Hoe Shell in Nigeria al 50 jaar het milieu vervuilt en al zijn trucs gebruikt om maar geen compensatie te hoeven betalen.
Oliemaatschappij Shell moet boeren in Nigeria compenseren voor een olielek in 1970. Het bedrijf sleept de procedure echter voort, nu ook door misbruik van een arbitragetribunaal voor investeerders.
In mei startten Shell Petroleum en Shell Petroleum Development Co. (SPDC) een procedure tegen Nigeria bij het World Bank Arbitration Forum (ICSID). De aanleiding voor deze rechtszaak was blijkbaar de poging tot handhaving in januari 2021 van een uitspraak van de Nigeriaanse federale rechtbank uit 2010.
Hierdoor was SPDC aansprakelijk gesteld voor schade aan de Ejama-Ebubu-gemeenschap in de Niger River Delta in 2004 en 2005 als gevolg van een olielek. Bij de ramp in Nigeria is olie met een omvang van 2,5 miljoen vaten vrijgekomen, ongeveer tien keer zoveel als bij de ramp met de Exxon Valdes in 1989. De gemeenschap heeft een schadevergoeding van 45 miljoen dollar toegezegd gekregen. Het bedrag is sindsdien echter waarschijnlijk vertienvoudigd vanwege de rente over rente.
SPDC heeft deze uitspraak jarenlang heftig aangevochten, maar in november 2020 wees het Nigeriaanse Hooggerechtshof het beroep af. De vennootschap stelde vervolgens dat dan wel de aansprakelijkheid voor schade was vastgesteld, maar dat dat niet het geval was bij de exacte hoogte van de schadevergoeding.
Ope die manier heeft SPDC van een andere rechtbank gedaan gekregen dat er geen schadevergoeding mag worden geïnd totdat in laatste instantie er duidelijkheid is over de exacte hoogte van de schadevergoeding. Belanghebbenden probeerden echter computers en andere zaken in het bezit te krijgen van een bank die garant stond voor SPDC, vermoedelijk om informatie te verkrijgen over Shell-activa die geconfisqueerd zouden kunnen worden. Vanwege deze vermeende eerste stappen ter voorbereiding op een inbeslagname van activa, klaagt het bedrijf nu het Arbitragehof van de Wereldbank aan.
De centrale bewering van het bedrijf in deze arbitrage tussen investeerders en staten is dan ook waarschijnlijk dat Nigeria zijn internationale verplichtingen onder het bilaterale investeringsverdrag met Nederland heeft geschonden door de voorbereiding van een tenuitvoerlegging van de nog steeds controversiële schadeclaim niet effectief te voorkómen.
De uitleg van de schade die de eisende onderneming zou hebben geleden als gevolg van deze inbreuk zal interessant zijn om te lezen als details van de procedure ooit worden gepubliceerd. Behalve de inbeslagname van een bankcomputer is er nog niets gebeurd.
Deze zaak is in sommige opzichten opmerkelijk, niet in het minst omdat de eiser SPDC is, een bedrijf dat voor 55 procent eigendom is van het Nigeriaanse staatsoliebedrijf. Het doel van het arbitragesysteem is eigenlijk om buitenlandse investeerders te beschermen tegen onteigenende staatsinmenging. In plaats daarvan spant de staat Nigeria nu indirect een rechtszaak aan tegen de staat Nigeria om de schade waarop zij recht heeft voor langere tijd aan een beschadigde gemeenschap te onthouden.
Want misschien wel het meest interessante aspect is dat de rechtszaak voortkomt uit een olieramp in 1970. Volgens sommige schattingen is de rivierdelta van de Niger sindsdien elk jaar blootgesteld aan een olielek ter grootte van de ramp met de Exxon-Valdez. Het resultaat is dat het nu een van de meest vervuilde regio’s op aarde is en, niet toevallig, het toneel van een ernstige gewapende opstand en een bron van misdaad, wapenhandel en economische vluchtelingen.
In Nigeria zijn er sinds 1958 door Shells oliewinning meer dan 13 miljoen olievaten gelekt. Toen de lokale bevolking opstond tegen de vervuiling van hun eigen land, heeft Shell willen en wetens het Nigeriaanse regime aangemoedigd om de protesten tegen hun oliewinning in Ogoniland te onderdrukken, terwijl ze wisten welke methoden het leger daarvoor zou gebruiken: moorden, verkrachtingen en het verbranden van dorpen. Shell is betrokken geweest bij de veroordeling en executie van de dichter Ken Saro-Wiwa en acht andere activisten. We kunnen gerust spreken van een oliezwarte bladzijde uit het boek van Shell’s manier van zakendoen. Amnesty International heeft hier enkele jaren geleden al uitvoerig over geschreven. Hoe de familie Van Oranje als grootaandeelhouder van Shell hierover denkt is ons niet bekend.
De omvang van de hierboven beschreven ramp is zo groot dat elke compensatie slechts een druppel op een gloeiende plaat zou zijn.