Daags na het bezoek van Blinken aan China, noemde Joe Biden in een toespraak de Chinese president Xi Jinping een ‘dictator’.
Dat ging ‘viraal’, en een ‘correspondent’ voor RTL in de Verenigde Staten verscheen in de nieuwsuitzending van die zender, waarin hij de historische woorden sprak dat het uiteraard ‘waar’ was, maar dat het ‘onhandig’ was om dat in het openbaar te zeggen, terwijl Blinken zijn best doet om weer ‘in gesprek’ te komen met China. Ik vrees dat die ‘correspondent’ er geen kaas van gegeten heeft, en beter om kan zien naar een andere betrekking. De ‘missie’ van Blinken was op voorhand volkomen kansloos, omdat China klaar is met de Verenigde Staten als ‘partner’. Ze stonden een bezoek van Blinken toe, uit beleefdheid, zonder een sprankje hoop dat het iets op zou kunnen leveren.
In het diplomatieke verkeer, en in ‘beleefd gezelschap’, is het gebruikelijk dat men zich inhoudt, om anderen niet te beledigen. Dat is een kwestie van ‘elementair fatsoen’. Het betekent niet dat men elkaar nodeloos ontziet, maar op zoek gaat naar manieren om elkaar tijdig te waarschuwen voor gevaarlijke ontwikkelingen, zodat er wegen gevonden kunnen worden om het onheil af te wenden voor er ‘klappen’ vallen. Afgelopen week sprak de voormalige partner van de vrouw van één van mijn zoons uit dat het zo weldadig aandeed dat ‘iedereen’ normaal met elkaar omging. Dat we samen naar een voorstelling konden gaan waar één van de kleinkinderen een ‘uitvoering’ had.
Vergelijk dat met de ellende waar ik eergisteren over schreef, waar Michael Hutchence van de band INXS zich verhing omdat Bob Geldof, de Ierse ‘Weldoener’ en genomineerde voor ‘Nobelprijs voor de Vrede’ achter ‘Live Aid’ en ‘Live8’, hem op de nek gesprongen was met dure advocaten in een procedure over een ‘omgangsregeling’, nadat Hutchence en de ex van Geldof een kind op hun door ‘Sex, Drugs and Rock and Roll’ gedomineerde wereld hadden gezet, waar nu de geestverruimende paddenstoelen het weer goed doen.
In het verlengde van die terloopse opmerking kwam het onderwerp via een andere insteek iets later weer terug, waar de ‘Opa’s en Oma’s’ in het gezelschap herinneringen ophaalden aan een tijd waarin je aan een ‘half woord’ genoeg had om te begrijpen waar de ‘Rode Lijn’ lag, op school, thuis, en in het maatschappelijke verkeer. De dreiging van onaangename consequenties was daarbij manifest, ook al bleef dat onuitgesproken.
De ‘Gedemocratiseerde’ Westerse samenleving van nu is in mijn beleving onvoorstelbaar veel gewelddadiger dan die ‘autoritaire’ samenleving uit mijn jonge jaren. Vorige week nog ging een stel tieners voor de de deur van het appartementencomplex waar ik woon op de vuist met twee volwassen bewoners, waarvan één nog enkele jaren ouder dan ik, die hen aanspraken op het blokkeren van de toegang. Het was een serieus handgemeen, waarbij rake klappen vielen.
Verder doe ik er geen uitspraken over, want ik was er niet bij, en weet niet wat er gezegd is, of wie er als eerste fysiek geweld gebruikte, maar laten we blij zijn dat het niet op een steekpartij is uitgelopen, of dat de voorpui uit het complex is geblazen met een explosief. Wie je ook spreekt, jong, of alweer wat ouder, het gevoel is dat de dreiging van geweld er altijd, overal is, en dat een concrete aanleiding veelal niet valt aan te wijzen, terwijl een wereld vol met camera’s dat tij kennelijk ook niet weet te keren, want die camera hangt er.
Onze nationale overheden wierpen zich op enig moment op als de ‘monopolist’ die als enige in de samenleving legaal geweld mocht gebruiken, op advies van ‘wetenschappers’, die meenden langs die weg het ‘huiselijke geweld’ de kop in te kunnen drukken, waarbij het gebruik van geweld in het algemeen af zou nemen, omdat degelijk opgeleide overheidsdienaren, die overal en altijd ter verantwoording geroepen konden worden, slechts in extreme situaties geweld zouden gebruiken.
Het was een lovenswaardig streven, maar ik vrees dat het ‘model’ dat hierin leidend was enkele cruciale parameters miste, en dat draaien aan de knoppen, overal camera’s, en extra ‘diensten’ die toezicht houden, met meer en meer ‘Big Brother’, de situatie alleen maar slechter maakt. Zonder daarmee overigens de ogen te sluiten voor het probleem van ‘huiselijk geweld’, dat bestond, en bestaat. In laatste instantie maakt het voor dat streven naar een minder gewelddadige samenleving niet uit wie de ander ‘tot moes’ slaat, aan het mes rijgt, naar het front stuurt, of opblaast.
Op de achterkant van een luciferdoosje (in een artikel voor een blog) opschrijven hoe het wél moet, daar begin ik niet aan. Maar ik vlucht niet voor de constatering dat we iets niet goed doen. En ik ben sterk geneigd om de Westerse samenleving niet te zien als het antwoord op geweld, maar als de belangrijkste bron. Deels omdat we grossieren in opportunisme, waardoor je met ons geen afspraken kunt maken, en we je onverhoeds een bijl in je nek leggen als we het gevoel hebben dat we er als collectief beter van worden.
We noemen het ‘defensie’, maar het is ‘permanente oorlog’. Want oorlog is ‘Good voor de Business’, en politici zijn goedkoop. En dat geldt ook voor ‘Law Enforcement’, waar de positief-gediscrimineerde ‘geweldsmonopolist’ een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefent op vuige types die lust beleven aan dat onaantastbare ‘monopolie’, waardoor ze onbedreigd kunnen martelen, aanslagen plegen, ontvoeren, opsluiten, censureren, sanctioneren en treiteren, terwijl ze hun criminele vrienden ruim baan geven.
Daarmee pleit ik uiteraard niet voor de ‘democratisering’ van het geweld als een tegenmacht, langs de lijnen die de ‘Founding Fathers’ enkele eeuwen geleden hebben uitgezet, toen ze elke Amerikaan het recht gaven om zich te bewapenen. Ik maak mij geen illusies over onze kansen om geweld uit te bannen, maar ik zoek het niet in de richting van het ‘monopoliseren’, noch in de richting van het ‘democratiseren’, en al helemaal niet in de hybride vorm die we er in het Westen van hebben gemaakt, waar we terroristen opleiden en bewapenen als het ons zo uit komt. Er klopt gewoon iets niet aan ons denken over geweld, en wanneer dat ‘geautoriseerd’ zou zijn.
In de basis is geweld als zuivere zelfverdediging, omdat een ander geweld gebruikt om iets te forceren wat onrechtmatig is, begrijpelijk. Dan nog zijn er situaties waarin je, zonder je te forceren, ook zonder geweld tot een oplossing gekomen zou zijn, als de wil er was geweest. Of waar beperkt geweld kan worden ingedamd voor het uit de klauw giert. Bijvoorbeeld door een ‘Minsk Akkoord’ te sluiten. Maar dan moet dat wel uitgevoerd worden, en moet niet één van de partijen het zien als een manier om tijd te winnen voor herbewapening voor de volgende oorlog.
Waarom Joe Biden het Chinese staatshoofd een ‘dictator’ noemde weet ik niet. Ik denk niet dat Xi Jinping er onaangenaam door is getroffen, omdat hij al wel weet wat voor vlees hij in de kuip heeft. Evenmin denk ik dat Joe Biden het nodig had om zijn op oorlog, moord en doodslag beluste volgelingen nog wat verder op te hitsen. Bij Joe Biden kan het altijd een ‘seniorenmomentje’ zijn, uiteraard. Maar in dit geval lijkt het mij een uiting van onmacht en pure frustratie, omdat de Chinezen, en de Russen, en de Saoedi’s, en eigenlijk iedereen, hem en zijn land domweg negeert.
Iedereen gaat zijn eigen weg, en laat Joe Biden in zijn sop gaarkoken. Wat Joe en zijn team, met gemankeerde wapens, hun kant op sturen om aan het front in Oekraïne een extreem gewelddadige dood te sterven, wordt ‘vermalen’. En waar de Verenigde Staten zich inspannen om van Taiwan een uitvalsbasis te maken voor hun geplande oorlog tegen China, mogen ze nu verzinnen hoe om te gaan met een gelijksoortige dreiging in hun eigen ‘achtertuin’, op het moment dat het al niet eens meer lukt om Oekraïne drijvend te houden.
Dit is een soort ’Stalingrad-moment’ voor het collectieve Westen. En dan wil je wel stampvoeten, gillen en krijsen als ambitieuze wereldleider. Nou maar hopen dat Biden en zijn vrienden bij de NAVO niet hun hoofd verliezen, en met nucleaire bommen gaan smijten.
Hoewel onvolkomen, lijkt een terugkeer naar de oplossingen van weleer, diplomatie, het naleven van verdragen en je ‘woord van eer’, diplomatie en fatsoen, en begrijpen wat een ‘Rode Lijn’ inhoudt iets waar niet alleen de landen wel bij varen. Het is ook iets voor de interne aangelegenheden in onze eigen landen. Het zou geweldig zijn als dat muntje viel, afgezet tegen de huidige gewelddadige praktijk, en somber stemmende vooruitzichten.