Bernhard van Oranje vindt dat zijn succes niets met zijn achternaam te maken heeft, maar tot zijn grote frustratie ziet Nederland dat anders. Uit het boek Zakenprins blijkt hoe Bernhard worstelt met zijn dubbelrol als prins en zakenman.
Trots kijkt Bernhard van Oranje naar de strakke lijnen van de sloep die op het droge ligt in de hal van de RAI Amsterdam: het is een exemplaar uit de nieuwste collectie van zijn eigen botenmerk Waterdream, de prinselijke droom op het water die Bernhard die avond in 2016 presenteert. Een aluminium romp, neonlicht onder de waterlijn, een race‐onderstel en een zware buitenboordmotor met genoeg vermogen om een wakeboarder over de hekgolf te trekken. De bootkussens dragen het logo van champagnemerk Moët & Chandon en de speakers zijn zo sterk dat de waterskiër achter de boot de muziek kan horen.
Het is nogal een breuk met de stijl van zijn familie, die meer van de traditionele lemsteraak is. Maar Bernhard, de zoon van prinses Margriet en Pieter van Vollenhoven en neef van koning Willem-Alexander, wil snelheid – een raceauto op het water. Hij bemoeit zich tot op de vierkante centimeter met de kraam die zijn botenmerk huurt op de Masters of LXRY, voorheen de Miljonair Fair, het wonderlijke feestje in de RAI voor de rijken en eenieder die daarbij wil horen. Hij regelt de Porsches die journalisten naar de boten vervoeren en de fotoshoot met zanger Gordon. In deze omgeving voelt Bernhard zich op zijn gemak: hier is hij de gevierde zakenman.
Zo vaak is dat anders. Vanaf 2017 komt Bernhard in een mediastorm terecht, als Het Parool ontdekt dat de prins en drie zakenpartners samen 102 Amsterdamse woningen bezitten. Later blijken het er nog meer te zijn, via een projectontwikkelingsbedrijf waar de prins bij betrokken is. Pijnlijk is bovendien dat Bernhard bij de verhuur van de panden de regels overtreedt. In zijn huizen wonen te veel huurders, die zich niet kunnen registreren. Deze zogenaamde spookhuurders hebben nauwelijks rechten. Het helpt niet dat de prins en zijn zakenpartners aanvankelijk de schouders ophalen over de situatie. Pas als de gemeente een last onder dwangsom oplegt, volgt verbetering.
In korte tijd wordt Bernhard het gezicht van de overspannen woningmarkt. Hij moet toezien hoe cabaretiers en columnisten hem belachelijk maken en hoe hij uitgroeit tot het nationale symbool van het grote graaien.
Bernhard worstelt met de dubbele houding die Nederland heeft ten opzichte van een prins in zaken: veel Nederlanders vinden het uitstekend dat hij zijn eigen geld verdient, maar een prins die zich niet aan de regels houdt wordt zeer kritisch beoordeeld. Dat verbaast en frustreert Bernhard: hij doet toch niets verkeerd en zijn zakelijke succes heeft niets met zijn afkomst te maken, vindt hij. Die houding brengt Bernhard voortdurend in de knel.
De ophef over het vastgoed is niet de eerste affaire waar de prins in terechtkomt. Bernhards eerste bedrijf Ritzen Koeriers, opgericht tijdens zijn studententijd in Groningen, betaalt te weinig belasting, en een schikking kan een strafzaak ternauwernood voorkomen. De jonge Bernhard maakt kennis met een probleem dat hem zijn hele carrière dwarszit: of hij het nu wil of niet, vanwege zijn prinselijke positie ligt zijn gedrag als zakenman onder een vergrootglas. Dat zijn IT-bedrijf Levi9 werk verplaatst naar lagelonenlanden in het Oostblok is volgens sommige critici weinig sjiek, en de Grand Prix die Bernhard naar zijn circuit in Zandvoort haalt is ook al omstreden.
Soms is de controverse serieuzer. Een investering in 2012 in een radiostation draait uit op een faillissement waarin bedrijfsonderdelen worden weggesluisd en waarvoor de curator Bernhards investeringsbedrijf aansprakelijk stelt. Zakelijke avonturen op de Balkan verlopen woelig, mede door de wijdverspreide corruptie in Servië en zakenpartners met bedenkelijke reputaties. Het deert Bernhard niet. Hij beklaagt zich er vooral over dat de buitenwereld hem altijd aan zijn achternaam herinnert. Hij heeft gezien hoe zijn vader Pieter van Vollenhoven als eerste burger aan het hof zijn ambities moest laten varen. Dat nooit, denkt Bernhard. Hij wil, geïnspireerd door zijn grootvader Bernhard sr., zijn eigen leven vormgeven.
Die eigen koers past bij de rol van prinsen in Nederland. Ze wonen niet in paleizen maar midden in de stad en ze gaan elke ochtend naar hun werk. In de Nederlandse democratie is de koninklijke familie enkel nog in naam van invloed op landsbesluiten en voor het besturen van ons land vertrouwen Nederlanders liever op gekozen functionarissen. De koninklijke familie heeft een andere rol. Zij zijn de belichaming van ongrijpbare zaken, zoals gevoelens van nationale trots, vaderlandsliefde en gemeenschapszin. Zij zijn bovendien het gezicht van Nederland naar de wereld. Onmiskenbaar is het koningshuis bedoeld als het symbool dat alle Nederlanders met elkaar bindt.
Nederlanders zijn grotendeels positief over het koningshuis, al is de houding van het gros van de bevolking het best te omschrijven als welwillende onverschilligheid. Op een handvol republikeinen na vinden de meeste Nederlanders het wel prima, die prinsen en prinsessen die eenmaal per jaar, op Koningsdag, het volk toewuiven. Verder kunnen de Oranjes redelijk hun gang gaan, wat zeer uitzonderlijk is. In het Verenigd Koninkrijk kunnen de prinsen onmogelijk ontsnappen aan een leven dat volledig in dienst staat van de kroon. Prins Harry moest een breuk met zijn familie forceren om met zijn vrouw Meghan Markle een eigen leven te leiden. In Nederland staat het de prinsen vrij om hun weg te kiezen. Zolang ze zich gedragen, tenminste.
De onverschilligheid van Nederlanders slaat snel om in verontwaardiging als de Oranjes zich ‘on-Nederlands’ gedragen, door te veel geld uit te geven of morele grenzen te overschrijden. Dan worden ze een stuk strenger beoordeeld dan andere landgenoten.
Dat gebeurt wekenlang als Bernhard eind 2017 in het nieuws komt vanwege zijn vastgoedbezit en het overtreden van de verhuurregels. Een briefschrijver in de Volkskrant beschrijft het ongemak over de positie van Bernhard: ‘De functie van onze koning, koningin, prinsen en prinsesjes is louter ceremonieel en symbolisch. Hun voornaamste taak is het versterken van de nationale identiteit. (…) In Amsterdam verdient prins Bernhard bakken met geld. De woningmarkt is zodanig overspannen dat piepkleine woningen voor grof geld worden verkocht. Onze prins is met meer dan honderd huizen een belangrijke speler. (…) Geen illegale praktijken van de prins, gewoon een kwestie van slim ondernemerschap. Hoewel geen lid van het Koninklijk Huis, zou je van een prins toch meer moraal verwachten.’
In de discussie over de positie van een prins in zaken vecht een aantal Nederlandse waarden om voorrang: calvinisme en gelijkheid botsen met ambitie en zelfredzaamheid. Veel Nederlanders vinden het te prijzen dat Bernhard ondernemerschap toont in plaats van achterover te leunen. Hoe vaak klagen Nederlanders niet over de royale toelagen die het Koninklijk Huis krijgt, ‘van onze belastingcenten’? Dat is bij Bernhard niet het geval. Hij werkt voor zijn geld, toont lef en creativiteit en bezit onmiskenbaar de veelgeprezen Nederlandse handelsgeest. In plaats van zich terug te trekken achter de paleismuur, gaat hij de wijde wereld in, op zoek naar kansen. Dan is het onvermijdelijk dat er weleens iets fout gaat, klinkt het dan. Kritiek op Bernhard krijgt algauw het etiket van verstikkend calvinisme, kleinburgerlijkheid of ordinaire jaloezie.
Maar Bernhard roept hevige gevoelens op onder meer egalitaire Nederlanders. Zij menen dat hij ongegeneerd misbruik maakt van zijn bevoorrechte positie. Hij wordt het symbool van een inhalige elite die onvoldoende dankbaar is voor de kansen die Nederland haar heeft geboden.
In de affaire rond zijn huizen blijkt dat Bernhard weinig oog heeft voor die bijzondere positie als lid van de familie die zo afhankelijk is van de welwillendheid van het Nederlandse volk. Als de prins in 2018 tegen zijn wil het symbool is van het grote graaien op de vastgoedmarkt, raden adviseurs hem af om in een Ferrari door Amsterdam te rijden. Het is imagotechnisch wat verstandiger om even pas op de plaats te maken, leggen zij uit. Bernhard slaat het advies in de wind. Als zijn Ferrari vervolgens wordt bespuugd is hij begrijpelijkerwijs geschokt, maar om hem heen wordt meewarig gereageerd: had hij dat dan niet zien aankomen?
De huizenaffaire wekt de indruk dat de nieuwe generatie Oranjes zich weinig aantrekt van de maatschappelijke verantwoordelijkheid die samenhangt met hun afkomst. Met name prinses Beatrix zou zich daaraan ergeren: een Van Oranje hoort geen regels te overtreden, zeker niet als die zijn opgelegd door volksvertegenwoordigers. >
Voor de legitimiteit van het koningshuis is het cruciaal dat het volk de Oranjes tolereert. Dan helpt het als leden van de koninklijke familie een beetje op de gewone Nederlander lijken. Een fietsende Máxima, dj Armin van Buuren die optreedt tijdens de kroning, de prinsen die in korte broek door het Amsterdamse Vondelpark lopen of in hun studententijd achter de bar staan: het bevestigt het beeld dat de Oranjes midden in de samenleving staan. Maar het is een dunne grens. Té volks, en de prinsen zijn ordinair – denk aan prins Pils. Dan dreigt de magie rond de koninklijke familie te verdwijnen, wat Beatrix altijd scherp in de gaten houdt. Te materialistisch of losgezongen van het alledaagse bestaan, en het volk keert zich af van de prinsen, die dan al snel als uitvreters worden gezien.
Tijdens Bernhards carrière gebeurt er iets wonderlijks: hoewel hij lid is van een van de oudste families van Nederland, groeit de prins uit tot een uithangbord van de nieuwe rijken die het breed laten hangen. Bernhard doet eenvoudigweg wat hij om zich heen ziet bij bevriende geslaagde ondernemers, die niet aarzelen hun zakelijke succes te tonen. Onder zakenmensen hoort Bernhard weinig gezeur over zijn vastgoedbezit of het verplaatsen van banen naar het buitenland. Er is begrip voor zijn zienswijze dat de panden gewoon een belegging zijn: alle ondernemers zijn immers verantwoordelijk voor hun eigen pensioen. Bovendien hebben succesvolle ondernemers zelf ook vaak genoeg met die Nederlandse afgunst te maken: bij elk succes kijken de buren kritisch mee. Bernhard voelt zich thuis in de ondernemersklasse. Hij is daar, zo voelt hij dat, onder gelijkgestemden. Daar treft hij immers mensen die op eigen kracht hun succes bereiken.
Juist dát wil Bernhard ook: de erkenning krijgen voor wat hij op eigen kracht heeft bereikt. Michael J. Sandel, professor aan de Harvard-universiteit, schrijft in zijn boek The Tyranny of Merit over de meritocratie, een samenleving waarin ieders sociaal-economische positie is gebaseerd op zijn verdiensten. In zo’n maatschappij is het volgens Sandel voor ieder individu cruciaal dat hij of zij trots kan zijn op zijn of haar eigen prestatie. Om dat uit te leggen geeft Sandel het voorbeeld van een aristocratische familie: ‘Wie wordt geboren in de hoogste kringen van een aristocratische familie is zich ervan bewust dat zijn privilege te danken is aan geluk, niet aan de eigen daden. Iemand die door inzet en talent naar de top van een meritocratie weet te komen kan daarentegen trots zijn op het feit dat zijn succes is verdiend, niet geërfd. In tegenstelling tot aristocratisch privilege geeft meritocratisch succes een gevoel van voldoening, vanwege het verdienen van de plek in de maatschappij. Het is prettiger om rijk te zijn in een meritocratie dan in een aristocratie.’
Dit idee geeft de frustrerende positie van Bernhard aan. Wat hij ook bereikt dankzij zijn talent en inzet, de buitenwereld zal het vooral zien als een gevolg van zijn afkomst. Dat Bernhard zich daartegen verzet is begrijpelijk, want zijn talent en inzet zijn cruciaal geweest voor zijn succes. Maar hij wil daar zo graag erkenning voor dat hij zijn ogen sluit voor de voorsprong die hij altijd heeft gehad, juist vanwege zijn achternaam. Een oud-zakenpartner ziet hoe Bernhard daarmee worstelt: ‘Bernhard heeft nooit ownership van zijn prestaties. De buitenwereld denkt bij alles wat hij doet dat het vanwege zijn afkomst is. Dat is karaktervormend.’
Wat de frustratie vergroot, is dat Bernhard zelf ook weet dat hij tijdens zijn loopbaan profijt heeft van zijn komaf. Toch beklaagt hij zich tegen mensen om hem heen dat hij vooral veel last heeft van zijn achternaam. Zijn vrienden bevestigen dat idee en praten met Bernhard mee als hij klaagt over journalisten die ‘op prinsenjacht’ zijn. Het is een wonderlijke spagaat: aan de ene kant bespreekt Bernhard met zijn naaste zakenpartners openlijk de voordelen van zijn achternaam, maar zelf lijkt hij oprecht te geloven dat hij vooral last heeft van zijn afkomst. Dat hij als prins een netwerk heeft waar andere ondernemers slechts van kunnen dromen, lijkt hij als vanzelfsprekend te beschouwen. Bernhard voelt wel de nieuwsgierige blikken als hij een bestuurskamer binnenkomt, maar lijkt te vergeten waarom hij überhaupt in die bestuurskamer is uitgenodigd.
De symbolische rol van een prins kan razendsnel omslaan. ‘Ik ben de mascotte in die woningmarktdiscussie geworden’, moet Bernhard in 2019 constateren. Zolang de ongelijkheid op de woningmarkt voortduurt, blijft hij daar het gezicht van en er is weinig voor nodig om de discussie weer te laten ontbranden. In de campagne voor de Tweede-Kamerverkiezingen laat de PVDA dit jaar een proefballonnetje op: een belasting voor vastgoed-beleggers, gedoopt tot ‘Prins Bernhard-belasting’. De naam doet zijn werk, ook doordat een compagnon van Bernhard woedend reageert. Het predicaat ‘pandjesprins’ raakt Bernhard niet meer kwijt.
Bernhard maakt het zichzelf in de zelfgekozen rol van prins in zaken niet makkelijk, want als hij in de knel komt is dat vaak vanwege zijn eigen keuzes. Hij mist kennelijk verstandige adviseurs om zich heen die hem voor misstappen behoeden – of hij luistert niet. Bernhard ergert zich zozeer aan het feit dat hij voortdurend aan zijn afkomst wordt herinnerd, dat hij niet ziet wanneer de kritiek hout snijdt en hij in een morele gevarenzone terechtkomt.
Waarom zouden voor Bernhard strengere ethische regels gelden dan voor ieder ander? Hij krijgt geen staatstoelage en is uit de lijn voor de troonopvolging. Daartegenover staat dat Bernhard tijdens zijn carrière willens en wetens profiteert van de symbolische waarde van zijn familie. Wie zich voorstaat op zijn afkomst om zakelijk voordelen te behalen, moet ook niet klagen als die afkomst extra verwachtingen meebrengt.
Is er een alternatief voor een prins die zijn eigen leven als ondernemer wenst vorm te geven? Het lot van zijn vader, die decennialang op zijn handen moest zitten, is niet meer van deze tijd. Bernhards broers kozen een minder opvallende carrière en zijn neef Constantijn, wél in lijn voor de troonopvolging, zet zich in als ambassadeur voor Nederlandse start-ups. Zonder risico op schandalen.
Het besef dat de Oranjes een voorbeeldfunctie hebben, komt vooral van de generatie van Beatrix, Margriet en Pieter van Vollenhoven, die tijdens de Lockheed-affaire rond Bernhard sr. hebben gezien hoe kwetsbaar de basis van de monarchie is. Dat trauma in de familiegeschiedenis drukt minder zwaar op de volgende generatie. Bernhard hoeft niet te vrezen dat Willem-Alexander hem al te streng toespreekt over moreel leiderschap, want ook het ethisch kompas van de koning hapert weleens. Na een onhandige investering in Mozambique, het wegwuiven van de gewelddadigheden van de Argentijnse junta en het beruchte biertje met president Poetin op de Olympische Spelen van Sotsji, moet Willem-Alexander in de herfst van 2020 door het stof als hij voor een vakantie naar Griekenland vertrekt, terwijl Nederlanders vanwege de coronacrisis strenge restricties in acht moeten nemen. Kennelijk voelt hij onvoldoende aan dat juist zijn symbolische rol de kern is van zijn koningschap.
Ondanks alle nadelen kiest Bernhard voor zijn opmerkelijke dubbelrol. Het voorstel om zijn prinsentitel op te geven, dat op het dieptepunt van de ophef over zijn vastgoed ter tafel komt, verwerpt hij onmiddellijk. Te midden van grote onrust houdt Bernhard vast aan zijn keuze voor de precaire positie van prins in zaken.
Via:https://www.groene.nl/artikel/nationaal-symbool-van-het-grote-graaien