Twee jaar geleden, op 17 en 18 augustus 2017, vonden twee aanslagen plaats in Catalonië, waarbij 16 doden en meer dan 120 gewonden vielen, van wie sommigen in levensgevaar verkeerden. Onder de slachtoffers bevonden zich mensen van 35 nationaliteiten waaronder één Belg. De eerste aanslag gebeurde in Barcelona. Een bestelwagen reed vanaf de Plaça de Catalunya zigzaggend over het voetpad in het midden van de Rambla.
De bestuurder was Younes Aboyaaqoub uit Ripoll. Hij stopte de bestelwagen in het midden van de bij alle toeristen bekende Rambla. Eerst vluchtte hij te voet, maar daarna doodde hij een persoon die bezig was zijn wagen te parkeren en vluchtte met zijn wagen verder. Hij reedt door een politiecontrole, waarna de Catalaanse politie, de Mossos d’esquadra, verschillende schoten loste. De dader kon echter ontsnappen. Enkele kilometers verder parkeerde hij de wagen voor een grootwarenhuis en zette zijn vlucht weer te voet door. Op 21 augustus werd hij gevonden en door de Mossos en gedood.
Zes uur na de eerste aanslag volgde een tweede in Cambrils, een badstadje 120 km ten zuiden van Barcelona. Vijf mannen reden met hoge snelheid met een Audi A3 het stadje binnen, eerste ramden ze een politiewagen, maar even verder bij de jachtclub kantelde de wagen. Uit de auto kwamen vijf mannen gewapend met machetes en een bijl en vielen de voetgangers en een nabije patrouille van de Mossos aan. Er vielen één dodelijk slachtoffer en verschillende gewonden onder de burgers, maar de Mossos doodden ter plekke vier van de vijf terroristen. De vijfde, die eerst kon ontsnappen, werd even later ook gedood.
De aanvallers werden geïdentificeerd als Moussa Oukabir (17 jaar), Said Aallaa (19), de broers Omar en Mohamed Hychami (21 en 24) en al-Houssaine Abouyaaqoub (22), broer van de bestuurder van de bestelwagen van de Rambla van Barcelona. Ze woonden allen in Ripoll.
En dan was er een nog derde belangrijk incident. Wat men in het begin dacht een toevallige gasexplosie in een woning te zijn, bleek later de plaats te zijn waar een veel belangrijkere aanslag werd voorbereid. Omstreeks 23.00 uur de nacht voorafgaand aan de eerste aanslag in Barcelona ontplofte een woning in Alcanar, waarbij drie personen om het leven kwamen, onder wie de imam Es-Satty uit Ripoll. De ontploffing was het gevolg van de manipulatie van de springstof TATP die op haar beurt de explosie van een aantal propaan- en butaangasflessen veroorzaakte. Het aanvankelijke plan van de terroristen zou volgens de politiebronnen zijn geweest om een vrachtwagen met explosieven en gasflessen op een centrale locatie in Barcelona zoals de beroemde Sagrada Familia te laten ontploffen. De daders hadden de aanslag gedurende weken voorbereid en daartoe een grote hoeveelheid explosieven verzameld. In de puinhopen van de woning vond de politie onder andere 120 butaanflessen, acetyleen, een licht ontvlambaar gas en het TATP, een explosief dat gewoonlijk door Islamitische Staat wordt gebruikt.
In de explosie stierven Youssef Aallaa en Abdelbaki Es-Satty, beiden in Marokko geboren. Mohamed Houli Chemlal, een inwoner van Melilla, die naar het Tortosa Ziekenhuis werd overgebracht, overleed even later. Een dag later, terwijl de arbeiders en de veiligheidsdiensten het puin ruimden, vond er een tweede ontploffing plaats. Zes leden van de Catalaanse politie, twee brandweermannen en de bestuurder van een graafmachine liepen verwondingen van diverse gradatie op.
Islamitische Staat
De aanslagen van 2017 van Barcelona en Cambrils waren het werk van een cel van IS waarvan Abdelbaki Es-Satty, sinds 2015 de imam van Ripoll, het vermoedelijke brein was. Hij zou een groep jongere moslims in Ripoll hebben geradicaliseerd en de cel met twaalf militanten achter de aanslagen hebben gevormd. Es-Satty was bekend bij de Spaanse inlichtingendiensten. In Vilanova i la Geltrú woonde hij samen met Bellan Belgacem en met Mrabet Fhasi. De eerste pleegde in 2003 in Irak een zelfmoordaanslag waarbij 28 doden vielen, de tweede werd onderzocht na de bomaanslagen in Madrid op 11 maart 2004 – toen vielen er 191 doden. Hij werd verdacht militanten in de islamitische gemeenschap te rekruteren. Es-Satty had echter nog meer op zijn kerfstok.
Een maand geleden publiceerde onderzoeksjournalist Enrique Bayo in de krant Público een exclusief en verontrustend artikel gestaafd door gelekte documenten van de inlichtingendiensten. Ten tijde van de aanslag was Abdelbaki Es-Satty informant van de Spaanse geheime diensten. De imam, die het vermoedelijke brein was van de aanslag die in Alcanar werd voorbereid en de jonge terroristen van Ripoll zou hebben gerekruteerd en geradicaliseerd, werd samen met de andere leden van de cel door de Spaanse inlichtingendiensten CNI nauwgezet gevolgd.
Spaanse geheime dienst
Bayo onthult dat CNI met de imam communiceerde via een ‘dode e-mail’. De techniek, uitgevonden door Bin Laden, bestaat eruit een account bij een e-mailprovider te openen. Er wordt geen post verstuurd, maar de gebruikers kennen de sleutel om in het e-mailaccount in te loggen. De berichten tussen hen worden dan gewoon in een klad e-mail geschreven die zoals eerder gezegd nooit wordt verstuurd en zo ook nooit kan worden onderschept. In het puin van de geëxplodeerde woning van Alcanar werd een stuk papier met het dode e-mailadres en de sleutel bij het vermorzelde lichaam van Es-Satty gevonden.
De CNI kende heel veel details van de bewegingen van de terroristen: hun reizen kort voor de aanslag van Barcelona naar het buitenland en de inhoud van hun afgeluisterde telefoongesprekken. Ze waren ervan op de hoogte dat een Audi A3, een wagen die later in de aanslag van Cambrils werd gebruikt, frequent werd gebruikt tussen de woonplaats van de terroristen en de woning waar de voorbereidingen van de aanslag plaatsvonden.
Bayo zegt dat CNI Es-Satty rekruteerde. Dit gebeurde in 2014, kort voor het einde van zijn gevangenisstraf van vier jaar om 136 kg hasj te hebben gesmokkeld. Als tegenprestatie voor zijn diensten van informant zou hij niet uit het land worden gezet en naar Marokko worden gestuurd waar hij nog een grotere gevangenisstraf riskeerde.
Zoals verwacht werd Es-Satty het land uitgezet, maar hij ging in beroep. Op een onverklaarbare manier, aldus Bayo, vond hij de middelen om een advocaat te betalen en kon een bewijs van de sociale zekerheid en een arbeidscontract voorleggen om te staven dat hij al 6.,5 jaar geïntegreerd in Spanje verbleef. Dat terwijl hij het overgrote deel van deze tijd in een gevangeniscel zat voor drugssmokkel! De rechter aanvaardde de bewijzen…
De CNI poogde een plaats te vinden voor Es-Satty in een moskee van Barcelona en pretendeerde hem vanuit Madrid te controleren. Het lokale hoofd van de CNI vond dat veel te riskant in een grote stad zoals Barcelona waar een zeer complex netwerk van moslimorganisaties aanwezig is en weigerde zonder een directe controle van hem met de operatie door te gaan. Toen kwam er een vacature voor een imam in Ripoll. Hij kreeg deze plaats dankzij de hulp van een andere infiltrant die borg stond voor Es-Satty in de moslimgemeenschap van Ripoll.
De CNI ontkende in begin elk contact met Es-Satty. Pas toen er gelekt was dat er wel ontmoetingen in de gevangenis hadden plaatsgevonden, verklaarde de geheime dienst dat het maar over routine ondervragingen ging. Bayo zegt dat het CNI ontkende Es-Satty te hebben geronseld om een gegeven te verbergen dat echt relevant is, namelijk tot wanneer hij informant is geweest.
Volgens de inlichtingen die Bayo heeft kunnen verzamelen, verwijderde de CNI de fiche van Es-Satty als informant de dag na de aanslag van de Rambla van Barcelona. De imam was wel degelijk een informant van de CNI tot zijn dood in Alcanar.
Medeplichtig
De door Público gepresenteerde gegevens zijn overtuigend en zorgwekkend, omdat ze zonder enige twijfel aantonen dat de Spaanse geheime diensten op de hoogte waren van het bestaan van de Alcanar-villa waar de bommen werden geproduceerd. Ze wisten dat er bommen werden vervaardigd, ze wisten van de reizen tussen Ripoll en Alcanar en ze waren op hoogte van de inhoud van de gesprekken tussen de leden van de cel. Al deze gegevens stellen ons in staat om de gebeurtenissen van augustus 2017 in een nieuw licht te zien en roepen vragen op.
Vicent Partal, hoofdredacteur van Vilaweb, vraagt zich af waarom de Guardia Civil op een onregelmatige manier de leiding van het onderzoek van de woning van Alcanar, die normaal aan de Catalaanse politie toekwam, naar zich toe te trekken? Nu kunnen we als hypothese denken dat ze dat probeerden omdat ze zich ervan bewust waren dat het lichaam van de CNI-informant tussen het puin gevonden zou worden, alsook bewijzen zoals de gegevens van contactmailboxen. Verder, zegt Partal, is het nu beter te begrijpen waarom de Spaanse politie geen alarm heeft geslagen na de ontdekking dat Es-Satty de moskee van Ripoll had verlaten en zich op een onbekende locatie bevond. De politiediensten gingen drie keer naar de moskee van Ripoll om Es-Satty te bezoeken, maar Es-Satty was er telkens niet. In normale omstandigheden leidt het verliezen van het contact met een informant die in het verleden bij verschillende jihadistische operaties was betrokken en die als zeer gevaarlijk werd gecatalogeerd tot een algemeen alarm waarbij alle politiediensten van binnen- en buitenland moeten worden gewaarschuwd. Zoals we nu weten, gebeurde dit niet. De meest plausibele verklaring hiervoor, aldus Partal, is dat de inlichtingendiensten daadwerkelijk Es-Satty onder controle hadden en wisten wat hij deed. Overigens, indien dit niet het geval was, is de CNI ongelofelijk lichtzinnig geweest.
De onthullingen van onderzoeksjournalist Bayo hebben in de sociale media de nodige ophef veroorzaakt, maar kregen slechts een minimale reactie van de media en de politiek in Madrid, en al helemaal niet van de CNI. Meer zelfs, de CNI heeft in alle stilte de twee verantwoordelijken voor de controle van de imam, de eerste in Ripoll en de tweede in Madrid, naar twee verre landen gestuurd in Afrika en Latijns-Amerika.
Een van de weinige reacties kwam van de minister van Landsverdediging, Margarita Robles, onder wier bevoegdheid de inlichtingendiensten vallen. Ze verzekerde dat er een verklaring zou komen, maar alleen voor de periode dat de PSOE in de regering zat. Met andere woorden, de periode van de aanslagen waarin de PP aan de macht was, wordt zo uitgesloten.
De Spaanse vicepremier Isabel Celaá deed er alles aan om niets te zeggen over de relatie tussen de imam en de CNI, maar verklaarde dat ze ‘zich niet bezighielden met dit thema’. Celaá verwees naar de Commissie van Staatsgeheimen van het Spaanse parlement waar dit punt was behandeld.
Geen onderzoek
Ondertussen beginnen veel mensen zich vragen te stellen. De advocaat van de vader van een kind dat tijdens de aanslag overleed heeft aan de rechter gevraagd om een onderzoek in te stellen en de politiediensten, die naar gevangenis zijn gegaan om de imam te ondervragen. Aan de dienst voor gevangenissen en de CNI werd verzocht alle verslagen betreffende de opvolging van de imam en leden van de cel van Ripoll daterend van voor de aanslagen vrij te geven.
Ook de steden Barcelona en Ripoll hebben claims ingediend. De laatste vroeg waarom de CNI niet vroeger tot actie is overgegaan en de cel heeft ontmanteld om zo de aanslagen te vermijden. De Catalaanse minister van Buitenlands Zaken Alfred Bosch heeft een brief gestuurd naar consulaten van de landen met dodelijke slachtoffers om samen de zaak te bespreken.
Er bestaat twijfel dat de omerta van de Spaanse officiële instanties zal worden verbroken. Zonder krediet te geven aan samenzweringstheorieën, mogen we ook niet naïef zijn. De Spaanse autoriteiten hebben het wantrouwen zelf veroorzaakt door geen verklaringen te willen geven en door dat de Spaanse partijen in Madrid geen parlementscommissie willen oprichten.
Na de terroristische aanslagen van Zaventem en het metrostation van Maalbeek heeft het federale parlement een onderzoekscommissie in het leven geroepen. Dat is de normale gang van zaken in elk democratisch land. Ten slotte hebben deze aanslagen onnoemlijk veel menselijk leed veroorzaakt. Wanneer het ondenkbare gebeurt, moeten alle aspecten van de gebeurtenissen worden doorgelicht, zoals de werking van al de betrokken hulp- en politiediensten, maar het fenomeen van de radicalisering en hoe men preventief kan optreden. Niets hiervan hebben de Spaanse centrale instellingen gedaan. Het Catalaanse parlement heeft wel een onderzoekscommissie opgericht die nog steeds werkzaam is, maar haar werking wordt ondermijnd door een lange lijst van politie, inlichtingdiensten en politieke verantwoordelijken die niet willen worden doorgelicht. Ze zijn daartoe niet verplicht, en zo wordt de waarheid onder een sluier van onheilspellende stilte begraven.
De aanslagen in Barcelona en Cambrils zijn zeer ernstige gebeurtenissen, waarbij doden zijn gevallen waaronder een vrouw uit Tongeren. Naar alle waarschijnlijkheid hebben de Spaanse politiediensten de radicalisering van de jonge moslim daders zelf in de hand gewerkt
Alle slachtoffers en hun families hebben recht op opheldering van de Spaanse autoriteiten, maar helaas kunnen we niet verwachten dat ze uit eigen beweging toelichting zullen geven. Er rest ons nog maar één ding: vragen aan de federale Belgische regering om bij de Spaanse regering druk uit te oefenen om de kwestie uit te klaren.