In 2008 publiceerde ik een artikel over de ideologie van de Oranjes, althans de ideologie van de Oranjes ten tijde van het koningschap van koningin Beatrix (1980-2013). Beatrix erfde die denkbeelden deels van haar ouders, met name van haar vader. Zoals Willem-Alexander die weer deels erfde van zijn moeder. Ter gelegenheid van de 80ste verjaardag van de voormalige koningin hier nogmaals mijn verhaal over de ideologie van het Nederlandse koningshuis onder Beatrix.
Kritisch samengevat is die Oranje ideologie: eurofiel, multicultureel, kosmopolitisch en pro-onbaatzuchtigheid (ontwikkelingshulp, vrijwilligerswerk). Die mix zou ook progressief kunnen heten, met een protestants-religieuze ondertoon. Lange tijd was dat in grote trekken ook de officieuze consensus van de Nederlandse gevestigde orde.
Toen zowel Europese integratie, ontwikkelingshulp en immigratie na de eeuwwisseling juist het centrum van het politieke debat werden, ging het koningshuis onder Beatrix niettemin door met het uitdragen van de eerder zo weinig controversieel gedachte filosofie.
Geen wonder dat Beatrix en de monarchie in de jaren na de eeuwwisseling meer omstreden werden. Beatrix koos als het ware partij, terwijl het bestaansrecht van de monarchie er nou juist uit bestaat dat die boven de partijen hoort te staan. Het heeft er alle schijn van dat Willem-Alexander zich bewust is van de kwetsbaarheid die in de latere jaren is opgetreden in het koningschap van zijn moeder.
Mijn publicatie uit 2008 verschijnt hieronder nagenoeg ongewijzigd. Er is sindsdien van alles gebeurd, maar het leek mij beter om het tijdsbeeld ‘te bevriezen’.
De ideologie van de Oranjes (2008)
De signalen die de koningin en haar naaste familie aan de samenleving en de politiek afgeven zijn steeds vaker onderwerp van discussie. Of het nu gaat over de Europese eenwording, de culturele verrijking van Nederland door de immigratie, de Nederlandse identiteit, de islam, de ontwikkelingshulp, het watermanagement of de Olympische activiteiten van Willem-Alexander – ze zijn niet onomstreden. Een deel van de denkbeelden van de Oranjes worden bovendien aan de man gebracht via particuliere kanalen, veelal gefinancierd door commerciële loterijen. Het inhoudelijke koningschap van Beatrix maakt de Nederlandse monarchie kwetsbaar.
Het scheelde niet veel, of de Tweede Kamer had zich in januari (2008), na de jongste Kerstboodschap van de koningin, gebogen over de klacht van politicus Geert Wilders dat het staatshoofd zich had veroorloofd om een publiek oordeel te vellen over zijn islamkritiek. Het was dat de rest van de Kamer het Wilders niet gunde. Maar veel scheelde het niet, of zowel de denkbeelden van de koningin als haar formele positie als lid van de regering waren onderwerp geworden van parlementair debat.
Het komt steeds vaker voor, dat uitlatingen van leden van het koningshuis opwinding veroorzaken. Prinses Máxima werd in 2003 lid van de commissie-PaVEM, die de integratie van allochtone vrouwen nastreefde. Van die commissie waren ook de oud-politici Paul Rosenmöller (GroenLinks, voorzitter) en Hans Dijkstal (VVD) lid en zij gebruikten hun ‘Commissie-Máxima’ als podium om kritiek uit te oefenen op de politieke koerswending over immigratie en multicultuur. Het toenmalige kabinet-Balkenende maakte een einde aan de omstreden commissie, maar PaVem ging door, zij het als particuliere stichting, ‘Pafemme’ geheten, met Hans Dijkstal in de Raad van Advies.
Pafemme wordt nu betaald door het Oranjefonds, een uit loterijen betaald ‘koninklijk fonds’, dat zijn geld krijgt van het bedrijf Novamedia [zie kader]. Dat Oranjefonds werd in 2002 opgericht ter gelegenheid van het huwelijk van Willem-Alexander en Máxima en had aanvankelijk tot doel ‘de multiculturele samenleving’ een handje te helpen. Willem-Alexander en Máxima zijn ‘beschermpaar’ van het te hunner ere opgerichte fonds, waar ze nauw bij betrokken zijn en waar ze vaak voor op stap gaan. ‘PaVEM’ is dus verdwenen als overheidsaangelegenheid – Rosenmöller, Máxima en Dijkstal stonden op de loonlijst van Sociale Zaken -, maar gaat, met geld van het Oranjefonds van Máxima en Willem-Alexander, door als particuliere onderneming, zij het met een koninklijk randje.
In september 2007 kwam Máxima wederom in opspraak, nu met een speech bij de presentatie van een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), bij welke gelegenheid zij meldde dat ‘dé Nederlandse identiteit’ niet bestaat. Minder opgemerkt werd, dat zowel de prinses als haar ambtelijke rechterhand, Pien Zaaijer, als adviseur hadden meegewerkt aan het rapport, waarin de identiteit van Nederland werd gerelativeerd.
Zelfs de Oranjebond was onthutst. De voorzitter, Michiel Zonnevylle, meldde dat zijn achterban ‘steil achterover’ was geslagen van de speech van Máxima. ‘De prinses is typisch een voorbeeld van een jonge kosmopoliet uit de betere kringen, die overal kan werken en wonen.’ En, zo vroeg hij zich af: ‘Welke adviseurs heeft zij?’ Zonnevylle gaf het antwoord niet, maar hij wees impliciet op de opvallende concentratie aan adviseurs van links-politieke huize met een multiculturalistische tendens die de immigrant-prinses in haar eerste jaren in Nederland hebben omgeven, zoals de voormalige GroenLinks-politici Andrée van Es, Ina Brouwer en Paul Rosenmöller en de projectleider van het bewuste WRR-rapport, Pauline Meurs, tevens Eerste Kamerlid van de PvdA.
Een geschrokken Máxima, inmiddels op bezoek in Slovenië, poogde de druk weg te nemen met een verklaring, waarin ze stelde dat ze ‘de Nederlandse verscheidenheid van oudsher’ had willen prijzen. Haar echtgenoot, Willem-Alexander, vond dat Máxima onrecht was aangedaan: ‘Het is jammer als je je best doet en er zo’n discussie van komt.’
Even was het weer stil, tot koningin Beatrix op Eerste Kerstdag (2007) nauwelijks verholen kritiek leek uit te oefenen op islamcritici als Geert Wilders. Ze pleitte voor ‘respect voor minderheden’ en ‘tolerantie’. ‘Grofheid in woord en daad’ tasten volgens haar de ‘verdraagzaamheid’ aan. Ze waarschuwde voor het ‘over één kam’ scheren van groepen mensen en nam gelovigen in bescherming, want: ‘In wat een mens dierbaar is en heilig ligt zijn grootste kwetsbaarheid’.
Die uitspraken riepen eerdere kerstboodschappen van het staatshoofd in herinnering, zoals in 2005, toen zij behalve ‘Gode zij dank!’ ook ‘Allah zij geprezen!’ aanhaalde als tekenen van een lofwaardig religieus besef. Een jaar later mengde de koningin zich in haar kersttoespraak in de discussie over de Deense Mohammed-cartoons. De ‘eerbied voor de medemens’ moet volgens de vorstin voorop staan. ‘Een recht om te beledigen bestaat dan ook niet’. Dat was, zeker ook in het licht van heftige politieke discussies in het parlement eerder dat jaar, niets minder dan een politieke verklaring. De koningin is, zo laat het zich aanzien, in de herfst van haar rol als staatshoofd, de grenzen van haar inhoudelijke koningschap aan het verkennen.
Er zijn een aantal vaste thema’s, stokpaardjes, heilige huisjes, die voortdurend opduiken als het koningin Beatrix en haar naasten pleidooien, waarschuwingen, aansporingen, adviezen en andere uitingen in woord en gebaar naar de samenleving sturen. De toonzetting wil wel eens iets opschuiven (‘multiculturele samenleving’ wordt dan bijvoorbeeld ‘sociale cohesie’), maar voor het overige vertonen de signalen van de Oranjes aan de samenleving vooral veel constanten.
De oudste lijn is die van de Europese integratie, die al vanaf het eind van de jaren veertig werd voorgestaan door koningin Juliana en Prins Bernhard. Rond 1960 nam Beatrix het Europese stokje minstens zo enthousiast over en tot op de dag van vandaag geldt voor de hele koninklijke familie zowel de Europese politieke, economische en culturele eenwording (‘samenwerking’ is nu het codewoord) als de voorgenomen uitbreidingen van de Europese Unie onverkort als nastrevenswaardig.
Dat geldt ook de snel toegenomen diversiteit binnen Nederland zelf. De bezwaren, nadelen en kosten van immigratie worden vanuit het Koninklijk Huis zelden of nooit te berde gebracht. De immigratie leidt tot een ‘verrijking’ van Nederland, in ieder geval in culturele zin.
De morele verplichting van Nederland om de armen in de rest van de wereld ruimhartig te helpen door middel van ontwikkelingshulp is een derde vaste thema van de Oranjes. Door toedoen van Prins Claus is de ontwikkelingshulp verbreed tot steun voor het behoud van de culturele eigenheden in ontwikkelingslanden. Die boodschap wordt vooral door zijn zoons Johan Friso en Constantijn verder gedragen in hun rol van erevoorzitters van het Prins Clausfonds.
Ook de natuur, het milieu en – tegenwoordig – het klimaat mogen op de vaste aandacht van het Koninklijk Huis rekenen. Prins Bernhard was mede-oprichter en voorzitter van het Wereldnatuurfonds, Claus en Beatrix deelden de zorgen van hun generatiegenoten over de wereldwijde teloorgang van het milieu en Willem-Alexander laat zijn bezorgdheid over schoon water en klimaatverandering herhaaldelijk blijken, zowel in functies bij de Verenigde Naties als in zijn binnenlandse rol van overheidsadviseur als voorzitter van de Adviescommissie Water.
De cultuur, en dan in de ruimste zin van het woord, is een volgend vast thema van het Koninklijk Huis. De actieve belangstelling van het Koninklijk Huis strekt zich uit van het nationaal kunstbezit en de monumentenzorg tot de cultuur in de Derde Wereld en de culturele en religieuze diversiteit in eigen land.
Wat de religieuze cultuur betreft heeft de koninklijke familie het beeld de afgelopen eeuw stevig verbreed. Kon koningin Wilhelmina nog met enig recht anti-papisme worden aangewreven, haar dochter Juliana had al een brede belangstelling voor andere religies en een hang naar Oosterse mystici. De huidige Oranjes getuigen nog steeds van het belang van religie, maar zijn daar weinig orthodox in. Koningin Beatrix getuigt in haar kerstboodschappen nog wel van haar christelijke oriëntatie, maar de geboorte van Jezus Christus is toch in de eerste plaats een moment van ‘licht in de duisternis’. Ze geeft het signaal af dat religie belangrijk is, maar van een uitgesproken christelijk, laat staan een uitgesproken protestants primaat is geen sprake meer.
Het huidige Oranje gedachtengoed en de kanalen waarlangs dat wordt uitgestraald heeft zich al goeddeels tijdens de Tweede Wereldoorlog en in de daarop volgende wederopbouwjaren ontwikkeld, al heeft die op onderdelen soms een radicaal andere wending genomen. Koningin Wilhelmina hunkerde in haar Londense ballingschap, met schoonzoon Bernhard aan haar zijde, naar een ‘vernieuwd’ Nederland, zonder de vooroorlogse partijen en onder een sterke leiding – haar leiding. Van de door Wilhelmina beoogde vernieuwing kwam weliswaar niet veel terecht, maar in de eerste na-oorlogse jaren bleef er wel een hang naar een meer ‘nationaal’ Nederland, met één volksgemeenschap. Het land diende van vreemde smetten vrij te zijn, zowel van het platte materialisme en de erotiserende muziek die met de Amerikaanse bevrijders werd geassocieerd als van de als opdringerig ervaren culturele druk uit de grote Europese landen.
In die na-oorlogse geest werd het Nationaal Instituut opgericht, met Prins Bernhard als boegbeeld. Dat instituut werd al gauw omgebouwd tot het Prins Bernhard Fonds, dat financieel een steuntje in de rug kreeg van een al eerder, in 1940, in Londen opgerichte versie van een fonds met dezelfde naam, dat toen nog bedoeld was om vliegtuigen en schepen aan te schaffen voor de Nederlandse en de Britse krijgsmacht. Het initiatief voor dat fonds kwam van de Londense kring van industriëlen en bankiers rond Prins Bernhard. Onder hen Unilever-president Paul Rijkens, die ook na de oorlog nauw met de prins verbonden bleef [zie kader].
Bernhard liet zich gemakkelijk enthousiasmeren door de niet altijd onbaatzuchtige ideeën van de vriendenkring uit zijn Londense tijd. Vooral in dat licht laat het zich verklaren, dat hij viel voor het Europese federalisme, dat ook wonderwel paste in de idealistische, internationalistische kijk op de wereld van zijn echtgenote, Juliana. In 1948 waren zij samen prominent aanwezig tijdens het Europees Congres in de Haagse Ridderzaal, waar de Europese Beweging van start ging.
De grondlegger van de na-oorlogse Europese beweging was de Pool Joseph Retinger, ook al een oude bekende uit Londen en grondlegger van de beweging voor een Verenigde Staten van Europa. Retinger was later, in 1954, trouwens ook de initiatiefnemer voor de Bilderberg-conferentie, waarvan Bernhard het boegbeeld en de voorzitter werd. De Bilderberg-conferentie moest er voor zorgen dat de Europese eenwording een nadrukkelijk transatlantisch karakter zou krijgen.
Een bekende van Retinger, de Zwitser Denis de Rougemont, ook een makelaar in Europese federalistische ideeën, richtte in dezelfde tijd in Genève de Europese Culturele Stichting (ECS) op, die door Bernhard naar Amsterdam werd gehaald. Geleidelijk aan werd de nationalistische inslag van de na-oorlogse jaren ingeruild voor een uitgesproken Europese oriërientatie, waarin van het weren van buitenlandse culturen niet de minste sprake meer was.
Bernhards ‘Europese’ activiteiten leven tot op de dag van vandaag door in de koninklijke familie. De Europese Beweging is inmiddels in de versukkeling geraakt, maar koningin Beatrix mag er nog graag aan herinneren dat haar ouders bij het Haagse congres van 1948 aanwezig waren. De Bilderberg-conferentie bestaat nog steeds en koningin Beatrix is een vaste deelnemer. Ook Willem-Alexander is er gesignaleerd. De Europese Culturele Stichting bestaat nog steeds en krijgt nog steeds een kwart van de loterijgelden van het Prins Bernhardfonds. Prinses Margriet was jarenlang voorzitter, maar gaf de hamer vorig jaar (2007) over aan prinses Laurentien, echtgenote van Beatrix’ jongste zoon Constantijn, zelf ook een erkend ijveraar voor Europese eenwording. Constantijn wordt al vijf jaar door Buitenlandse Zaken betaald om Europa aan de man te brengen en mag zich in die rol graag verontwaardigd tegen de tijdgeest keren. De ECS van Margriet en Laurentien ijvert behalve voor meer Brusselse cultuursubsidies voor ‘diversiteit’. De Erasmusprijs, onder Bernhard ooit bedoeld als ‘Europese Nobelprijs’, zetelt in het zelfde pand en heeft nu prins Willem-Alexander als ‘regent’.
Prinses Beatrix hield in 1961 een enthousiaste, bewogen toespraak in het Franse Toulouse, voor de Europese Culturele Stichting van haar vader. In de nasleep van die toespraak werd een ‘Europese Werkgroep’ opgericht, met daarin onder meer haar Leidse bekenden Laurens-Jan Brinkhorst en Bas de Gaaij Fortman, die nooit meer uit het netwerk van de latere koningin zouden verdwijnen. De Gaaij Fortman is bijvoorbeeld verbonden aan het Prins Clausfonds.
De Europese Werkgroep van Beatrix verbond Europees idealisme met een gedrevenheid om de Derde Wereld te helpen. Ook daarin was Beatrix’ vader haar voorgegaan: Bernhard was de eerste voorzitter van de in 1956 opgerichte hulporganisatie Novib, inmiddels Oxfam Novib, die toen overigens nog niet het uitgesproken linkse imago van nu had.
De band tussen de Oranjes en de ontwikkelingshulp kreeg een nieuwe impuls met de komst Beatrix’ echtgenoot, Claus van Amsberg. Die belandde als jong Duits diplomaat onder meer in het Caribische gebied, waar hij sympathie opvatte voor revolutionaire bewegingen als die van de Cubaanse leider Fidel Castro, die hij in 1998, samen met zijn zoon Johan Friso, nog een bezoek zou brengen. Claus zou uiteindelijk speciaal adviseur van de minister van Ontwikkelingssamenwerking worden. In 1997 kreeg Claus van zijn toenmalige minister Jan Pronk (PvdA) zijn eigen Prins Clausfonds cadeau, dat met ontwikkelingshulpgeld – en inmiddels ook met geld van het loterijbedrijf Novamedia – steun geeft aan ‘interculturele’ activiteiten.
De bezigheden van het Clausfonds zijn niet onomstreden. Zo werd de Grote Prins Clausprijs (100.000 euro) in 2004 toegekend aan de Palestijnse dichter Mahmoud Darwish, die blijkens zijn poëzie de joden uit Israël wil verdrijven. Prins Claus’ affiniteit met de Derde Wereld leeft ook voort in het werk van Máxima en Willem-Alexander: zij houdt zich in Nederland en voor de Verenigde Naties bezig met microkrediet, hij met water.
Met de natuur in engere zin zijn de huidige Oranjes minder bezig dan Prins Bernhard – samen met de Zuidafrikaanse zakenman Anton Rupert grondlegger van het Wereldnatuurfonds – maar des te meer met het milieu. Koningin Beatrix maakt zich in haar kerstboodschappen vaak zorgen over de ondergang van de aarde. Zoals ze zich – enigszins in lijn met haar moeder, koningin Juliana – ook in cultuurpessimistische termen zorgen maakt over het veronderstelde toenemen van materialisme, consumentisme, egoïsme en individualisme en het eroderen van de gemeenschapszin.
Al met al loopt er een directe lijn tussen de belangrijkste grondlegger van de Oranje ideeën, Prins Bernhard, en de actuele inzichten die door het Koninklijk Huis te berde worden gebracht. Maar er zijn ook belangrijke verschillen. Bernhard was altijd graag bereid zijn vrienden, veelal uit de zakenwereld, een gunst te verlenen. Hij deinsde er niet voor terug presidenten en premiers te bewerken als dat in het belang van de Bilderberggroep, het Prins Bernhardfonds, de Europese Culturele Stichting of het Wereldnatuurfonds was.
Bernhard was een handige, charmante man die evenwel niet altijd heel strikt was in zijn doen en laten, zoals de Lockheed/Northrop-affaire heeft laten zien. Het heeft er alle schijn van dat zijn schoonzoon, prins Claus, wat bevlogener dan aard was dan levensgenieter Bernhard, die wat pragmatischer stond tegenover het gigantische scala aan netwerkbezigheden dat hij er op na hield.
Er is nog een verschil. In de jaren veertig, vijftig en zestig, Bernhards hoogtijdagen, was het verzuilde Nederland minder gepolitiseerd dan het nu is. De Europese eenwording stond nog in de kinderschoenen en gold niet als een controversieel thema. Het referendum over de Europese Grondwet van 2005 heeft hoe dan ook een eind aan gemaakt. Een federaal Europa inclusief landen als Turkije wordt al helemaal niet meer vanzelfsprekend gevonden, terwijl leden van de koninklijke familie (Beatrix zelf, Constantijn en de prinsessen Margriet, Mabel en Laurentien) dat ideaal wel blijven uitstralen.
Een volgend verschil met Bernhards gloriejaren is dat er toen nog geen sprake was van massa-immigratie. Inmiddels is het omarmen van de veelkleurige, multiculturele samenleving zoals zijn nazaten dat doen een omstreden visie, zo niet een minderheidsvisie geworden. Terwijl de meerderheid van de burgers zich zorgen maken over het gestaag oprukken van de islam in Nederland, blijven de koningin en haar naasten cultuur-relativistische signalen afgeven.
Nut, noodzaak en rendement van de – relatief grote – Nederlandse ontwikkelingshulp was in Bernhards hoogtijdagen nog geen politiek thema, maar werd dat al wel toen Claus in de vroege jaren zeventig als voorzitter van de ‘Commissie-Claus’ een bevrijdingsbeweging wilde steunen. Inmiddels vraagt een snel toenemend aantal Nederlanders zich af waarom Nederland zoveel meer hulp moeten geven dan andere welvarende landen. De twijfel of de hulp wel helpt neemt toe. Die tendens is al wel aan het doordringen tot de Tweede Kamer, maar lijkt maar beperkt door te dringen tot het Koninklijk Huis.
Prins Willem-Alexander liet onlangs echter, op bezoek in Kaapstad, weten dat het hem niet ontgaan was dat het voortgaan van de hulpstromen niet meer vanzelfsprekend is. ‘Nationale parlementen concentreren zich, mede onder druk van steeds mondigere burgers, meer en meer op het controleren van de uitgegeven ontwikkelingsgelden,’ aldus de kroonprins. Hij vond het echter vooral spijtig dat die argwaan in de ‘ontvangende’ landen tot extra bureaucratische rompslomp leidt.
Zo zijn veel, zo niet de meeste van de thema’s waarover de Nederlandse koninklijke familie gewend is de burgers van Nederland vermanend dan wel aansporend toe te spreken gaandeweg alsnog in het politieke vaarwater beland waar ze eigenlijk altijd al in thuishoorden. Willem-Alexander heeft ook moeten ondervinden dat hij als voorzitter van de ‘Adviescommissie Water’ niet probleemloos kan pleiten voor hogere dijken. Hij deed dat mede namens de waterschappen, die in menig verkiezingsprogramma zèlf ter discussie staan. Nieuwe problemen – de Olympische Spelen in Beijing – doemen op als gevolg van het feit dat de kroonprins tien jaar geleden tegen de zin van de toenmalige premier Wim Kok een vooraanstaand lid van het Internationaal Olympisch Comité werd.
Daar komt nog iets bij. Tot dusver gold het ‘inhoudelijke koningschap’ waar Beatrix en Willem-Alexander als een staatsrechtelijke kwestie, geconcentreerd rond de vraag of de monarch wel lid van de regering kan zijn. Wat echter te lang over het hoofd is gezien, is dat het staatshoofd en haar directe familie ook nog een reeks van particuliere, kanalen hebben om hun ideeën te ventileren.
De zogeheten ‘koninklijke’ fondsen, het Oranjefonds van Willem-Alexander en Máxima voorop, leven voor het grootste deel van de opbrengsten van de loterijen van het particuliere bedrijf Novamedia. Dat is aantrekkelijk voor dat bedrijf, dat zich waarschijnlijk geen betere ambassadeurs, beschermheren en beschermvrouwen kan wensen. Maar de vraag dringt zich op of het wenselijk is, dat het Koninklijk Huis een structureel samenwerkingsverband aangaat met een particulier bedrijf dat voor zijn hele functioneren afhankelijk is van gokvergunningen van de staat. Die vraag wordt des te nijpender, als het staatshoofd en haar familieleden via de loterijgelden particuliere kanalen ter beschikking krijgen om wellicht ooit neutrale, maar inmiddels controversiële boodschappen op de samenleving af te sturen.
Wie prijs stelt op een inhoudelijk koningschap, zal genoegen moeten nemen met een sobere inhoud. Daar passen politieke uitspraken niet in. Eigen parallelle, particuliere uitingskanalen van het Koninklijk Huis al evenmin.
Islam, immigratie, identiteit (2008)
Tot de controversiële onderwerpen die zowel het publieke als het parlementaire debat beheersen horen bij uitstek thema’s als islam, immigratie, identiteit, de ontwikkelingshulp en de integratie en uitbreiding van de Europese Unie. De koningin en haar directe omgeving nemen daar met enige regelmaat direct, indirect en soms in afgeleide zin stelling in.
De koningin viel in haar kersttoespraak van 2006, zonder haar naam te noemen, het toenmalige kamerlid Ayaan Hirsi Ali aan vanwege haar opvattingen over de gevaren van de islam en de vrijheid van meningsuiting. Halleh Ghorashi, mede door prinses Máxima benoemd op de ‘PaVEM’-leerstoel aan de Vrije Universiteit en de publicist Ian Buruma behoren ook tot de erkende Ayaan-critici. Buruma zit in de organisatie van het Prins Clausfonds en krijgt eind dit jaar (2008) in aanwezigheid van de koninklijke familie de Erasmusprijs (‘regent’: Prins Willem-Alexander).
Over een hoogst omstreden onderwerp als de immigratie neemt de koninklijke familie ook met enige regelmaat, direct en indirect, geprofileerde posities in. Het Prins Clausfonds (ere-voorzitters: Friso en Constantijn) ziet vooral voordelen van immigratie uit bijvoorbeeld Afrika. Constantijn is ook voorzitter van een lobby-organisatie die als missie heeft dat immigratie ‘bijdraagt aan economische en sociale ontwikkeling en culturele verrijking’. Dat is een voor kritiek vatbare opvatting, die allerminst algemeen wordt gedeeld.
Over de Europese integratie geven de koningin en haar familie een stroom van op zich eensluidende, maar in de samenleving omstreden signalen af. Ook dat gebeurt deels in de context van de particuliere stichtingen waaraan zij zich hebben verbonden. En die stichtingen worden weer in leven gehouden door een bedrijf (Novamedia) dat niet alleen commerciële belangen heeft, maar ook zelf ideële belangen zegt na te streven, zoals het hebben van een rechtvaardige en groene wereld. Novamedia financierde ook de campagne voor het ‘generaal pardon’ voor afgewezen asielzoekers.
De signalen die het Koninklijk Huis naar de Nederlandse samenleving stuurt zijn al met al steeds minder onomstreden en de context waarin dat gebeurt evenmin. Daar zijn serieuze risico’s voor de monarchie aan verbonden.
Novamedia: de hofsponsor (2008)
De koninklijke familie heeft zich sinds de Tweede Wereldoorlog verbonden met een reeks van particuliere stichtingen en fondsen [zie kader], die vanaf het begin van de jaren zestig in toenemende mate afhankelijk zijn geworden van inkomsten uit loterijen. Collectes leverden te weinig op en waren bovendien een onzekere bron van inkomsten.
Het overgrote deel van de steun voor zulke organisaties als het Oranjefonds, het Prins Bernhardfonds en ook een deel van de inkomsten van het Prins Clausfonds komt inmiddels bij één bedrijf vandaan: Novamedia. Veel bekender dan het bedrijf zelf zijn de merknamen van de Novamedia-loterijen: de Postcodeloterij, de Sponsorloterij en de Bankgiroloterij. Met behulp van grote shows op zowel de publieke omroep (Tros) als de commerciële omroep (RTL, SBS) verkoopt Novamedia vrijwel avond aan avond zijn loten op de televisie. De televisieprogramma’s wordt aangevuld met een vaak agressieve marketing via gedrukte media en persoonlijk ogende post-aan-huis, die met enige regelmaat tot klachten bij de Reclamecode-commissie leidt.
Novamedia kan worden beschouwd als het vehikel van Boudewijn Poelmann en Joop van den Ende. Poelmann besloot begin jaren tachtig na een loopbaan bij de ontwikkelingshulpclub Novib de opgedane marketing-inzichten op privébasis voort te zetten. Hij sloeg de handen ineen met tv-producent Joop van den Ende, die vanaf begin jaren negentig Poelmann’s Postcodeloterij naar de televisie bracht. Met dat succes èn een financiële injectie van de nieuwe Novamedia-andeelhouder Van den Ende (30 procent van de aandelen) werden rond de eeuwwisseling zowel de Bankgiroloterij als de Sponsorloterij overgenomen.
Sindsdien heeft Novamedia feitelijk het monopolie op het gebied van de landelijke goede doelen-loterijen en is het bedrijf ook als de vaste financier van de ‘koninklijke fondsen’ te beschouwen. De Autoriteit Financiële Markten had wel bedenkingen tegen de monopolievorming, maar besloot die uiteindelijk toch te accepteren. Novamedia blijkt sowieso opvallend onkwetsbaar. Bezwaren tegen het optreden van Novamedia van het officiële toezichthouder, het College van Toezicht op de Kansspelen, werden door de Justitie-ministers Piet-Hein Donner en Ernst Hirsch Ballin stelselmatig genegeerd.
Een wel heel straf voorbeeld van de beschermde positie die Novamedia lijkt te genieten was de toestemming die Donner in 2005 aan Novamedia gaf om ongevraagd een extra trekking van de bankrekening van de miljoenen loterij-abonnees af te schrijven ten behoeve van het zilveren jubileum van koningin Beatrix. De opbrengst van de extra trekking ging naar enkele door Beatrix zelf geselecteerde koninklijke fondsen, die aldus een extra injectie van Novamedia kregen. Wie er niets voor voelde, moest zelf via een betaalnummer zijn geld terug zien te krijgen. Tegen het advies van de toezichthouder in werden de kansspelvergunningen van Novamedia vorig jaar (2007) niet met vijf, maar met tien jaar verlengd.
Novamedia probeert met wisselend succes de Nederlandse loterijformules naar het buitenland te exporteren. Daarbij wordt, net als in Nederland zelf, gebruik gemaakt van vooraanstaande, vertrouwenwekkende persoonlijkheden, die als ‘ambassadeur’ optreden. De bekendsten onder hen zijn Nelson Mandela en Bill Clinton, die beiden in ruil voor hun pr-werk voor Novamedia uit de Nederlandse loterijopbrengsten een miljoenenbedrag voor hun eigen liefdadigheidsfondsen krijgen.
Mandela is ook een geziene gast op Huis ten Bosch. Clinton was in 2006 de hoofdspreker bij een Novamedia-bijeenkomst op (voormalig) Paleis Soestdijk. Joop van den Ende, grootaandeelhouder en commissaris van Novamedia, kreeg eind vorig jaar van koningin Beatrix het Erekruis in de Huisorde van Oranje.
Oranje fondsen (2008)
De koninklijke familie is nauw verbonden met een reeks fondsen en stichtingen op cultureel en maatschappelijk terrein, waarvoor zij ook activiteiten ondernemen. Enkele daarvan zijn:
Oranjefonds. In 2002 opgericht als huwelijkscadeau voor Willem-Alexander en Máxima, ter stimulering van de multiculturele samenleving. Na tegenvallende collecte samengevoegd met het Julianafonds, doelstelling verbreed tot ‘sociale cohesie’. Koningin Beatrix maakte eigenhandig de ‘Appeltjes van Oranje’-prijzen. Inkomsten: ongeveer 25 miljoen euro per jaar. Grootste geldbron: Novamedia.
Prins Bernhard Cultuurfonds. Aanvankelijk een wapenfonds, na 1945 fonds voor nationale cultuur, vervolgens verbreed. Inkomsten: ongeveer 30 miljoen euro per jaar. Grootste geldbron: Novamedia.
Prins Clausfonds. Cadeau van Nederlandse regering (1997) voor Prins Claus, om cultuur en ontwikkeling te bevorderen. Inkomsten: ongeveer 6 miljoen euro per jaar. Grootste geldbron: Ministerie van Buitenlandse Zaken. Aanvullend geld van: Novamedia.
Europese Culturele Stichting. Aan de Europese Beweging gelieerd initiatief, in 1957 door Prins Bernhard naar Nederland gehaald. IJvert voor meer Brusselse cultuursubsidie en voor ‘diversiteit’. Inkomsten: ongeveer 7 miljoen euro. Belangrijkste geldbron: Novamedia.
Erasmusprijs. In de jaren vijftig opgericht door Prins Bernhard (huidige ‘regent’: Willem-Alexander), oorspronkelijk gezien als Europese culturele Nobelprijs. Inkomsten uit eigen vermogen, opgebouwd uit loterijgelden.
Four Freedoms Awards. Nederlands-Amerikaans initiatief, sinds begin jaren tachtig. Prijzen voor maatschappelijke activiteiten. Dit jaar (2008) onder meer voor Willemijn Verloop, samen met Mabel Wisse Smit oprichtster van War Child. Hoofdsponsor: Novamedia.
Paleisdiners. Besloten bijeenkomsten, normaliter in Paleis op de Dam, vanwege verbouwing nu (2008) in Paleis Noordeinde, met koningin Beatrix als gastvrouw. Onderwerpen: integratie, radicalisering en (afgelopen jaar) Europese eenwording, met inleidingen van Geert Mak. Voorzitter van de organisatie: Job Cohen. Inkomsten: subsidie Binnenlandse Zaken en entreegelden uit publieksbezoek aan Paleis op de Dam.
Nieuwe Kerk/Hermitage. Leden van het Koninklijk Huis zijn nauw betrokken bij activiteiten in de Amsterdamse Nieuwe Kerk (zoals tentoonstellingen over Marokko en Turkije) en ‘koninklijke fondsen’ houden daar ook bijeenkomsten. De ‘Hermitage aan de Amstel’ (beschermheer: Willem-Alexander, bestuurslid: Hans Dijkstal) is een gelieerd project. ‘Founder’ van de Hermitage: Novamedia.
Paul Rijkens: grondlegger van het Oranje gedachtegoed
Het eerste van de reeks ‘koninklijke’ fondsen was het Prins Bernhardfonds, dat op 10 augustus 1940 in Londen werd opgericht om vliegtuigen en schepen te kopen voor de Britse en de Nederlandse krijgsmacht. Het initiatief kwam, naar voorbeeld van het Britse Spitfire-fonds, uit de kring van Nederlandse top-industriëlen (zoals van Shell, Unilever en de Nederlandse Handelsmaatschappij) in Londen. Zij kwamen regelmatig bijeen met Prins Bernhard. Bernhard werd het boegbeeld van het fonds, dat grote bedragen ophaalde, vooral in Nederlands-Indië en Curacao.
De spil van de Londense kring rond Bernhard was Paul Rijkens (1888-1965), de grondlegger en president-directeur van het Brits-Nederlandse Unilever-concern. Rijkens bleef ook na de oorlog bevriend met Bernhard en zou in de wederopbouwjaren de spil worden van veel initiatieven waar Bernhard zich voor inzette en zijn naam aan verbond, zoals de Europese Beweging, de Europese Culturele Stichting en de Bilderberg-conferenties. Kort voor zijn dood richtte Rijkens nog Socutera op, de televisiereclame voor ideële fondsen. Temeer omdat ook de nazaten van Bernhard betrokken bleven bij de initiatieven van Rijkens en Bernhard, kan worden gesteld dat Rijkens mede aan de wieg van het ideeëngoed van de koninklijke familie van nu heeft gestaan.
Rijkens was niet alleen Unilever-baas en later speciaal adviseur (lobbyïst, zouden we nu zeggen) van het concern, maar ook buiten zijn liaison met Bernhard nauw betrokken bij de Nederlandse regering in ballingschap. Aanvankelijk was Rijkens in Londen overigens niet onomstreden, omdat hij kort voor de oorlog in een persoonlijk onderhoud met Hitler de Unilever-belangen in Duitsland had veiliggesteld.
Rond 1960 zou Rijkens weer omstreden worden, omdat hij als voorman van de ‘Groep-Rijkens’ pleitte voor het opgeven van Nieuw-Guinea, met het doel om de handelsrelaties met Indonesië te kunnen herstellen. Prins Bernhard bracht met dat doel enkele bezoeken aan de toenmalige Amerikaanse president John F. Kennedy. Daarmee werd het beleid van de Nederlandse regering en vooral dat van minister van Buitenlandse Zaken, Joseph Luns, tegengewerkt.
Rijkens was ook bevriend met de bankier en topambtenaar Wim Beyen (1897-1976), eveneens een naaste vriend van Bernhard. Rijkens haalde Beyen in de directie van Unilever. In de vroege jaren vijftig lobbyden Bernhard en Juliana met kracht – en succes – voor het ministerschap van Buitenlandse Zaken voor Beyen, omdat ze in hem een fervent voorstander van de Europese eenwording zagen. De partijloze Beyen zou tijdens zijn ministerschap (1952-1956) een van de grondleggers worden van de Europese interne markt, zoals die vorm kreeg in het Verdrag van Rome (1957).
Een andere bekende uit Bernhards Londense jaren was de Pool Joseph Retinger (1888-1960), die in de na-oorlogse jaren vooral uit bezorgdheid over de toekomst van Polen een krachtig ijveraar voor de Europese eenheid werd. Hij legde de basis voor de Europese Beweging en van daaruit voor de in Straatsburg gevestigde Raad van Europa. In 1954 nam Retinger uit zorg over de stagnerende Europese integratie en het verwateren van de Europese banden met Amerika het initiatief voor de Bilderberg-conferenties, waarvoor hij – samen met zijn vriend Paul Rijkens – Prins Bernhard benaderde. Retinger wist zowel bij Amerikaanse zakenlieden als bij de Amerikaanse overheid – financiële – steun voor zowel de Europese Beweging als de Bilderberg-conferenties te genereren.
Eén van de connecties van Rijkens en Retinger was de Zwitserse filosoof Denis de Rougemont (1906-1985), een Europees federalist die in 1954 de Europese Culturele Stichting oprichtte, die door de kring rond Prins Bernhard in 1960 van de financiële ondergang werd gered en naar Amsterdam werd gehaald. Nu is prinses Laurentien voorzitter van deze stichting.
Europese koningen: geen politiek, graag (2008)
Het wordt elders in Europa niet geduld, dat koningen en koninginnen zich met politiek hete hangijzers bemoeien. Het is bijvoorbeeld volstrekt ondenkbaar, dat de Noorse en de Zweedse koning of de Deense of de Britse koningin zich uitlaat over de wenselijkheid van een nieuw Europees verdrag of een soortgelijk ‘Europees’ thema. Europa is politiek, daar blijven de monarchen van af.
Koningin Beatrix behoort niet alleen tot de Europese gekroonde vorsten die staatsrechtelijk een invloedrijke positie hebben, maar zij en haar familie geven ook daarbuiten meer politiek gevoelige signalen af dan elders gebruikelijk is. Van de mening van de Britse koningin Elizabeth is niet veel meer bekend dan dat ze van honden en paarden houdt. In haar kersttoespraken beperkt ze zich tot haar familie, het geloof en – overigens ook bij Beatrix een vast thema – het belang van saamhorigheid. Kroonprins Charles heeft, zo lang hij geen koning is, wel veel ruimte. Hij is voor het platteland en de natuur, voor biologische landbouw en tegen genetisch bewerkte gewassen. Charles beheert ook zijn eigen liefdadigheidsorganisatie, The Prince’s Trust.
Zijn broer Boudewijn wilde nog wel eens politiek uithalen – over abortus, met name. De huidige Belgische koning Albert (2008) beperkt zich in zijn kersttoespraken tot zijn zorgen over het uiteenvallen van België. Kroonprins Filip ging in een interview in dat verband nog iets verder, door het Vlaams Belang met naam en toenaam aan te spreken. Er is in België ook een ‘koninklijk fonds’, de Koning Boudewijnstichting, die deels gefinancierd wordt door de Nationale Loterij, die – anders dan de loterijen die in Nederland de koninklijke fondsen voeden – in handen van de overheid is.
De Zweedse koning Carl Gustaf heeft van de Europese vorsten de minste macht. Daar staat tegenover dat hij wèl vrij ver gaat in zijn particuliere uitlatingen. Hij kritiseerde het Zweedse schoolsysteem en het onderzoek naar Zweedse vermisten bij de tsunami in Zuid-Azië en verzette zich tegen een grondwetswijziging die zijn oudste dochter Victoria tot kroonprinses maakte.
De Noorse koning Harald en zijn familie hebben – dat geldt ook voor zijn Zweedse en Deense collega’s – stichtingen en fondsen voor humanitaire doelen. Harald kan zich moeiteloos associëren met de royale Noorse ontwikkelingshulp, want die is in zijn land hoegenaamd niet omstreden.
De Deense koningin Margaretha van Denemarken zal zich niet zo gauw met politiek omstreden thema’s bemoeien, maar soms gebeurt dat toch. In haar kersttoespraak van 1984 riep ze op om beter te zorgen voor de opvang van immigranten in de Deense samenleving. In haar laatste kerstboodschap (2007) was ze van richting veranderd. Immigranten werden door de koningin opgeroepen om zich meer in te spannen ‘om het nieuwe te leren kennen’, de taal te leren en zekere gebruiken aan te passen of af te zweren. Vooral dat laatste zou koningin Beatrix niet zo gauw zeggen.
De Spaanse koning Juan Carlos mag in 1981 een staatsgreep hebben voorkomen, maar sindsdien laat hij zich zelden in met politiek gevoelige zaken. Soms kan hij zijn ergernis niet voor zich houden, zoals toen hij eind vorig jaar (2007) de Venezolaanse president Hugo Chavez publiekelijk aanviel. Juan Carlos’ kersttoespraken zijn evenwel een succesvolle oefening in politieke neutraliteit, al laat hij zich daarbij wel uit over zulke zaken als drugs, auto-ongelukken en de hoge hypotheeklasten, zij het zonder daarbij stellingen te betrekken over mogelijke oplossingen. De Spaanse koninklijke familie is betrokken bij stichtingen op cultureel en sociaal gebied en de Derde Wereld. Ook de Spaanse ‘Nobelprijs’, van de Stichting Prins van Asturië, waarvan kroonprins Felipe symbolisch voorzitter is.