1 september, terug naar school. Sommige ouders zijn blij dat de lange zomervakantie achter de rug is, maar ik zou de klok echter gerust twee maanden willen terugdraaien. Geen gehaast ’s ochtends en alles op ons eigen ritme. Twee maanden lang genieten van die kleine karaktertjes die mij, zeker bij moeilijke momenten, vaak een spiegel voorhouden. Kinderen zijn een goed hulpmiddel om als parlementslid beide voeten stevig op de grond te houden. M’n dochters zelf zijn gelukkig erg blij dat ze weer naar school mogen. Grote stappen werden gezet: de deur van de kleuterschool werd definitief dichtgetrokken en voor de oudste ging de poort van ‘het secundair’ open.
(Geen) mondmasker
De middelste startte in het vijfde leerjaar en vertelde triomfantelijk tegen haar grote zus dat zij dit jaar, in tegenstelling tot de oudste vorig jaar, geen mondmasker moet dragen in de klas. Na de lange lockdown van het voorjaar van 2020 beseffen onze kinderen dat naar school gaan een luxe is. Uiteraard is de eerste bedoeling van onderwijs ‘leren’, maar sinds de lockdown besef ik des te meer dat de sociale functie van scholen niet mag worden onderschat. Wat we echter ook niet mogen onderschatten, zijn de gevolgen van het dragen van een mondmasker in de klas en op de speelplaats. Op een bepaald moment waren mondmaskers in het lager onderwijs zelfs verplicht tijdens het turnen.
Een mondmasker dragen is vervelend maar los van het ongemak gaat er veel sociale interactie verloren als je elkaars gezicht niet kan zien. Leraren zien aan de gezichtjes van de kinderen voor hen of ze de leerstof begrijpen. Het langdurig dragen van een mondmasker is nefast voor de concentratie en het welbevinden. Toch deden onze kinderen allemaal braaf wat er gezegd werd en toonden ze zich, zoals steeds weer, erg solidair in deze crisis. Het is opvallend hoe snel velen zich aanpasten aan een toch wel erg vrijheid beperkende opgelegde maatregel omdat iedereen rond hen dat ook doet. Natuurlijk was dit met een ‘hoger doel’ in het achterhoofd: de algemene volksgezondheid.
Op de schop met die maatregelen
Met onze fractie waren we dan ook maar voorzichtig tevreden. Vele coronamaatregelen op school zijn (eindelijk!) opgeheven of verlicht, maar toch is er nog altijd een gedeeltelijke mondmaskerplicht in het middelbaar volgens de gelijkaardige gekende horeca-regels: bij het zitten in klas mag het af, voor al de rest moet het op. Wij wilden dan ook veel liever een volledige afschaffing van de mondmaskerplicht op school. Het is dan ook onlogisch, zoals Isolde Van den Eynde al stelde in een column, dat tieners deze zomer nog op kamp ‘vleeshoop’ mochten spelen, maar dat die op de speelplaats vanaf 1 september een mondmasker moeten dragen. Hetzelfde met tieners die mogen dansen tussen meer dan honderd (verre) familieleden op een trouwfeest, maar in hun klas zonder mondmasker niet mogen rechtstaan.
Natuurlijk kunnen er, onder andere door de lage vaccinatiegraad in sommige gemeenten, nog lokale uitbraken ontstaan. In dat geval zouden lokale besturen en scholen in samenspraak zelf moeten kunnen beslissen om op basis van lokale risicoanalyses toch nog een (lichte dan wel striktere) vorm van mondmaskers in te voeren. Het houdt immers geen steek om in een middelbare school in pakweg Poperinge of Kinrooi een gedeeltelijke mondmaskerplicht te handhaven als je weet dat de totale vaccinatiegraad daar rond de 80% ligt, terwijl die bv. in Vilvoorde maar 60% is. Adequaat handelen kan enkel maar mits adequaat beleid. Nochtans is de grotere van de twee coalitiepartners van onze onderwijsminister in principe een sterke voorstander van het gegeven subsidiariteit. Het toont eens te meer dat in tijden van pandemie de wens- en werkbaarheid van lokale autonomie ook een cruciaal discussiepunt is.
Hopelijk voldoende opgeladen
Toch hoop ik vooral dat al mijn bovenstaande bedenkingen binnen afzienbare tijd van geen tel meer zullen zijn en dat leerlingen, leraren en directeuren, geen energie meer hoeven te verspillen aan het bekampen van het virus op school met beperkende maatregelen. De school als concept heeft daar namelijk nood aan, aan meer vrijheid ten opzichte van deze epidemiologische druk van buitenaf. Het afgelopen anderhalf jaar zijn de klasvloer en het schoolgebeuren immers sterk gemedicaliseerd: mondmaskers, telkenmale handen wassen, handgel, afstand houden, testen of je niet besmet bent, constant je aandacht houden of je niks besmettingsrisicovol doet,… en dan recent ook nog het plan van bepaalde steden om op school ook coronavaccins toe te dienen. De school lijkt op bepaalde momenten een ziekenhuis.
Het lerarenkorps was dan ook als een educatief leger anderhalf jaar precies in massamobilisatie, als soldaten aan het front, constant op hun qui-vive om het virus als ware het een minuscuul kleine, maar wel doeltreffende, externe vijand te bekampen wanneer die de kop opstak tussen hun linies. Maar iedere legerleider weet dat je een leger niet voortdurend gemobiliseerd kunt houden. Voortdurend vechten zorgt voor enorm veel stress onder je manschappen, vandaar dat het noodzakelijk is deze tijdig en gepast te demobiliseren en ze terug naar het normale burgerleven terug te laten keren. Mijn grote vrees blijft dat we op een bepaald moment dit schooljaar nog een extra weerbots zullen zien van leraren die uitvallen met een burn-out of andere psychosociale aandoeningen. Er zijn nu wel twee maanden vakantie geweest, maar de vraag is of iedereen desondanks de batterijen voldoende heeft kunnen opladen.
Schoolgaan is vrijheid
De school en de hierin aanwezige leerlingen en leraren moeten, eens de schoolpoort voorbij, alle invloeden die beperkend kunnen zijn om tot leren te komen, kunnen uitzetten. In dit geval was dit een medische invloed, maar ook in de zogenaamde ‘normale’ tijden is dit een taak van ons onderwijspersoneel, zij het dan met invloeden van een andere aard. Schooltijd is immers vrije tijd, het is een gebeuren waarin leraren de tijd en ruimte van het dagelijkse leven even stilzetten voor de leerlingen om hen iets uit die wereld wat ze nog niet kennen te doen leren kennen. Scholen bieden kinderen de kans en dus de vrijheid om zich op iets toe te leggen, om zich voor iets volledig in te zetten, elk naar hun eigen talenten en vermogens, zonder dat daar een directe beloning of straf aan vasthangt in de zin van loon of grote nutsdruk.
‘School’, afkomstig van het Griekse scholè, betekent etymologisch gezien dan ook letterlijk ‘vrije tijd’. Kinderen die in het Oude Griekenland zich konden permitteren om naar school te gaan, moesten niet werken op het veld of zich inzetten voor een andere activiteit die inkomen moest genereren voor het gezin. Tot aan de invoering van de leerplicht was dit tot diep in de negentiende eeuw ook letterlijk voor onze jeugd in Vlaanderen het geval. De buitenwereld wordt er als het ware tussen haakjes gezet, net om hem op een amateuristische manier (in de zin van niet-professioneel als niet om een direct nut te dienen, maar ook als een ‘liefhebber’) te kunnen beschouwen en bestuderen.
Daartoe moeten de sociaaleconomische en/of culturele factoren die kinderen in hun thuissituatie belemmeren om tot leren te komen, op de klasvloer (tijdelijk) gesublimeerd worden. Verschillende leerlingen hebben bv. thuis te kampen met allerlei problemen in hun gezin: financiële problemen, slechte thuissituatie, (v)echtscheidingen, negatieve attitudes ten opzichte van het schoolse,… Deze lastige rugzak om tornen moet een school bij de schoolpoort kunnen afnemen van hun schouders om zo binnen de klasmuren tot leren te komen. Steeds meer leerlingen komen in Vlaanderen ook niet tot leren vanwege een taalachterstand en/of culturele verschillen. Ook deze eigenschappen dienen op school geremedieerd te worden door hen onder te dompelen in een rijke taalomgeving en een sterke leidcultuur, wat hun verdere integratie en dus ook studiekansen enkel ten goede zal komen.
Digisprong: binnenhalen Big Tech?
Daartoe moet ook de verregaande commercialiserende invloed buiten de schoolmuren gehouden worden. In die optiek bannen scholen bv. reclame op school, of halen ze frisdrankmerken uit de automaat en opteren ze voor het aanbieden van gezuiverd kraantjeswater. Dat is ook een van de redenen waarom ik redelijk kritisch ben inzake de operatie Digisprong; in hoeverre zal deze het leergebeuren afhankelijk maken van de Big Tech‑bedrijven? In hoeverre zien deze bedrijven scholen, onze kinderen en hun ouders niet gewoon enkel als (toekomstige) consumenten en is deze digitalisering van het onderwijs voor hen niet enkel een instrument om zo een grotere afzetmarkt te creëren?
Maar daarnaast moeten we tevens de politiserende invloed van de schoolbanken weren. Scholen zijn de afgelopen decennia al te vaak speelbal geweest van politieke wensen van opeenvolgende onderwijsministers. In plaats van educatieve rust kozen deze voor nutteloze hervormingen geïnspireerd vanuit veelal idealistische, maar in de praktijk niet werkende adagia. Onder de socialisten Frank Vandenbroucke en Pascal Smet was het codewoord ‘gelijkheid’ en moesten scholen ook inzetten op het bewerkstelligen van sociale rechtvaardigheid, dus werden plannen gesmeed die zouden leiden tot alsmaar meer eenheidsworst.
Daarna werd het ‘inclusie’, getuige het M-decreet dat onder minister Crevits werd ingevoerd, waardoor zoveel mogelijk kinderen uit het buitengewoon onderwijs in het ‘gewone’ onderwijs terecht moesten, maar wat in de praktijk onwerkbaar bleek. Maar ook directeurs en leraren zelf dienen het politiserende achterwege te laten. Dat wil niet zeggen dat een school geen burgers vormt. Op school wordt echter niet aan politiek gedaan, maar wel op een doctrinatieloze manier over politiek gesproken. Of dat zou althans zo moeten zijn… In die optiek moet men ook de recente commentaar van mijn voorzitter Tom Van Grieken verstaan als hij kritiek heeft op leraren die hun machts- en gezagspositie misbruiken om activistisch hun ideeën op te dringen aan onze jeugd.
Onze scholen moeten terug doen waarvoor ze dienen: onze kinderen opvoeden tot bekwame burgers die zo een meerwaarde creëren voor zichzelf en voor onze gemeenschap. Daarom moeten we durven ambitieus zijn en ons onderwijsniveau op te tillen. Enkel zo kunnen we ons collectief kenniskapitaal in de toekomst verder laten groeien. En neen, dat doen we niet om daar politiek mee te scoren of omdat we louter graag wat plekjes willen stijgen in de PISA-ranking, dat doen we voor de toekomst van onze jeugd. Het wordt dus eindelijk weer tijd om de school als puur pedagogische ruimte in ere te herstellen. Tijd om volledig (en) vrij terug naar school te kunnen.