Het was een ontmoeting der geesten, deze week in New York. Donald Trump en Boris Johnson broederlijk naast elkaar, de Jut en Jul van het populisme. Wie de baas is, is ook duidelijk. De Amerikaanse president is de ceo, de Britse premier de uitbater van het Londense filiaal.
En als om hun ‘speciale band’ te bevestigen, verzeilden ze deze week allebei in een crisis, en ook nog één van eigen makelij. Johnson moest de zoveelste nederlaag in zijn nog prille premierschap incasseren. Het Hooggerechtshof in Londen maakte korte metten met zijn plannen om het parlement buitenspel te zetten. Dat was zijn strategie om de Brexit er door te drukken zonder dat de gekozen volksvertegenwoordiging hem voor de voeten liep.
Aan de andere kant van de oceaan hoorde Trump dat hij een onderzoek voor een afzettingsprocedure aan de broek krijgt. Hij zou de Oekraiense president onder druk hebben gezet om een corruptieonderzoek in te stellen naar een Democratische rivaal, oud vice-president Joe Biden. Dat is een tamelijk ingewikkelde geschiedenis, met een klokkenluider, mogelijk ambtelijke obstructie en de onvermijdelijke juridische haarkloverijen. Maar in de praktijk zal het hier op neer komen: deed hij het of deed hij het niet? En is er genoeg bewijs, een ‘smoking gun’ zoals dat in Washington heet?
Voor een gewone politicus zouden beide gevallen meer dan waarschijnlijk het einde van hun carrière betekenen. Het parlement schorsen en liegen over je redenen, zoals Johnson volgens het unanieme oordeel van het Hof deed, overleef je niet. En al helemaal niet als de rest van die twee maanden als premier. een groot fiasco is. Met een scheuring in de partij, het verlies van de meerderheid in het Lagerhuis en nog geen schim van een idee over een oplossing voor de Brexit.
Bij Trump is de nieuwe affaire, die vast Oekraïene-gate gaat heten, de zoveelste in een lange rij. De Democraten vonden dat nu de maat vol was. De president had voor de zoveelste keer alle democratische grenzen overschreden. Het was nu tijd om een afzettingsprocedure in gang te zetten.
Prijs schieten dus voor de oppositie, zou je zeggen. En helemaal nu in beide landen verkiezingen op komst zijn. De kiezers zouden regeringsleiders met een dergelijke deplorabele staat van dienst uit de ambtswoning zetten, toch? Normaal gesproken wel. In elk geval een gerede kans. Maar nu?
Dit zijn uiteraard geen normale tijden. We hoeven de hele riedel over de oorzaken en gevolgen van de vertrouwenscrisis in de gevestigde politiek hier niet voor de zoveelste keer over te doen. Vast staat dat voor hele volksstammen redelijke, fatsoenlijke, tamelijk bekwame politici geen goed meer kunnen doen. De aard en de intensiteit van die woede verschilt per land, hier in de polder valt het verhoudingsgewijs mee, maar in de VS en het VK wordt er op grote schaal geschuimbekt.
Van die stemming onder grote delen van de bevolking, die afkeer van ‘politieke spelletjes’, willen Trump en Johnson profiteren. En ze krijgen daarbij hulp van een zwakke, verdeelde oppositie.
In Londen is de oppositie het alleen maar eens over wat ze niet willen: het aanblijven van Johnson. Maar verder? De grootste oppositiepartij, Labour, heeft geen duidelijk Brexit-standpunt en als leider een extreemlinkse socialist aan wie geen van de andere partijen het land durft over te laten. En die andere partijen zijn te klein en te onmachtig om meer dan een kindervuistje te kunnen ballen.
Daarom boog Johnson na het vonnis van het Hof niet deemoedig het hoofd maar ging hij meteen in het offensief. De beuk ging erin. En de teneur was niet mis te verstaan. Bij de verkiezingen wordt het ‘het volk tegen de elite’. Met een telg uit de elite als kampioen van het volk. Het is een gok, maar succes zeker niet uitgesloten.
In de VS zien we een vergelijkbare situatie. De leider van de Democraten, Nancy Pelosi, begint die afzettingsprocedure niet uit weelde. Het grootste deel van haar werkzaamheden, naar schatting 80 procent, bestaat uit het uit elkaar houden van de gematigde en linkervleugel van haar partij. Een door de linkervleugel geëiste eerste poging om Trump af te zetten, over de steun van Rusland aan de president tijdens de verkiezingscampagne van 2016, wist ze nog te voorkomen. Niet omdat ze die afzetting onterecht zou vinden, maar omdat ze die niet kon winnen. Trumps partij, de Republikeinen, kon en zou dat zeker blokkeren. En bovendien zou het Trump bij de verkiezingen van volgend jaar wel eens in de kaart kunnen spelen. De president leek er in elk geval niet erg van te schrikken.
Die analyse had Pelosi nu weer kunnen maken. De politieke verhoudingen zijn sindsdien niet wezenlijk veranderd. Er zijn geen aanwijzingen dat de Republikeinen Trump zullen laten vallen. De Trump-fans en Trump-haters staan nog net zo onverzoenlijk tegenover elkaar. De president kan nog altijd rekenen op de harde kern van zijn achterban. En, als het toch nog penibel wordt, kan hij nog steeds hopen op de Democratische specialiteit: door eigen geklungel verkiezingen verliezen die ze niet hadden mogen verliezen.
Het beginnen van een afzettingsprocedure is waarschijnlijk een zwaktebod. Je kunt het framen als ‘principes stellen boven partijbelang’. Dat zal misschien wel meespelen maar is vast niet het echte verhaal. Pelosi wil aan het begin van de campagne van volgend jaar rust in de tent. Ze kan de linkervleugel daarom niet opnieuw afserveren. En op haar beurt moet ze hopen dat er dit keer genoeg vuil wordt opgedregd om Trump in elk geval het leven zuur te maken.
Maar of het gebeurt? Johnson en Trump zouden onder andere omstandigheden zeer waarschijnlijk niet winnen. Natuurlijk. er kan nog van alles gebeuren, allerlei onvoorzienbare ontwikkelingen kunnen de kop opsteken, maar voorlopig werken de omstandigheden in hun voordeel.
Uiteindelijk is geen van beiden baas. Die krijg je niet in beeld.