Bevrijdingsdag De 50 meest spraakmakende redevoeringen uit de vaderlandse geschiedenis zijn gebundeld in het boek Nederlandse Toespraken. Een voorpublicatie: de radiotoespraak die prins Bernhard op 7 mei 1945 hield na de capitulatie van de Duitsers.
In de nacht van 9 op 10 mei 1940 begint de opmars van het Duitse leger in Nederland. Bij de Grebbeberg op de lijn Arnhem, Westervoort, Doesburg, Zutphen en Deventer valt het tiende korps met twee infanteriedivisies en twee SS-regimenten ons land binnen. De koninklijke familie wordt in veiligheid gebracht. In eerste instantie wil koningin Wilhelmina niet vertrekken. Generaal Winkelman geeft echter aan dat het ‘wenselijk is dat Hare Majesteit weggaat’. De koppige vorstin is moeilijk te overtuigen, maar pakt uiteindelijk toch haar koffers. Prinses Juliana en prins Bernhard zijn met hun twee dochtertjes al eerder vertrokken. Het is het begin van vijf jaar ballingschap van de koninklijke familie in het buitenland.
Prins Bernhard beleeft als bevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten te Londen een bijzonder hoofdstuk van zijn leven. Koningin Wilhelmina beschrijft in haar autobiografie Eenzaam Maar Niet Alleen de vijf jaar durende episode in Londen. Haar haastige vertrek uit Nederland noemt ze ‘niet bepaald heroïsch’. De vorstin herinnert zich de gebeurtenis nog goed: ‘Inderhaast pakte ik een handkoffertje en verliet die ochtend Den Haag per auto om 09.30 uur, voorafgegaan door een auto met politietroepen.’ De vorstin onthult in haar autobiografie ook een ontsnappingsplan van haar schoonzoon, prins Bernhard. Hij stelt voor om Juliana en de kinderen mee te laten varen met Engelse oorlogsschepen naar Groot-Brittannië. Zelf blijft hij in Nederland om mee te vechten tegen de Duitse vijand. Met moeite weet de koningin haar schoonzoon ervan te overtuigen mee te gaan met zijn gezin. Uiteindelijk komt het koninklijk gezin op maandag 13 mei 1940 veilig in Engeland aan.
Nadat de Duitse troepen Het Kanaal bereiken op 23 mei 1940 ontstaat echter de vrees dat ze de oversteek gaan maken naar Engeland. Zodoende neemt koningin Wilhelmina het besluit om haar dochter en de prinsessen Beatrix en Irene te laten vertrekken naar het Canadese Ottawa. De vorstin zelf vertrekt vanuit Hoek van Holland met een Brits torpedoschip naar Londen. Haar verhaal is dat ze de kapitein van het schip in eerste instantie de opdracht gaf om naar Zeeland te varen, waar ze zich wou aansluiten bij het verzet. De kapitein gaf echter aan dat hij geen contact op mocht nemen met de commandant in Zeeland. Zodoende vertrok koningin Wilhelmina met het oorlogsschip naar Engeland.
Historicus Gerald Aalders vindt het een onlogisch verhaal. In zijn boek Wilhelmina: Mythe, Fictie en Werkelijkheid uit hij stevige kritiek op de vorstin. Is het niet heel toevallig dat er een oorlogsschip klaar lag om Wilhelmina naar Engeland te brengen? Aalders noemt haar vertrek onnodig, onconstitutioneel en defaitistisch. Sterker nog, sommige Nederlanders zetten na het nieuws over haar vertrek het portret van de vorstin bij het grofvuil.
Eenmaal in Londen voert koningin Wilhelmina haar werkzaamheden in ballingschap uit. Ze benoemt prins Bernhard tot haar Adjudant in Buitengewone Dienst. Hij heeft het vertrouwen van zijn schoonmoeder, maar de Britse legerleiding twijfelt vanwege zijn Duitse afkomst. Door zijn energieke en daadkrachtige optreden weet de prins echter al snel het vertrouwen van de Britten te winnen. De Britse koning George VI benoemt hem in november 1940 zelfs tot ‘liaison-officer’. Dit betekent dat prins Bernhard heen en weer pendelt tussen het hoofdkwartier van de Britse koning en de Nederlandse strijdkrachten. Ook maakt hij in deze functie kennis met de verschillende facetten van het Nederlandse leger.
Bernhard krijgt in Londen alle ruimte voor zijn grote passie: vliegen. In 1941 volgt hij een opleiding tot piloot bij de Royal Air Force (RAF) waar de prins de rang van ‘Honorary Air Commodore’ krijgt. Bernhard is in deze periode regelmatig te vinden in het gezelschap van Nederlandse oorlogsvliegers, waaronder ‘Soldaat van Oranje’ Erik Hazelhoff Roelfzema. Tevens is Bernhard een van de drijvende krachten achter de oprichting van het No. 322 Dutch Squadron in juni 1943. Dit is het eerste squadron van de RAF dat geheel uit Nederlandse militairen bestaat.
Over de gedragingen van prins Bernhard tijdens de oorlogsperiode zijn de meningen verdeeld. Koningin Wilhelmina is in haar autobiografie vol lof over haar schoonzoon en beschrijft hem als een held vol idealen. Schrijfster en historica Annejet van der Zijl relativeert de rol van de prins-gemaal in oorlogstijd in haar boek Prins Bernhard: Een Verborgen Geschiedenis. Zijn optreden in Londen vertoont volgens haar een hoop bravoure. Het is het typische belhamelgedrag dat Bernhard eerder ook liet zien tijdens zijn studententijd in Berlijn. Gevaar en plezier gaan hand in hand voor de Duitse aristocraat. ‘Bernhard is de enige die van de oorlog genoten heeft,’ is een bekende opmerking van koning George VI .
In 1943 krijgt de Adjudant in Buitengewone Dienst van koningin Wilhelmina een mooie promotie. Wilhelmina laat aan de regering weten dat ze Bernhard tot opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten wil benoemen. Het kabinet en de geallieerde legerleiding zijn het echter niet eens met het voorstel. Historicus Loe de Jong beschrijft in zijn veelomvattende werk Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog de twijfels van de Amerikaanse generaal Eisenhower. Hij geeft aan liever niet te hebben dat de prins ‘functioneel wordt ingeschakeld’. Wel wordt in juni 1943 het Bureau Militair Gezag opgericht met majoor van de Generale Staf J.H Kruls aan het hoofd. Hij krijgt de taak om een gezagsapparaat voor Nederland na de bevrijding op te bouwen. Of zoals de officiële taakomschrijving luidt: ‘Het verrichten van de voorbereidende arbeid met betrekking tot de uitoefening van het militair gezag in Nederland.’
Mede vanwege de tegenstand van de geallieerden duurt het uiteindelijk nog twee jaar voordat Bernhard bij Koninklijk Besluit de functie van bevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten toegewezen krijgt. Het is dan 5 september 1944. De Nederlandse strijdkrachten bestaan uit twee delen. Ten eerste is er de Prinses Irene Brigade, bestaande uit voormalige Nederlandse soldaten die Engeland hebben weten te bereiken. Enige tijd later sluiten ook de Engelandvaarders zich aan bij de Brigade. Daarnaast is er het Regiment Stoottroepen, dat in feite een mengeling is van de Ordedienst, de Raad van Verzet en de Landelijke Knokploegen. Het gewapend verzet heeft onder andere de taak om de rust in Nederland na de bevrijding te herstellen. Er worden speciale Bewakingsgroepen ingesteld om voor orde te zorgen. De Binnenlandse Strijdkrachten worden in september 1945 opgeheven.
De Tweede Wereldoorlog lijkt eindeloos lang te duren. In 1943 gloort er echter licht aan de horizon. Het strijdtoneel verplaatst zich van Noord-Afrika via Sicilië richting het Europese vasteland. Op 6 juni 1944 begint de bevrijding van West-Europa door de geallieerden. Op D-Day brengt een indrukwekkende vloot van duizenden schepen een invasiemacht naar de overkant van het kanaal. De troepen landen op de Franse kust in Normandië en beginnen vervolgens aan hun opmars in West-Europa. Maastricht is op 14 september 1944 de eerste bevrijde Nederlandse stad. Ondertussen is het Bureau Militair Gezag bezig met het uitwerken van plannen voor de bevrijde gebieden in Nederland. Het houdt zich onder andere bezig met ordehandhaving.
Het hoofdkwartier in Londen is via Brussel en Breda in april 1945 naar Den Haag verhuisd. Het contact tussen het Bureau Militair Gezag, de Binnenlandse Strijdkrachten en het ministeriële apparaat in Londen verloopt uiterst moeizaam. Sinds het najaar van 1944 zijn er ongeveer 120.000 Nederlandse soldaten in Zuid-Nederland gestationeerd. Londen is echter niet te spreken over het optreden van de Binnenlandse Strijdkrachten. De soldaten lopen met wapens buiten terwijl dit niet is toegestaan. Ook gedragen ze zich soms roekeloos en intimiderend. Ze knippen bijvoorbeeld ‘moffenhoeren’, vrouwen die een relatie hebben gehad met een nazi, kaal. De geallieerden zijn bang voor onlusten en wraakacties.
Die angst blijkt niet ongegrond. Op 7 mei 1945 schieten Duitse militairen vanaf het balkon van de Groote Club, op de hoek van de Kalverstraat, plotseling op een grote groep mensen die de bevrijding loopt te vieren. Er zijn ruim honderd gewonden en er vallen dertig doden te betreuren. De precieze oorzaak voor de schietpartij is nooit opgehelderd. Sommige historici menen dat de schietpartij op de Dam op 7 mei 1945 het gevolg is geweest van het optreden van de Binnenlandse Strijdkrachten. Ze zijn indirect schuldig aan de tragische gebeurtenis omdat na de wapenstilstand werd bepaald dat Duitse soldaten alleen door de Canadezen mochten worden ontwapend. Een aantal leden van de Binnenlandse Strijdkrachten besloot zich hier niet aan te houden. Een theorie voor de wraakactie van de Duitsers is dat ze woedend waren over de manier waarop de Binnenlandse Strijdkrachten de moffenhoeren behandelden. ‘Terwijl de Dam volstroomde met feestgangers om de komst van de Canadezen te vieren, begonnen met stengun gewapende Binnenlandse Strijdkrachten Duitse soldaten te provoceren en hardhandig aan te houden en te ontwapenen,’ zo beschrijft Tweede Wereldoorlog-onderzoeker Gerard de Boer de gespannen situatie op de Dam in mei 1945.
Minister-president Pieter Sjoerds Gerbrandy is zeer ontevreden over het functioneren van de Binnenlandse Strijdkrachten. Hij schrijft in een brief aan koningin Wilhelmina over de bijnamen die inmiddels aan de Binnenlandse Strijdkrachten onder leiding van Prins Bernhard zijn gegeven, zoals ‘de Witte Terreur’ en de ‘Oranje Dieven’. De premier onderstreept de woorden met de kleur oranje om de band met het Koninklijk Huis te benadrukken. Koningin Wilhelmina ontsteekt na het lezen van de brief in woede. Op 5 mei 1945 is prins Bernhard aanwezig bij de capitulatiebespreking tussen de geallieerden en Duitse troepen in Wageningen. De echte capitulatie heeft trouwens al een dag eerder plaatsgevonden op de Lüneburger Heide. In de akte van 5 mei 1945 in Hotel de Wereld staan alle regels waaraan de Duitsers en de geallieerde troepen zich in Nederland moeten houden.
Op 7 mei 1945 houdt de prins-gemaal en bevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten een radiotoespraak naar aanleiding van de Duitse capitulatie. Hij roept het Nederlandse volk op om zich verantwoordelijk te gedragen en geen domme dingen te doen. Het ‘vastberaden optreden’ van prins Bernhard in Wageningen is volgens schrijfster Annejet van der Zijl echter een hardnekkige oorlogsmythe: ‘En zo eindigde Bernhards oorlog geheel in lijn met de voorgaande jaren – met een capitulatie die, net als de meeste andere oorlogsverrichtingen die hem werden toegeschreven, uiteindelijk meer schijn dan werkelijkheid was.’
Radiotoespraak Prins Bernhard na de capitulatie van de Duitsers (7 mei 1945):
‘Landgenooten! Het uur van uw bevrijding is aangebroken. De vijand heeft de wapens neergelegd. Uw lijden tijdens de bezetting heeft ontsteltenis teweeggebracht in de geheele beschaafde wereld, maar niet alleen ontsteltenis: uw kracht en doorzettingsvermogen, uw vaderlandsliefde en trouw aan Uw beginselen, hebben overal bewondering gewekt en hebben ons land en volk onuitwisbare achting geschonken. Bedenkt echter, dat vrijheid niet zonder verantwoordelijkheid verworven kan worden. Laat u op dit verwarrend oogenblik niet door zelfoverschatting tot onbezonnen daden verleiden. Laat daarentegen de Nederlandsche nuchterheid zwaarder wegen dan opwellingen van het ogenblik. Dit geldt in bijzondere mate voor de Binnenlandsche Strijdkrachten. Zij hebben thans in samenwerking met de geallieerde troepen een zeer zware taak te vervullen ten opzichte van de gecapituleerde Duitschers en de politiek onbetrouwbare elementen.
Ik begrijp volkomen, dat velen uwer, thans het verlangen kennen, zich zoo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen van de toestand van hun familie en van hun woning. Het is echter uitdrukkelijk bevel van den geallieerden opperbevelhebber, dat niemand, ook niet een geëvacueerde, de gemeente verlaat, waar hij thans verblijft. Ik doe een dringend beroep op u en verwacht, dat u dit bevel strikt in acht zult nemen, zoowel in uw eigen belang als in het belang van de orde en rust. Zoodra de Duitschers ontwapend worden, zullen nadere maatregelen getroffen worden door het geallieerde opperbevel.
Ons land wacht een lange en zware doch dankbare taak. Ons land zal weer moeten worden opgebouwd en niet in de laatste plaats zal onze volle arbeidskracht moeten worden gericht op de bevrijding van Oost-Indië.
Landgenooten, op dit oogenblik is de belangstelling van de wereld op u gericht. Beseft uw verantwoordelijkheid! Leve de Koningin, leve het Vaderland!’