De tegenmacht die de Tweede Kamer moet worden is uitgegroeid tot hét gespreksonderwerp op het binnenhof. Bepaald geen overbodig debat, blijkt: het kabinet-Rutte III was, op minister Kaag na, duidelijk niet gediend van kritische Kamerleden.
Dat CDA-Kamerlid Pieter Omtzigt zijn naam terug zou vinden in de notulen, was geen verrassing. De signalen dat er over hem was geklaagd, hadden hem al in 2019 bereikt. Uit eerste hand, blijkt nogmaals uit de notulen: liefst twee CDA-bewindslieden (vicepremier Hoekstra en minister De Jonge) spanden zich op verzoek van de ministerraad in om Omtzigt te ‘sensibiliseren’: kon hij zijn toon niet wat matigen jegens D66-staatssecretaris Snel van Financiën? ‘Met overigens beperkt succes’, voegen de notulen eraan toe.
Minder bekend was dat in die dagen ook de naam van VVD-Kamerlid Helma Lodders over de tong ging in de Trêveszaal: ook zij stelde zich kritisch op jegens Snel. En ook dat werd niet gewaardeerd. Het was D66-minister Koolmees die zijn ergernis ventileerde. Premier Rutte zelf ging eropaf om zijn partijgenoot tot de orde te roepen. ‘De minister-president laat weten in de richting van mevrouw Lodders reeds het belang van eenheid binnen de coalitie te hebben benadrukt.’
Er werd instemmend op gereageerd door Ruttes gezelschap in de ministerraad. Want ze waren er allemaal wel klaar mee.
‘Minister Slob (ChristenUnie) vraagt zich af of met het debat een einde zal komen aan de voortdurende vragen van de Tweede Kamer over dit onderwerp.’
‘Minister Schouten (ChristenUnie) merkt op dat de coalitiefracties regelmatig in vertrouwen worden ingelicht. Bij deze reactie rijst de vraag wat nog vertrouwelijk kan worden gedeeld.’
‘Minister Van Nieuwenhuizen (VVD) vindt het in geen geval acceptabel te noemen dat coalitiefracties een scherper standpunt innemen dan oppositiefracties.’
Minister Grapperhaus vroeg zich af of Snel er mee zou wegkomen om de Kamer niet volledig te informeren.
Minister Ollongen vond dat het ‘behulpzaam zou zijn als enkele leden van de Tweede Kamer zich terughoudender zouden opstellen’.
En zo ging het maar door. Met één uitzondering, voor minister Kaag van Buitenlandse Handel, thans D66-leider: ‘Minister Kaag laat weten minder moeite te hebben met het verschijnsel dat leden van de coalitiefracties in de Tweede Kamer zich openlijk tegen het kabinet afzetten. Het is immers in een democratie een gezond teken dat er fel wordt gedebatteerd, ook door leden van de coalitiefracties.’
Ostentatief geklaag
Dat geeft Kaag een groot voordeel, komende donderdag, als het kabinet zich in de Tweede Kamer moet verantwoorden voor de gang van zaken. Premier Rutte zal er in dat debat bovendien op wijzen dat uit de notulen niet blijkt dat het kabinet er in 2019 moedwillig op uit was om de Kamer verkeerd te informeren. Er werden documenten niet verstrekt, maar dat was om individuele ambtenaren bij de betrokken departementen niet in de problemen te brengen, zo werd uitgebreid toegelicht in de ministerraad. En dat is precies het argument dat staatssecretaris Snel in de debatten destijds ook al gebruikte. Misschien is dat geen gewenst gedrag in de ogen van de Kamer, maar het was geen geheim gedrag.
Ingewikkelder wordt het donderdag als de Kamer wil weten waarom er steeds zo ostentatief over de Kamer werd geklaagd in het kabinet, door ministers van alle coalitiepartijen. Nu het Binnenhof geheel in de ban is van de ‘nieuwe bestuurscultuur’, waarin weer ruimte moet komen voor de regeringsfracties om het eigen kabinet kritisch te volgen, tonen de notulen vooral aan dat er nog een lange weg te gaan is. Het tot de orde roepen van partijgenoten in de Kamer werd in Rutte III als de gewoonste zaak van de wereld gezien.
Kaag, die ook campagne voerde met ‘nieuw leiderschap’, komt er in de notulen goed mee weg, ChristenUnie-leider Gert-Jan Segers heeft het voordeel dat hij al die jaren in de Kamer zat. Maar de partijleiders Rutte en Hoekstra staan nu voor een nog grotere uitdaging om nieuwe potentiële coalitiepartners te overtuigen dat zij het voortaan echt heel anders willen doen en dat het menens is met die ‘tegenmacht’ die zij willen optuigen.
Informateur Herman Tjeenk Willink, die binnenkort toch echt met de formatie-onderhandelingen hoopt te beginnen, zal er na maandag niet geruster op zijn dat het nog goed komt met de onderlinge verhoudingen.