puntje aan kan zuigen.
Er is een keiharde racistische oorlog geopend in Nederland. Tegen onschuldige burgers. Alleen omdat ze een ‘buitenlandse’ achternaam hebben. Niet door Baudet. Niet door FVD. Maar door de top van de Belastingdienst. Gesanctioneerd door het kabinet. Misschien zelfs op bevel van premier Mark Rutte – u weet wel, die van „Ga zelf terug naar Turkije. Pleur op”. Maar dat weten we niet zeker, omdat Rutte ook hoogstpersoonlijk zorgt dat Kamerleden de betreffende documenten niet krijgen. Waarmee hij – dat is dus Rutte en niet Baudet – terloops ook nog eens de Nederlandse democratie om zeep helpt.
Voor zover ik weet heeft Baudet niemand vermoord. En al helemaal geen mensen van kleur. Dat Nederland al bijna twintig jaar als een schoothondje de Amerikanen dient in een illegale, imperialistische oorlog tegen Irak, is evenmin Baudets schuld. Hoeveel onschuldige Irakese burgers het kabinet-Rutte heeft vermoord in Hawija weten we niet precies. Want Rutte doet, alweer, zijn stinkende best om zo min mogelijk informatie te geven.
Ik kan zo nog wel doorgaan. Over het zogenaamde vrijhandelsakkoord CETA bijvoorbeeld. Dat multinationals vrij spel gaat geven om zonder juridische belemmeringen hun gang te gaan. Om onder andere de rechten van mensen van kleur te verwoesten in ontwikkelingslanden. CETA is het stokpaardje van D66. Baudet strijdt – net als een coalitie van progressieve grassroots-organisaties uit Afrika, Azië, Latijns-Amerika en Europa – tegen CETA.
Het politieke tij in Nederland is over de hele breedte racistisch, stelde toenmalig Ombudsman Alex Brenninkmeijer in 2013. Baudets uitspraken zijn zo bezien niks nieuws onder de zon. Ze passen perfect binnen die Nederlandse politieke traditie. Alleen zijn ze verpakt in frisse, nieuwe woorden zoals ‘boreaal’. En zijn ze hooguit milde speldenprikken in vergelijking met het keiharde racistische beleid van de politieke elite in Nederland.
Als we uitzoomen, kunnen we de hysterie tegen Baudet niet verklaren vanuit enige feitelijke omstandigheid. Waar dan wel door? Joris Luyendijk verwoordde het treffend: in Nederland hebben we het vooral over of je iets mag zeggen. En zo ja, wie het mag zeggen en op welke manier.
Persoonlijk geniet ik er steeds meer van. Hoe weldenkende mensen als een hondsdolle losgaan op de splinter in de ogen van Baudet, terwijl ze de balk in de eigen ogen al jarenlang laten gedijen. Of dat nog lang vol te houden is, betwijfel ik.
Want het is alsof in dat prachtige sprookje van Hans Christian Andersen de keizer wijst naar een lage edelman die geen kleren aan heeft. Terwijl hij zelf net zo poedelnaakt rondloopt. Baudet fungeert zo als spiegel waarin het Nederlandse establishment vroeg of laat zijn eigen racistische, anti-democratische agenda in de ogen moet kijken.
In die zin eindig ik deze column met een welgemeend, uit het hart gegrepen: hup Thierry!