‘Ja maar, de Wereldbank u weet wel de bank waar koningin Maxima haar microkrediet slijt aan arme landen is veranderd hoor. Die kritiek is niet langer verantwoord’. Hoe vaak heb ik het niet moeten horen? Het was nochtans zo duidelijk te zien. In 1990 verschoof het discours van ‘ontwikkeling’ naar ‘armoedevermindering’ maar aan het beleid veranderde niets. Alles beperkte zich tot begrotingsevenwicht, buitenlandse handel, privatiseringen en dereguleringen. En uiteraard groei. Inmiddels heet die ‘armoedevermindering’ nu ‘sociale bescherming’ maar dat heeft niets te maken met wat wij van een verzorgingsstaat verwachten. De Wereldbank blijft het neoliberale mantra uitdragen.
Je zou denken dat ze binnen dat mantra wel een efficiënt beleid voert. Niets van. De Wereldbank is behept met leningen, leningen en leningen en meet haar succes daarvan af. Wat er met de enorme geldstromen gebeurt van zodra ze Washington hebben verlaten, wie maalt daarom?
Toch zijn er enkele mensen die wel proberen een en ander aan de kaak te stellen. Zo is er een onafhankelijke evaluatiedienst die nu en dan pijnlijke rapporten uitbrengt. Of die ook politiek iets uithalen is een andere zaak. Misschien probeert men, in het beste geval, weer een of andere dienst te hervormen. Er is ook een studiedienst die de afgelopen jaren, net zoals bij de zusterorganisatie het Internationaal Muntfonds, nieuwe punten op de agenda zet. Ook daarvan moeten de concrete gevolgen nog worden aangetoond, maar het zijn keer op keer interessante inzichten, bijvoorbeeld over de rol van vakbonden, of de onzin van structurele aanpassingen, of de missers van het armoedebeleid. Dit keer is het weer raak: een rapport over fraude met ontwikkelingsgeld.
Fraude
Eigenlijk hebben de onderzoekers een makkelijke oefening gemaakt. Ze gingen na of er een verband kon worden vastgesteld tussen de overschrijving van grote geldsommen voor ‘hulp’ en de toename van de geldstromen van het betrokken ontwikkelingsland naar fiscale paradijzen. Bingo!
De onderzoekers gebruikten de beschikbare statistieken van de Bank voor Internationale Betalingen in Basel. Daar wordt zorgvuldig genoteerd vanuit welk land hoeveel geld wordt overgeschreven naar een ander land. Daar zitten dus ook de belastingparadijzen bij. Voor 22 landen die sterk afhankelijk zijn van buitenlandse hulp stelden de onderzoekers vast dat binnen hetzelfde kwartaal als de betaling van die hulp ook de transfers naar die belastingparadijzen toenemen. Stel dat een land hulp krijgt die gelijk staat met 1 % van zijn Bruto Binnelands Product, dan nemen de transfers naar die paradijzen met 3,4 % meer toe dan die van landen zonder hulp, terwijl er geen stijging is van de deposito’s in gewone landen.
Sommigen stellen dat dit misschien komt doordat het interne bankwezen niet efficiënt genoeg is en men daarom een toevlucht zoekt bij buitenlandse banken. Ja, maar waarom dan vooral Zürich en niet Frankfurt?
Opvallend is verder dat de ‘lekken’ veel groter worden naarmate een land sterker afhankelijk is van hulp en kleiner zijn bij landen die dat minder zijn. En het zijn vooral banken in Zwitserland en Luxemburg die er beter van worden.
Wat de Bank in Basel niet vertelt is van wie het geld precies komt. Maar er zijn genoeg argumenten om te denken dat het niet van de arme bevolking is, noch van de middenklasse. De onderzoekers spreken daarom van ‘elite capture’, het zijn de nationale elites die in arme landen zowat 10 % van het geld meteen op zak steken.
Een oud zeer
Dit is uiteraard geen nieuw probleem. En de Wereldbank zou de Wereldbank niet zijn mocht ze niet eerder het probleem onderzocht hebben.
Maar hier blijkt dat ze dat onderzoek toch vaak gebruikt om haar eigen dogma’s te ondersteunen.
Zo stelde ze in 2002 al vast dat de meeste corruptie bij nutsbedrijven gebeurde bij staatsondernemingen. Weg ermee!
In 2003 kwam er een studie uit die stelde dat vrouwen en inheemsen en armen het sterkst tegen corruptie waren gekant. Die moeten we helpen!
In 2010 werd gekeken naar de kleine corruptie, naar de leraren die wel werden betaald maar niet voor de klas stonden, naar geneesmiddelen die uit ziekenhuizen werden gestolen, naar inspecteurs die alles doen behalve inspecteren. De peanuts, met andere woorden, alhoewel die, toegegeven, grote schade kunnen aanrichten aan onderwijssystemen of aan de gezondheidszorg.
Het was wachten tot 2008 en het boek van Steve Berkman, ‘The Gods of lending’ – de Goden van de leningen – uitkwam. Berkman was jarenlang ambtenaar bij de Wereldbank en heeft dus inside kennis.
Ook hij stelt vast dat erg veel geld geruisloos verdwijnt en dat er zo goed als geen controle op is. De Wereldbank meet haar eigen succes af aan de leningen die ze toekent, maar hoe het geld wordt gebruikt zal haar worst wezen. Stel daarnaast dat ontwikkelingshulp zelden of nooit ‘demand-driven’ is, of met andere oorden dat ze meer beantwoordt aan de behoefte van de donoren dan aan die van de ontvangers, en je ziet dat de agenda’s van beide partijen volkomen verschillend zijn. Op die manier wordt corruptie ‘de grootste hinderpaal voor economische en sociale ontwikkeling’, aldus de auteur (p. 161).
Dat ongeveer 10 % van het gegeven geld ergens verdonkeremaand wordt, is een conservatieve en realistische schatting, zo wordt gezegd. Met 12 miljard leningen in 2004 komt dat neer op 1,2 miljard US$, een niet onaardig bedrag. En het is gemiddeld 4,2 miljoen US$ per werkdag!
Mooie verhalen
Die fraude is niet de schuld ban de Wereldbank, of toch niet helemaal. Hoe het zit met het gedrag van haar eigen ambtenaren weten we niet, maar het is zeker denkbaar dat ook die hier en daar aan de pot met honig zitten.
Waar de Bank zeker verantwoordelijkheid draagt is in het gebrek aan controle én aan het bijhorend produceren van mooie verhaaltjes over armoedebestrijding en kennisverwerving en goed bestuur. De Bank leent geld aan arme landen om corruptie te bestrijden, mooi toch?
In feite is het eens te meer het klassieke verhaal van mooie beloften voor dingen waar niemand naar vraagt. Ook enkel NGO’s maken er zich aan schuldig, hoewel de controle daar wellicht veel strenger is.
Het ontwikkelingsverhaal komt neer op mooie theorieën en principes, en een praktijk die daar haaks op staat. Er wordt erg veel gebakken lucht verkocht en de statistieken zijn een lachertje. Telkens opnieuw wordt hoop gecreëerd, worden hervormingen aangekondigd, wordt vastgesteld dat het beter kan en beter wordt, en alles blijft bij het oude. Niemand die weet wat het resultaat van al die hulp nu eigenlijk is. Men heeft er gewoon nooit naar gezocht.
‘Ik heb in mijn hele loopbaan niet één duurzaam succesvol project gezien’, aldus Berkman.
Dit is geen reden om ontwikkelingshulp en -samenwerking af te schrijven, hoewel het risico elke dag groter wordt dat dit kan gebeuren. Het is wel een reden om eens terug te kijken naar die oude theorieën en principes en te zien wat daarvan moet worden gered.