De Schuldmachine, een documentaire van de Nederlandse omroep BNNVARA, volgt drie jongeren uit Amsterdam-Zuidoost in hun dagelijkse strijd tegen de schulden. Een sisyfusarbeid, want naast hun eigen onervarenheid moeten ze ook opboksen tegen een hongerige schuldmachine.
Die (voor de schuldeisers) wonderbaarlijke machine zet een basisschuld om in een veel hogere finale schuld, door toepassing van een obscuur systeem van interesten en schadebedingen. Bij het lezen van de vorige zin kan die schuld alweer een stuk opgelopen zijn, zo gemakkelijk kletst de machine er de euro’s bij. Dat is soms legaal, soms illegaal. In dat laatste geval komt het incassobureau er meestal mee weg.
Eigen schuld?
Wie denkt dat die jongeren hun eigen boontjes maar beter hadden moeten doppen, heeft niet altijd ongelijk. Buitensporige gsm-kosten of herhaaldelijk opzijgelegde facturen zijn natuurlijk vermijdbaar. En toch: dat vermijden is net iets moeilijker wanneer je in een niet-bemiddelde thuissituatie opgegroeid bent. Het belang van het financiële vangnet van je omgeving wanneer je je als jongere gewild of ongewild in een financieel avontuur gestort hebt, mag niet onderschat worden.
Schokkend wordt het wanneer de invorderingsindustrie zich als een parasiet gaat vastzuigen op die mensen met schulden. De documentaire toont een onthutsend telefoongesprek tussen de financiële coach van een van de jongeren en de firma Van Dijk, verdeler van schoolboeken. Een bedrijf dus waarvan u een zekere morele standaard zou verwachten. Die firma heeft indertijd schoolboeken geleverd voor de minderjarige Elyvonne. Omdat haar ouders die boeken niet betaald hebben, presenteren ze de rekening aan Elyvonne, van zodra ze volwassen is. Correctie: ze doen dat niet zelf, het dossier is versluisd naar een incassobureau. Dat is een courante praktijk: de overdragende firma ontvangt een percentage van zijn vordering en het incassobureau opent de jacht op de laattijdige betaler.
Voor uw goede begrip: een incassobureau probeert een onbetaalde schuld in te vorderen voor andere ondernemingen, zonder evenwel over bijzondere bevoegdheden te beschikken. Daarin verschilt het van een gerechtsdeurwaarder, die bijvoorbeeld beslag kan laten leggen op de goederen van de schuldenaar.
Gepeperde rekening
In 2017 was ik zelf zo’n opgejaagde prooi. Ik ontving een brief van een incassobureau voor een schuld van 36 EUR bij een fietsverhuurder. Door een technische fout bij het vervangen van mijn kredietkaart was de domiciliëring verschillende maanden niet gebeurd.
Het incassobureau presenteerde me voor die openstaande schuld de gepeperde rekening, inclusief forfaitair schadebeding, van 113,51 EUR. De rekening: de basisschuld van 36 EUR, nalatigheidsinteresten van 2,51 EUR en een forfaitair schadebeding van 75 EUR. Met zo’n jackpot zou een schuldeiser bijna hopen dat zijn schuldenaar laattijdig betaalt… Wat onder de indruk door de afzender van de brief (een incassobureau) en de gebruikte frasen (schadebeding, verdere stappen en extra kosten…) betaalde ik braafjes.
Een week na de eerste brief verstuurde hetzelfde bureau een nieuwe vordering, gepeperd in het kwadraat: 475,75 EUR. Dit bedrag was samengesteld uit een basisschuld (24 EUR), nalatigheidsinteresten (1,75 EUR) en een forfaitair schadebeding van 450 EUR. Dat is een bedrag waar je plots wel heel kritisch gaat nalezen of het klopt.
Even gaan neuzen dus in de algemene voorwaarden, dit zijn de contractvoorwaarden tussen de dienstverlener en de klant. Deze waren helder: het forfaitaire schadebeding noch de nalatigheidsinteresten waren invorderbaar. Vreemd, want het incassobureau probeerde dit al te doen. Maar toch niet zo vreemd, gezien de stijl van het huis. De website van het bureau schreeuwde in agressieve slogans om de aandacht van de ‘moegetergde’ schuldeisers: ‘Laat u niet langer voorliegen door slechte betalers’, ‘Geen woorden maar daden!’ en meer van dat schoons. Een zelfverklaarde pitbullmentaliteit dus.
Commerciële geste
Ik besloot mijn (juridische) argumenten door te spelen aan het incassobureau. Eerst telefonisch, vervolgens in een e-mail. Een stuntelig antwoord volgde, naar verluidt besproken met de juristen van het bureau. Of de jurist is een zieltogende beroepsgroep geworden, of de zaakvoerder liegt, want van enig juridisch argument was er geen spoor. De blaffende pitbull was wel al inschikkelijker geworden: na welgeteld één telefoontje en één e-mailtje werd al 451,75 EUR kwijtgescholden. Een grote meneer dus, die zaakvoerder, die zijn ijzersterke juridische argumenten zomaar opzijschoof voor een dergelijke commerciële geste. Of een charlatan.
De 24 EUR moest en zou ik uiteraard betalen, maar ik wilde mijn onverschuldigde betaling van 77,51 EUR uit mijn eerste vordering nog recupereren. Drie e-mailtjes over en weer verder kreeg ik de melding dat mijn betaling teruggestort was. De pitbull was verveld tot een schoothondje. Wat het verschil gemaakt heeft? Heel eenvoudig: mijn dreiging om de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument te laten toepassen.
Geldwolven
Waar mensen in een zwakke positie verkeren, zullen er altijd oplichters rondhangen. Dat geldt zeker in het wereldje van de incassobureaus, waar gejaagd wordt op laattijdige betalers. De wet van 20 december 2002 voorziet ruimte voor bonafide incassobureaus. Hun malafide sectorgenoten moeten echter het zwijgen opgelegd worden. We kunnen enkel gissen naar het bedrag dat al onterecht betaald is door het afdreigen van mensen die al diep in de schulden zitten. Het bericht van begin september in een aantal kranten dat de incassobureaus gouden zaken doen in 2019, stemt weinig hoopvol.
Pijnpunten
Mijn ervaring legt twee pijnpunten bloot (maar er zullen er meer zijn): malafide incassobureaus kunnen te lang blijven functioneren en nog te weinig mensen weten wat te doen wanneer ze een opdringerige brief ontvangen van een incassobureau.
Het eerste pijnpunt moet volgens mij aangepakt worden via een strakkere regelgeving rond de minnelijke invordering van consumentenschulden. En de controle moet opgevoerd worden. Minister van Economie en Consumenten Kris Peeters zette daartoe via een wijziging van de incassowet in 2018 al een stapje in de goede richting, door het Netwerk tegen Armoede te machtigen om collectieve rechtszaken aan te spannen tegen bedrieglijke praktijken van incassobureaus. De stap had evenwel veel groter kunnen zijn, want tal van andere verdienstelijke voorstellen om de sector in een steviger harnas te murwen, zijn niet opgenomen in de wetswijziging van 2018. Een gemiste kans, die alsnog gegrepen kan worden door zijn opvolger Wouter Beke of de volgende federale regering. Wouter Beke heeft een verstrenging aangekondigd, maar op basis van wat in de media verschenen is, lijkt die niet zo ver te gaan als Kris Peeters’ voorstellen.
Niet alle heil moet verwacht worden van de overheid. Ook de schuldeisers zelf kunnen ertoe bijdragen dat de sector een stuk rechtvaardiger wordt. Zo moeten scholen en andere instellingen van algemeen belang maar eens goed nadenken of de invordering van de openstaande schulden via een incassobureau hun enige optie is. Als dat zo zou zijn, laat ze dan kiezen voor een bureau dat rigoureus de regelgeving naleeft, in volle transparantie en in overleg met het schoolbestuur.
Het tweede pijnpunt is dat laattijdige betalers hun rechten te weinig kennen. Dit vergt een volgehouden informatie- en sensibiliseringscampagne vanwege de bevoegde overheden. Het online meldpunt bij de FOD Economie en de mogelijke rol van belangenorganisaties zoals Testaankoop of het Netwerk tegen Armoede moeten veel meer onder de aandacht gebracht worden. Ook de intimiderende en misleidende inhoud van zo’n brief van een incassobureau moet maar eens wettelijk beteugeld worden.