Een malle lockdown in een malle stad: in 020 mogen ondernemers die hun bestaan in de eerste plaats aan de hoofdstedelijke gedoogcultuur te danken hebben hun verdovende middelen gewoon aan de man blijven brengen.
Dat zich tijdens deze lockdown zo langzamerhand zelfs enige gramschap van het minder egocentrische deel van het volk der polderlanders meester begint te maken, bleek niet alleen uit de opening van de T van woensdag duidelijk („OMT wekt woede” in chocoladeletters), maar merk ik af en toe ook aan mezelf.
Kijk, daar loop ik, in mijn eentje. Het is nieuwjaarsdag, oftewel the day after the night before. Ik heb het oude jaar uitgeluid bij Amsterdamse vrienden bij wie ik tevens overnachtte, al kan ik misschien beter overochtendde zeggen. Nu sjok ik door het labyrint van verlaten straatjes en steegjes in de Haarlemmerbuurt, waar het mij te midden van tal van vuurwerkresten vooral opvalt dat het personeel der coffeeshops zichzelf op de eerste dag van 2022 alweer monter voorbereidt op het openen van hun afhaalbalies.
Hasj en wiet?
Ze zijn blijkbaar zo essentieel in onze geliefde hoofdstad dat ze ook tijdens een lockdown op nieuwjaarsdag verkocht en op straat geconsumeerd mogen worden. Ook in deze wijk zijn ze bij talloze etablissementen verkrijgbaar. Ik blijf van mening dat gedogen van iets dat niet is toegestaan onvermijdelijk tot een sneeuwbaleffect leidt en dat wij daar nu maatschappelijk de zure vruchten van plukken – de grenzen tussen wat legaal en illegaal is vervagen steeds meer en gelukkig was een criminoloog die oudejaarsavond eveneens aan tafel zat dat zowaar met mij eens. Maar hé, dit is Amsterdam en het is een feestdag. Ik spreek daarom met mezelf af dat ik mij er voor één keer niet druk om maak.
Jammer genoeg duurt dat niet lang. Een minuut of tien om precies te zijn, totdat ik hotel-restaurant Teun aan de Haarlemmerdijk passeer. De zaak ligt er angstaanjagend leeg bij en er hangt een bordje aan het raam: „Vanwege het verbod op verkoop van alcohol op straat mogen wij van de gemeente helaas geen glühwein meer verkopen.”
Van het ene op het andere moment laat ik ook dit goede voornemen alweer varen.
Het gaat inmiddels wel weer, dank u. Het vloeken en tieren en schelden duurde slechts kort en no worries: ik maakte mij er hoofdzakelijk binnensmonds schuldig aan. Dat de bestuurders en ordehandhavers van 020 een aparte definitie plegen te geven aan het begrip tweedeling was mij verder natuurlijk al bekend, dus zo verrast was ik nu ook weer niet.
Toch kon ik het op die plek, waar de contrasten wel heel erg groot waren, even slecht hebben dat ondernemers die hun bestaan in de eerste plaats aan de hoofdstedelijke gedoogcultuur te danken hebben hun verdovende middelen ook tijdens een lockdown gewoon aan de man mogen brengen. In die branche blijft het criminele geld zelfs onder die beperkende omstandigheid overvloedig stromen. En dat terwijl de uitbater van een bedrijf als hotel-restaurant Teun, die zich juist wél geheel aan de wet houdt en in financieel opzicht zeer onder de lockdown lijdt, niet eens een glas glühwein aan zijn afhaalbalie mag verkopen omdat er alcohol in zit.
Drugs? Geniet ervan!
Glühwein verboten!
Een malle lockdown in een malle stad.
Van die gedachte brengen zelfs die 24.590 besmettingen van woensdag mij niet meer af.