Vandaag in onze serie over het neerhalen van het vliegtuig van Malaysian Airways: hoe bij het MH-17 drama de leugen over Amerikaans satellietbewijs werd gefabriceerd – om de Oekraïense leugens te verhullen – en hoe de Nederlandse regering werd overgehaald om ze allebei te accepteren.
De Amerikaanse directeur van de Nationale Inlichtingendienst (DNI) heeft de Nederlandse aanklagers en onderzoeksrechters in het MH17-onderzoek nooit verteld dat hij Amerikaanse satellietbeelden had gezien van het afvuren van een BUK-raket op het vliegtuig en de ontploffing die het in de lucht boven Oost-Oekraïne vernietigde. zeven jaar geleden, op 17 juli 2014.
In plaats daarvan zei hij tegen een ondergeschikt lid van zijn staf, legerkolonel Kenneth Stolworthy, om de Nederlanders een “samenvatting” te geven die “de weloverwogen mening van de Amerikaanse inlichtingendiensten weerspiegelt” dat “door Rusland geleide separatistische strijders en Russisch militair personeel of een combinatie van de twee” verantwoordelijk waren voor de aanval waarbij alle 298 passagiers en bemanningsleden aan boord omkwamen. De samenvatting die Stolworthy moest verzamelen kreeg hij van de National Intelligence Council (NIC), een commissie die aan de DNI rapporteerde over de informatie die het had verzameld uit alle Amerikaanse inlichtingenbronnen, en die – als het kon – de verschillen tussen de gegeven meningen kon oplossen.
De NIC rapporteerde naar boven aan de DNI; die gaf zijn bevel neerwaarts aan Stolworthy met NIC’s draaiboek voor de Nederlanders, minus de details.
De keus was op Stolworthy gevallen omdat hij zelf geen inlichtingenofficier was; omdat hij geen expertise had op het gebied van satellietbeelden; omdat hij zó ondergeschikt was dat zijn naam onbekend was; en omdat wat hij aan de Nederlanders schreef door zijn superieuren kon worden ontkend als de Nederlanders zijn geloofwaardigheid betwistten of als er een lek was. Stolworthy kreeg de opdracht om met niemand te praten, vooral niet met de Nederlanders.
In een voorafgaande overeenstemming tussen hoge functionarissen van de regering-Obama en de regering van premier Mark Rutte in Den Haag, stemden de Nederlanders ermee in het DNI-script te accepteren en niet aan te dringen op de satellietbeelden. Rutte stemde er ook mee in dat méér geheim te houden dan het Amerikaanse bewijs zelf, omdat hij wist dat er geen Amerikaanse satellietbeelden waren. Rutte wist dit omdat hem dat was verteld door het hoofd van de Nederlandse militaire inlichtingendienst generaal-majoor Onno Eichelsheim.
De voorzitter van de Amerikaanse National Intelligence Council (NIC), Greg Treverton, destijds de derde ambtenaar in het kantoor van de directeur van de nationale inlichtingendienst (ODNI) en de ambtenaar die belast was met het verzamelen van “de weloverwogen mening van de Amerikaanse inlichtingendienst” , zegt nu: “we hebben aan de schietpartij gewerkt, maar ik herinner me geen specifiek verzoek om informatie van de Nederlanders.”
Treverton zei twee dagen geleden nog: “Ken Stolworthy was, denk ik, een plaatsvervangend National Intelligence Manager, dus hij werkte voor de DNI”. Hij “had de Amerikaanse inlichtingendienst bij de Nederlanders kunnen vertegenwoordigen, hoewel ik geen aantekeningen of herinneringen heb aan een dergelijk contact”.
Slechts één Amerikaanse functionaris heeft ooit beweerd satellietbeelden te hebben gezien van het neerschieten van de MH-17 met een raket. Dat was de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, John Kerry.
Om precies te zijn: Kerry zei niet dat hij de beelden zelf had gezien. Op 20 juli, vier dagen na de schietpartij, maakte hij op televisie bekend: “Weet je, ik ben een voormalig officier van justitie. Ik heb zaken gevoerd op indirect bewijs. Het is hier krachtig. Maar nog belangrijker, we hebben de beelden van deze lancering opgepikt. We kennen het traject. We weten waar het vandaan komt. We kennen het tijdstip. En het was precies op het moment dat dit vliegtuig van de radar verdween. We weten ook, door middel van stemherkenning, dat de separatisten achteraf opschepten over het neerschieten.”
Kerry zei ook: “We weten dat ze een SA-11 [BUK]-systeem in de buurt hadden, letterlijk uren voordat het neerschieten plaatsvond. Daar zijn berichten op sociale media van. Ze waren aan het praten, en we hebben de onderscheppingen van hun gesprekken, pratend over de overdracht en verplaatsing en herpositionering van het SA-11-systeem. De sociale media lieten zien dat zij zich met dit systeem door het gebied bewogen waarvan we denken dat de schietpartij plaatsvond, uren voordat het gebeurde.”
Kerry herhaalde de satellietclaim slechts één keer. Hij vertelde de pers tijdens een ontmoeting met Australische functionarissen op 12 augustus 2014: “Dit type wapen, al het bewijs ervan was te zien op onze beelden. We hebben de start gezien. We zagen het traject, we zagen de treffer. We zagen dit vliegtuig van de radarschermen verdwijnen. Er is dus echt geen mysterie over waar het vandaan kwam en waar deze wapens vandaan kwamen.”
Het mysterie van waar de aanval op MH17 vandaan kwam, kan geen mysterie zijn in het strafproces dat door de regering-Rutte bij de rechtbank in Den Haag is gestart. Het moet, volgens het Nederlandse strafrecht en de Nederlandse procedure, beslissen of het bewijsmateriaal dat in de rechtbank wordt gepresenteerd, genoeg is om vier soldaten – drie Russen, een Oekraïner – het Russische militaire commando in Moskou, en president Vladimir Poetin, te veroordelen voor het misdrijf van het afvuren van een BUK-raket in een moord met voorbedachten rade.
Als het enige bewijs van het misdrijf afkomstig was van de Oekraïense Veiligheidsdienst (SBU), verplichtte het Nederlandse strafprocesrecht en de wet de rechtbank om het niet-ontvankelijk te verklaren in de aanloop naar het proces, of onderhevig aan redelijke twijfel voorafgaand aan de uitspraak. Het bewijs van de SBU was beperkt tot de slagvelden van Donetsk en Lugansk, waar het door de VS gesteunde regime in Kiev een oorlog voerde tegen regionale separatisten die door Rusland werden gesteund.
De geloofwaardigheid van het bewijs hing vanaf het begin af van de verklaring van de Amerikaanse regering dat zij beschikt over niet-Oekraïens bewijs van het misdrijf. Dit bewijs moest vanuit de lucht komen, niet van af de grond waar de SBU telefoontaps en videobeelden kon fabriceren en valse getuigenverklaringen kon vervaardigen. In de lucht bedienden Oekraïne en Rusland zich van radars; dat bewijs was tegenstrijdig en kon geen bewijs leveren van een BUK-raketaanval. Boven de radar bedienden de VS en Rusland zich van satellieten.
In Washington beweerde Kerry op 20 juli 2014 dat wat hij wist “een opeenstapeling van buitengewoon indirect bewijs” was; eenentwintig dagen later, in Sydney, zei Kerry dat het bewijs was omgezet in direct zicht van de VS op satellietbeelden van het moordwapen en de misdaad.
Het besluit van de VS om het satellietbewijs aan te kondigen “bewees” dat de Russische misdaad eerst werd gememoreerd door de toenmalige vice-president Joseph Biden en de president in Kiev, Petro Poroshenko. Het werd doorgegeven aan president Barack Obama en minister van Buitenlandse Zaken John Kerry. Ze vertelden de premiers van de drie landen die rechtstreeks werden getroffen door de vernietiging van het vliegtuig en van hun burgers aan boord: de Maleisische premier Najib Razak; onze premier Mark Rutte; en de Australische premier Anthony Abbott. Razak zei dat hij niet geloofde wat hem werd verteld en wachtte op onderzoek naar het bewijsmateriaal. Rutte en Abbott begonnen een leger samen te stellen om Oost-Oekraïne binnen te vallen onder luchtdekking van de VS en de NAVO.
Agenten van de geheime dienst, politie en aanklagers uit Oekraïne, Nederland en Australië hadden hun zaak voor de Russische misdaad samengesteld in wat het Joint Investigation Team (JIT) werd genoemd, dat drie weken na het neerhalen van het vliegtuig was opgericht. Amerikaanse satelliet- en andere inlichtingen werden niet rechtstreeks aan het JIT verstrekt. Dit werd gemeld tijdens een privéconferentie tussen functionarissen in het JIT in december 2015. Volgens de geheime notulen van hun vergadering heeft het JIT “niets van hen ontvangen”.
In plaats daarvan stemden de JIT-leden ermee in om afhankelijk te zijn van de Nederlandse militaire inlichtingendienst MIVD om te rapporteren over het radar- en satellietbewijs, en te wachten op de speciale Nederlandse onderzoekers die waren aangesteld om met de Amerikanen samen te werken. De MIVD meldde echter dat er geen radar- of satellietinformatie van een Amerikaanse of NAVO-bron was om het afvuren van een Russische BUK-raket op MH17 vanaf een locatie aan weerszijden van de Oekraïense grens te bevestigen.
Een MIVD-rapport met deze conclusies is op 21 september 2016 naar een Nederlandse functionaris gestuurd met de titel “landelijk officier van justitie voor terrorismebestrijding”. Die functionaris was Simon Minks, een advocaat zonder expertise op het gebied van militaire of satellietinlichtingen. Nederland heeft zijn naam geheim gehouden; hij is niet opgeroepen om voor de rechtbank te getuigen.
Minks ontving het rapport van de MIVD met de conclusie dat er geen Amerikaans satellietbewijs was van een Russische raketaanval nadat hem het rapport van Stolworthy van 23 augustus 2016 was getoond. Minks en zijn superieuren in de Nederlandse regering, evenals zijn ondergeschikten in het JIT, hielden de tegenstelling onder zich. Hun geheim zou misschien verborgen zijn gehouden voor Hendrik Steenhuis, de rechter die Rutte had aangesteld om het MH17-proces te leiden, ware het niet dat er informatie bestond over de lekken van het Eichelsheim-rapport en de JIT-discussieverslagen.
De Nederlandse advocaat Boudewjin van Eijck zinspeelde voor het eerst op de mogelijkheid dat Kerry’s verklaringen leugens waren in zijn presentatie aan Steenhuis op 22 juni 2020. Destijds presenteerde hij fragmenten van video-opnamen van de voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell die loog tegen de VN-Veiligheidsraad in februari 2003 over wat de VS beweerden te zijn inlichtingen over de nucleaire dreiging van de Iraakse president Saddam Hoessein. Dat dit een leugen was, niet onderbouwd door de Amerikaanse inlichtingendiensten, werd door Powell toegegeven in video-opnamen van 2007 en 2017, die Van Eijck ook voor de rechtbank afspeelde.
Op 9 juni 2020 zei het Nederlandse Openbaar Ministerie tegen de rechtbank “in reactie op het verzoek om rechtsbijstand heeft een vertegenwoordiger van het US Office of the Director of National Intelligence een schriftelijke verklaring afgegeven waarin onder meer staat: “Op het moment dat MH17 contact verloren, ontdekte de Amerikaanse inlichtingendienst… een lancering van een SA-11 grond-luchtraket (SAM) vanaf ongeveer zes kilometer ten zuiden van de stad Snizhne in Oost-Oekraïne.” De verklaring bevatte dezelfde afbeelding die eerder was gepost op de Facebook-pagina van de Amerikaanse ambassade in Kiev. Het National Prosecutor’s Office for Counter-Terrorism, Intelligence and Security Services (Landelijk Parket Terrorismebestrijding, Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten – red.) is in de gelegenheid gesteld de juistheid van deze verklaring te verifiëren aan de hand van de achterliggende, geheime bronnen.”
Minks was de persoon die “in de gelegenheid werd gesteld om de juistheid van deze verklaring te verifiëren”. Stolworthy was de “vertegenwoordiger” van ODNI die de schriftelijke verklaring aflegde. Stolworthy werd vervolgens op 22 juni 2020 genoemd door advocaat van Eijck, toen hij formeel een gerechtelijk bevel vroeg om hem te ondervragen. Stolworthy’s naam werd voor het eerst pas vorige week in de rechtszaal genoemd toen Steenhuis hem de directeur van de Nationale Inlichtingendienst noemde. Deze poging van de rechter om Stolworthy geloofwaardiger te maken, was een fout van Steenhuis.
Gedurende het jarenlange tijdsbestek tussen het noemen van de naam door van Eijck en door Steenhuis heeft noch van Eijck noch zijn collega bij de Nederlandse verdediging, Sabine ten Doesschate, de naam van Stolworthy genoemd. Evenmin hebben zij in het openbare proces-verbaal voorgelezen wat zij reeds hebben gelezen in het gesloten dossier van de aanklager over de nota Stolworthy die op 23 augustus 2016 naar Den Haag is gestuurd. Een Nederlandse bron die contact heeft gehad met de advocaten van de verdediging verdedigt hun geheimhouding met dit bewijs door te beweren dat “ze nog niet begonnen zijn met het verdedigen van hun cliënt. Ze gaan hiermee aan de slag nadat ze hun onderzoek hebben afgesloten. Hun enige bijdrage tot nu toe in het openbaar was proberen zoveel mogelijk informatie van het Openbaar Ministerie te krijgen en er bij de rechter op aan te dringen om aanvullend onderzoek toe te staan.”
Dezelfde bron zegt ook de vrouw te kennen die door Steenhuis is geïdentificeerd als de onderzoeksrechter die heeft besloten dat de beweringen van Stolworthy en het SBU-bewijs voor de rechtbank zullen worden toegelaten, inclusief telefoontaps, video- en camerabeelden, en gevangenen die als getuigen zijn gehoord door de SBU. De bron weigert de naam van deze rechter, of anderen die betrokken zijn bij het geheime onderzoek, te noemen totdat die zijn boek publiceert.
Steenhuis liet vorige week weten dat het “zinloos” is voor de advocaten van de verdediging om Stolworthy aan een kruisverhoor te onderwerpen. Details over de militaire carrière van Stolworthy en zijn rol bij ODNI blijven geheim; er is geen signaal dat de Nederlandse advocaten (de verdediging van de aangeklaagde) hem hebben onderzocht. Uit de organigrammen van ODNI blijkt dat militaire officieren die aan het hoofd staan van secties van het Bureau altijd op generaal- of admiraalniveau staan. Stolworthy is een kolonel.
Generaal James Clapper van de US Air Force was DNI toen MH17 werd neergeschoten. Onder hem was de voorzitter van de National Intelligence Council tussen 6 juli 2014 en 5 juli 2017 Greg Treverton. Treverton, een hoge inlichtingenfunctionaris sinds de Carter Administratie, arriveerde pas op 11 september 2014 op zijn NCI-kantoor. Treverton is nu met pensioen en is een universiteitsprofessor in Californië.
In persberichten van de DNI voor 2014 wordt het MH17-incident niet genoemd. In persberichten van ODNI in 2016 wordt Stolworthy niet genoemd. Een e-mailverzoek aan ODNI om de rang, rol en termijn van Stolworthy bij het Bureau te bevestigen, is niet beantwoord. In een door Stolworthy zelf gepubliceerde Linkedin-biografie staat dat hij tussen 2014 en 2017 een “National Intelligence Manager Europe/Eurasia” was. Hij beweert niet Russisch of een andere vreemde taal te spreken. Hij klopt ook zijn functieniveau op.
Treverton werd gevraagd om opheldering. “Natuurlijk hebben we aan het neerhalen van de MH-17 gewerkt”, antwoordde hij, “maar ik herinner me geen specifiek verzoek om informatie van de Nederlanders. Ken Stolworthy was, denk ik, een plaatsvervangend National Intelligence Manager, dus hij werkte wel voor de DNI (maar niet de NIC), en in die mate had hij de Amerikaanse inlichtingendienst bij de Nederlanders kunnen vertegenwoordigen, hoewel ik geen aantekeningen of herinnering heb aan een dergelijk contact.”
Zou onder de DNI — werd Treverton gevraagd — een plaatsvervangend manager als Stolworthy voldoende bevoegdheid hebben gehad om het rapport te ondertekenen dat de Nederlandse rechter nu heeft geïdentificeerd? Treverton antwoordde: “Waarschijnlijk wel, aangezien het erop lijkt dat de DNI probeerde onze inlichtingensteun aan de Nederlanders low key te houden.”
Stolworthy’s Linkedin-profiel onthult verder dat hij tussen 1980 en 2007 officier van het Amerikaanse leger was; drie jaar ontbreken dan in zijn profiel totdat hij zegt dat hij tussen 2010 en 2013 plaatsvervangend adjunct-directeur was bij het Federal Bureau of Investigation (FBI). Vanuit die functie verhuisde hij in 2014 naar ODNI voor drie jaar tot in 2017, toen hij werd benoemd tot de legerdirecteur van het “Rusland Strategisch Initiatief” bij het US European Command (USEUCOM) in Stuttgart. Op maandag bevestigde Stolworthy’s executive officer op zijn EUCOM-kantoor in Stuttgart, Christopher Devries, de huidige titel en kantoorlocatie van Stolworthy. Hij liet doorschemeren dat hij en Stolworthy niet op de hoogte waren van de verwijzingen naar het MH17-proces.
Stolworthy is gevraagd om te verduidelijken of hij, naast het ondertekenen van het memorandum van 23 augustus 2016, Nederlandse functionarissen had ontmoet of rechtstreeks had gecommuniceerd om hen mondeling te informeren. “Heeft u persoonlijk Amerikaanse satellietbeelden gezien waarnaar u in uw memorandum verwijst?” werd hem gevraagd. Een antwoord is uitgebleven.
Voor bewijs van Stolworthy’s begrip over Rusland en wat hij de Russische ‘invasiementaliteit’ noemt kunt u zien op een video van 2019 (vanaf min 52:52).
Rusland is niet het enige waar Stolworthy aan denkt tijdens zijn carrière. In 2004 en 2005, toen Stolworthy werd aangesteld als kolonel van het leger die de leiding had over het kantoor van de Amerikaanse defensieattaché (DAO) in Zagreb, Kroatië, lijkt hij in conflict te zijn gekomen met een ondergeschikte officier, luitenant-commandant van de Amerikaanse marine Lloyd Cafran, en Cafran’s vrouw. Stolworthy heeft zijn tijd in Kroatië stil gehouden; Cafran heeft niet alleen gegevens over zijn tijd daar gepubliceerd; hij heeft ook een Freedom of Information Act (FOIA)-verzoek ingediend voor records van het officiële onderzoek naar “een incident met DAO [Defensie Attaché Office] kolonel Kenneth Stolworthy in Zagreb, Kroatië, en de verzoeker [Cafran] en zijn vrouw”.
In zijn DAO-functie bij de Amerikaanse ambassade in Zagreb zegt Cafran dat hij verantwoordelijk was voor “het ondersteunen van het Amerikaanse en Kroatische initiatief bij het verkrijgen van lidmaatschap van de Noord-Amerikaanse Verdragsorganisatie”. Hij werd gepromoveerd tot commandant, maar hij bleef Stolworthy’s ondergeschikte. Cafran sprak Kroatisch; Stolworthy niet.
Niet lang na het onderzoek naar het incident tussen Stolworthy en de vrouw van Cafran, werd Cafran vanuit Kroatië gedetacheerd bij de inlichtingendienst van de Amerikaanse marine in Korea; Cafran sprak geen Koreaans. Vervolgens werd hij naar het North American Aerospace Defense Command (NORAD) in Colorado gestuurd, waar hij in 2011 bij de marine met pensioen ging. Hij woont nu bij Susan Cafran op een adres in Peyton, Colorado, niet ver van het hoofdkantoor van NORAD.
In 2005, blijkt uit het rapport van het Defense Intelligence Agency over 275 FOIA-verzoeken die dat jaar waren ingediend en verwerkt, inclusief die van Cafran, werden er slechts 42 ingewilligd. Stolworthy werd gevraagd om op te helderen wat er was gebeurd; hij heeft niet gereageerd.
Het was tot nu toe onmogelijk om contact op te nemen met Cafran en om naar zijn beoordeling over de geloofwaardigheid van Stolworthy te vragen. Maar over de tijd van Stolworthy in Zagreb is dat al bekend bij de Nederlandse militaire inlichtingendienst, evenals de Russische militaire inlichtingendienst GRU.