Tijdens het terugkijken van de laatste uitzending van Medialogica betrapte ik mezelf erop dat ik na een paar fragmenten zuchtte van opluchting als Marcel Gelauff (NOS) of Bert Huisjes (WNL) het woord nam. Ze waren oases van redelijkheid in een wereld van kronkelredeneringen, en deze observatie komt van iemand die niet bekend staat als fan van de NPO.
Het onderwerp van deze uitzending was de omgang van de media met het ‘rechts populistische’ geluid.
Wallonië
Wist u dat in Wallonië al veertig jaar alle journalisten – ook van commerciële media – een verklaring ondertekenen waarin zij beloven een cordon sanitaire tegen ‘ondemocratische geluiden’ te handhaven? Het cordon sanitaire médiatique werd door Franstalige journalisten opgezet als reactie op de opkomst van het Vlaams Belang in de jaren negentig.(…) Door deze zelf opgelegde maatregelen mag de Waalse publieke omroep geen toegang verlenen aan vertegenwoordigers van partijen met racistische of xenofobe opvattingen. De redacties van commerciële zenders en kranten houden zich hier ook aan – ook buiten verkiezingscampagnes.
Bovenstaand citaat komt uit een stuk van Léonie de Jonge, een universitair docente aan de Rijksuniversiteit Groningen. Dit stuk over rechtspopulisme en de media lijkt het draaiboek voor de aflevering van Medialogica, en het is duidelijk dat deze wetenschapster Wallonië als lichtend voorbeeld ziet. Een Waalse journalist – Christophe Deborsu – mag uitgebreid reclame maken voor dit cordon sanitaire. In zijn eigen woorden: ‘Hiermee houden we controle.’ Waarmee Deborsu bedoelt dat Waalse partijen die het etiket ‘extreemrechts’ kregen zo doeltreffend geboycot werden dat geen van hen het overleefde.
Volgens Deborsu gaat het om partijen die ‘aanzetten tot racisme, discriminatie op godsdienst, sociale klasse of geslacht, revisionisme en goedpraten van oorlog en misdaden tegen de menselijkheid.’ Dat klinkt allemaal heel ernstig, maar de grote vraag is natuurlijk: wie bepaalt of partijen zich hieraan schuldig maken? Wie beoordeelt op welke gronden partijen uitgesloten moeten worden van het publieke debat? Het antwoord is verontrustend: de (ongekozen) media.
En dan komt een kronkelredenering: ‘Die partij die dan wordt beschouwd als zijnde een partij die uitsluiting hanteert – een extreemrechtse partij – gaat dus voorzien worden van een omheining (cordon sanitaire, MvC). Democratie moet zich kunnen verdedigen tegen mensen die de democratische regels niet geheel respecteren. Democratie is het tegenovergestelde van uitsluiting en dus moeten we die mensen op een andere manier behandelen dan de rest.’
Kortom: we willen niet dat iemand uitgesloten wordt, dus sluiten we mensen uit om dat te voorkomen.
Schuiven met definities
Er komt nog een Belg aan het woord, ene Ike Picone, universitair docent journalistiek & media aan de Vrije Universiteit Brussel. Volgens Picone moet de journalistiek zich actief verweren tegen antidemocratische sentimenten. Daarbij loopt hij wel aan tegen een lastig standpunt van deze ‘antidemocratische’ politici: ‘Ik ben democratisch verkozen, dus je moet mij aan het woord laten.’
Daar valt iets voor te zeggen, zou je denken, maar Picone heeft een tegenargument. Volgens hem heeft de democratie twee bestanddelen: een bestuurssysteem waarin (foute) mensen democratisch gekozen kunnen worden, en een waardensysteem, een systeem van waarden – mensenrechten, liberale waarden – waarbij ‘wij’ overeenkomen: u bent verkozen, maar u respecteert die waarden niet. Wie zich niet aan die waarden houdt, mag uitgesloten worden door de media.
Dit is een spelletje van schuiven met definities. Eerst wordt de democratie opgesplitst om aan een onderdeel een definitie te kunnen geven die goed uitkomt, vervolgens worden mensenrechten gelijk gesteld aan ‘liberale waarden’. Het wordt dan wel de vraag wat Picone hier nu eigenlijk wil beschermen: de democratie of zijn eigen ideeën? En de ‘wij’ uit zijn verhaal hebben nog nooit van trias politica gehoord. Ze zijn wetgevende macht (zij stellen de norm) rechtsprekende macht (zij bepalen of iemand aan de norm voldoet) en uitvoerende macht (zij censureren).
Zoals Bert Huisjes, hoofdredacteur van omroep WNL, zeer terecht opmerkt: ‘Dan zou een groep in Nederland – die dan de journalistiek heet, wat natuurlijk ook geen representatieve groep is voor de rest van Nederland – die zou dan gaan vaststellen wat er besproken zou mogen worden in de media. Ik vind dat een heel eng idee. Dat is het einde van onze democratie.’
Na Fortuyn
De vrijheidsliefde van Nederlandse journalisten wordt door de wetenschappers in deze uitzending niet erg gewaardeerd. De Jonge verklaart de – in haar ogen – eenzijdige benadering van journalisten uit de schok die de moord op Fortuyn teweeg bracht. Volgens haar waren de media zo geschrokken van alle geluiden die ze blijkbaar gemist hadden dat ze aan overcompensatie gingen doen. ‘Dat we echt massaal alleen nog maar de boze burger aan het woord hebben laten komen, zodat er een gevoel ontstaat dat er eigenlijk alleen nog maar boze burgers zijn.’
Daarmee voorziet ze meteen degenen die Fortuyn steunden van het etiketje ‘boze burger’.
Een journaliste die het volkomen eens is met deze wetenschappers, komt in deze uitzending uitgebreid aan het woord. Wouke van Scherrenburg – bekend van haar botsing met Fortuyn – moest na de moord ook ‘gewone Nederlanders’ gaan interviewen. Haar beschrijving daarvan (26.43-27.45) is veelzeggend. ‘Ook wij moesten dat ineens, voor Den Haag Vandaag: met voxpop de straat op en mensen naar hun mening gaan vragen. Ah, op een gegeven moment ook, ik zei, ik ga dat niet meer doen. Ik vind het echt zo verschrikkelijk. Dan maar elitair, maar ik ga dat echt niet meer doen.’
Vergelijk dat met de reactie van Marcel Gelauff: ‘Ik denk zeker dat dat een periode is die confronterend was voor de journalistiek, maar die de journalistiek wel beter heeft gemaakt.’
Daar sluit Bert Huisjes zich bij aan: ‘Als we kijken naar hoe een deel van de pers omging met de opkomst van Pim Fortuyn dan denk ik dat wij in Nederland in de journalistiek nu echt vele malen beter omgaan met alle geluiden in onze samenleving.’
Radicaalrechts gedachtengoed
Maar zo denkt De Jonge er niet over. Volgens haar is er ‘buitenproportioneel veel aandacht’ voor ‘deze geluiden’ en leidt dat tot ‘normalisering van radicaalrechts gedachtengoed.’ De gevolgen daarvan zijn volgens deze wetenschapster zeer ernstig: ‘De consequentie daarvan die zien we nu dus. Dat journalisten bedreigd worden, aangegrepen worden, maar ook, niet alleen journalisten, maar ook wetenschappers, collega’s van ons die nu bedreigd worden en geïntimideerd worden (vermoedelijk bedoelt ze met dit laatste de stickeractie van Vizier op Links, MvC). Dat is de consequentie van de normalisering van dat radicaalrechtse gedachtengoed.’
Het is al vrij dubieus om alle aanvallen op journalisten en wetenschappers te wijten aan ‘radicaalrechts’, maar los daarvan: wat is dan dat ‘radicaalrechtse’ gedachtengoed?? Dit zijn wetenschappers, dus je zou ergens een sluitende definitie verwachten, maar het lijkt meer alsof dit zogenaamde gedachtengoed een soort grabbelton is waar ze alles in gooien wat hen niet aanstaat.
Het ene moment gaat het over zware termen als ‘aanzetten tot racisme, discriminatie, goedpraten van misdaden tegen de menselijkheid,’ het andere moment gaat het over omstreden uitspraken over bijvoorbeeld corona. Zo wordt aan het begin van de uitzending Baudet in beeld gebracht die over de coronamaatregelen zei: ‘Handen schudden heeft geen enkel effect op overdracht, eigenlijk kun je het helemaal niet overdragen als je asymptomatisch bent.’
Omstreden? Ja. Maar wat is hier ‘rechtsradicaal’ aan?
Direct na het fragment van Baudet komt deze uitspraak van Michael Hameleers, universitair docent politieke communicatie aan de Universiteit van Amsterdam: ‘Ik denk dat het grote probleem is dat desinformatie mag. Misinformatie verspreiden is totaal niet in strijd met hoe onze wetten op dit moment zijn opgesteld.’
Is Hameleers de autoriteit die mag bepalen wanneer iets desinformatie is? En moeten onze wetten herschreven worden om alleen nog maar informatie te mogen verspreiden die is goedgekeurd door mensen als Hameleers?
Later in de uitzending (29.15-29.50) fulmineert Van Scherrenburg: ‘Wat je nu ziet bij Baudet die gewoon FEITEN aan het ontkennen is, LEUGENS verspreidt, op zo’n volksmennerige manier, op zo’n Trumpiaanse manier… want aan zo’n talkshowtafel krijgt iemand als Baudet dan toch de ruimte om echt de grootste flauwekul te verkondigen.’ Haar woede is voelbaar, maar waar heeft ze het eigenlijk over? Gaat dit nog steeds over ‘radicaalrechts’ gedachtengoed? Waar blijft de definitie? Als we liegende politici de toegang tot de talkshowtafels gaan ontzeggen, zou de premier zelf als eerste geweerd moeten worden.
De zelfdenkende burger
Wat vooral in deze uitzending naar voren komt is het gebrek aan vertrouwen van elitaire wetenschappers en journalisten in het zelfdenkend vermogen van nieuwsconsumenten. Het nieuws moet gefilterd worden, het moet geduid worden, het moet gedoseerd worden, of zelfs verborgen worden. Anders gaan al die domme burgers als schapen achter de rattenvangers van rechts aan.
Bert Huisjes legt geduldig uit: ‘Wij leven in een landschap, in een democratie waar wij vinden dat, al heb je een andere maatschappijvisie, dat je die moet mogen verkondigen. Dat heet namelijk vrijheid van meningsuiting.’
Direct hierop volgt een woedende reactie van Wouke van Scherrenburg: ‘Wat is dit voor een… voor een voor mij onbegrijpelijke schijterigheid?! Het heeft niks te maken met ‘ik haat Baudet’, of ‘ik haat Wilders’ of ‘ik haat Eerdmans’. Het heeft ermee te maken dat je gewoon als journalist kritisch moet blijven. Dat is alles! Dat is alles. Waarom kun je niet kritisch zeggen: ‘Meneer Baudet, uw appjes waren zo ontzettend fascistisch. Kunt u zich voorstellen dat heel veel mensen denken: daar komt een horde bruinhemden aan?’ Dat is toch een normale vraag?’
Het is maar wat je een normale vraag noemt, maar misschien is dit wat Van Scherrenburg onder duiding verstaat. Alvast inkleuring, zodat de kijker niet per ongeluk Baudet serieus gaat nemen…
Gelauff heeft meer vertrouwen in de burger: ‘In mijn taakopvatting als publieke nieuwsorganisatie die nieuws maakt voor iedereen, vind ik het fundamenteel dat wij schetsen wat er in de wereld gebeurt, dat wij daar verschillende perspectieven van laten zien. Maar het is aan jou als onze kijker om daar wat van te vinden.’
Van Scherrenburg: ‘Ik vind het te makkelijk om te zeggen: ‘Daar moet de kijker maar over oordelen.’ Dat klinkt alsof je doodsbang bent dat je bepaalde mensen tegen de haren in strijkt.’
Een gevaar voor de democratie
Deze censuurgrage wetenschappers en journalisten schijnen niet te beseffen dat zijzelf een veel groter gevaar voor de democratie vormen dan de politici waar zij voor waarschuwen. Ze waarschuwen voor uitsluiting van groepen, en sluiten dus maar vast groepen uit. Ze waarschuwen tegen desinformatie, maar geven zelf desinformatie door met allerlei definities te schuiven. Ze waarschuwen voor buitenproportionele aandacht voor ‘deze geluiden’ en bieden als oplossing eenzijdige aandacht voor de ‘juiste’ geluiden.
Ik kan niet anders concluderen dan dat deze mensen antidemocraten zijn die het liefst maar één mening horen, die van henzelf. Ze willen politieke partijen saboteren, zonder te letten op het grondrecht van vereniging; ze willen censuur toepassen zonder te letten op het grondrecht van vrijheid van meningsuiting.
Hun verhaal kan kort worden samengevat als: we moeten onze democratie beschermen door hem af te schaffen. Want hoe democratisch is een maatschappij waarin een ongekozen klasse bepaalt welke geluiden gehoord mogen worden?
Na dit alles is deze uitspraak van Ike Picone de wereld op z’n kop: ‘De journalistiek zal het eerste slachtoffer zijn van antidemocratische krachten; dat is nu al gebeurd. Je wordt zelf onderuit gehaald, je wordt beschuldigd van links te zijn, van een verrader te zijn van het volk.’
Hij beseft blijkbaar niet dat deze beschuldigingen ergens vandaan komen. Ergens is dit wel hilarisch, zeker als je bedenkt dat De Jonge eerder nog als standdaardtruc van radicaalrechts noemde: in de slachtofferrol kruipen…
Het is schokkend dat deze wetenschappers niet in staat lijken te zijn om hun eigen vooringenomenheid op te merken. Ze zien alleen de leugens en mediamanipulatie van ‘foute’ politici. Ze negeren elk onderscheid tussen extreemrechts, radicaalrechts, populistisch rechts, of simpelweg zaken waar ze het niet mee eens zijn.
Ooit bedacht Cas Mudde de term ‘radicaalrechts’ voor politici die in zijn ogen extreemrechts waren, maar dit etiket niet konden krijgen omdat ze de democratie respecteerden. In deze uitzending zien we hoe makkelijk politicologen de termen door elkaar gebruiken. Deze begripsverwarring lijkt vooral een handige truc om zoveel mogelijk politici ‘gevaarlijk’ te kunnen noemen.
Angst is een slechte raadgever, zeker als dit leidt tot antidemocratische maatregelen als censuur. En ook hierin zien we dat de zaken omgedraaid worden. Want de verwijten van Wouke van Scherrenburg aan Gelauff en Huisjes over hun ‘schijterigheid’ zijn volstrekt misplaatst. Er is heel wat meer moed voor nodig om het debat aan te durven, dan om anderen maar vast te censureren.
Dus, al is er genoeg aan te merken op de NPO, dit keer ben ik blij dat Marcel Gelauff en Bert Huisjes opkomen voor de vrijheid van meningsuiting. Laten we hopen dat ze weerstand blijven bieden aan de druk van activistische wetenschappers die hen zo graag meer macht willen geven.
Het voorgestelde middel is weer eens erger dan de kwaal.