Er stijgt een rottingsgeur op uit de Spaanse politiek. De etterende wonden van de dictatuur (1939-1975) zijn nog lang niet verbonden. Ondanks massale steun van de Europese Unie om het land uit zijn star verleden op te tillen — ze danken er hun geweldig snelwegennet aan —, blijft het politiek bestel verkleefd aan een bedenkelijke grandeur en aan ziekelijke heersdrift.
Spanje is het typische voorbeeld van een verstikkend centralisme, al heeft het theoretisch 17 autonome gebieden. Maar de inkt van het Verdrag van Tordesillas (1494) is nog altijd niet opgedroogd. Dat verdrag verlegde de grenslijnmeridiaan van 480 naar 1.770 kilometer ten westen van de Kaapverdische eilanden. Daar voorbij viel alles toe aan de kroon van Castilië. Wat ten oosten lag ging naar Portugal (Afrika en Brazilië dus). Netjes verdeeld door paus Alexander VI.
Als Spanje zich daar aan gehouden had, dan was er geen Burgeroorlog gekomen. Maar Spanje had zich eind 19e eeuw Rio de Oro en Marokko toegeëigend. Portugal was niet eens bij machte iets terug te doen, als koloniale macht was het al lang uitgespeeld, al lagen die gebieden in haar invloedssfeer. De gouden tijden van de Portugese ontdekkingsreizigers waren voorbij, wat baatte het dat Afonso Gonçalves Baldaia in 1436 het gebied had verkend en opgeëist? Gouddorst was de enige drijfveer, onder het mom van kerstening.
Franco op het voorplan
Het was trouwens in de eerste Marokkaanse oorlog dat Francisco Franco voor het eerst op het voorplan trad. In 1907 was hij bij het leger gegaan in Toledo — een omineuze stad, een broeinest van de Inquisitie, nog altijd de stad waarvan de aartsbisschop de hoogste in rang is van Spanje, en waar Franco in 1936 na de militaire ontzetting van het Alcázar tot onbetwist leider van de nationalistische troepen werd erkend.
Franco was zwaar gewond geraakt in Marokko, maar kwam terug als meedogenloos officier in de Rifoorlog (1921-1926). Hij verwierf roem toen hij met zijn net opgericht Spaans Vreemdelingenlegioen, bestaande uit avonturiers, misdadigers en gedroste soldaten, de stad Melilla kon redden — overigens is Melilla met Ceuta nog altijd een Spaanse exclave in Noord-Afrika. Dat Legioen, waarover hij in 1934 het bevel kreeg, werd ook de ruggengraat van zijn troepen toen hij zich tegen de democratisch verkozen linkse Volksfrontregering keerde twee jaar later.
Franco’s lange schaduw
De gruwelen van de Spaanse Burgeroorlog zijn bekend. De lange schaduw van Franco veel minder. De rechts-conservatieve Partido Popular is gewoon de voortzetting van de Alianza Popular die na Franco’s dood werd opgericht door zijn vroegere minister van binnenlandse zaken en van voorlichting (censuur) Manuel Fraga Iribarne. In 1990 nam de nijdige José Maria Aznar over, zelf een lid van de Falange en van de studentenvakbond, de enige die was toegelaten door het Francobewind.
Zijn opvolgers Mariano Rajoy en vandaag Pablo Casado worden geteisterd door schandalen: Rajoy viel als regeringsleider na partijcorruptie, waarbij de penningmeester en mogelijk hijzelf in verwikkeld waren geraakt. Casado heeft geknoeid met zijn diploma’s, een vierdaagse cursus in Spanje wendde hij voor een postgraduaat van Harvard te zijn.
Het mag dan niet verbazen dat de Partido Popular forse klappen kreeg bij de verkiezingen van april 2018. Ze viel terug tot een historisch laagterecord van 15,8 % en amper 66 zetels in het Lagerhuis van de Cortès dat 350 leden telt. In 2016 behaalde de PP 137 zetels. Maar de greep op de politiek blijft doorgaan omdat de ‘democratische’ grondwet van 1978 kort na de dood van de Caudillo door zijn aanhangers is opgesteld onder een nog onvoldragen koningschap van Juan Carlos. Hij draagt het stempel van een centralistisch en weinig liberaal beleid (al heeft het Hooggerechtshof, dat helemaal is volgestouwd met PP-aanhangers, en sinds 2017 79 leden telt, de atavistische, bijna ‘Poolse’ aanpak van homoseksuelen, abortus, vrouwenrechten en dies meer verworpen).
Staatsterreur
De schaduw van Franco heeft ook een naam. Staatsterreur. Dankzij de Europese Unie is er een laagje democratie afgezet op het logge monster van een autoritair bewind. Maar in tijden van crisis brult dat monster opnieuw vervaarlijk.
In den beginne leek dat potsierlijk. De clown van dienst heette toen Antonio Tejero Molina, luitenant-kolonel van de Guardia Civil. In 1978 lanceerde hij ‘Operatie Galaxia’, de naam van het café waar een troepje beschonken officieren een staatsgreep planden tegen de democratie. De huidige naam van het café, Van Gogh, ligt dichter bij hun bedoelingen. Tegen Tejero werd, na de mislukking, zes jaar geëist. De krijgsraad gaf hem de minimumstraf, zeven maanden en één dag. Met behoud van zijn graad.
Tejero leerde niet bij. In 1981 stormde hij met 200 kompanen het parlement binnen, wild zwaaiend met een pistool. Alle leden doken onder hun bank, op één onverzettelijke gekozene na. De recidivist Tejero werd door de koning buitenspel gezet, en kreeg toen 40 jaar. Hij zat er vijftien van uit. Dat was geen rebellie alleen, het was een staatsgreep. Rebellie omdat hij de macht gewapenderhand wou veroveren. Staatsgreep omdat hij opnieuw de junta wou invoeren. Hoogverraad omdat hij geen gesprek met de instellingen wou, maar met geweld zijn staatsvorm wou opleggen.
Heropflakkering
Het huidige Spanje kampt met een heropflakkering van dat verwerpelijke verleden. Opnieuw draait alles om de dictatuur, de invraagstelling van de rechtsstaat, en de driestheid van extreem-rechts. Ook daar kleven namen op. Franco, de zaak tegen de Catalaanse afscheidingsgezinden, en Vox-PP.
Laat ik beginnen met dat laatste. De nieuwe Falange is een feit, en de conservatieve burgerpartijen nemen hun drastische standpunten (migratie, strafrecht, nationalisme) over, delen zelfs de macht zoals de regionale verkiezingen in Andalusië hebben aangetoond. Het verwondert mij niet dat er een bijna natuurlijke coalitie tot stand is gekomen tussen behoudsgezinde boeren, ontevreden stedelingen en stoottroepen die met de opkomst van uiterst rechts van Scandinavië tot Oost-Europa, van Italië tot Hongarije een tweede adem hebben gevonden.
Bij de nationale verkiezingen van 28 april dit jaar kwam Vox meteen in het parlement met 24 zetels, één op tien Spanjaarden stemt opnieuw radicaal rechts. De PP ziet de bui hangen, want dat ging ten koste van haar aanhang — de centralistisch gezinde partij Ciudadanos verdubbelde bijna haar zetels tot 57, en pikte de rest in. De golf om te herfederaliseren is meteen een vloedgolf geworden, waarin aftredend premier, de socialist Pedro Sánchez, meegesleept wordt: ‘Ik ben bereid tot dialoog met Barcelona, maar de grondwet gaat voor’.
Dat wijst niet op een dialoog, maar op een dictaat. De nieuwe verkiezingen op 10 november zullen uitwijzen of dat een goed idee was. Want Sánchez is er door pietluttig opbod van machtsdeling met Unidas-Podemos niet in geslaagd een meerderheidsregering te vormen, ook al omdat de steun van de Catalaanse ERC met zijn 15 leden onontbeerlijk was; vier volksvertegenwoordigers en één senator van de Catalaanse nationalisten zijn trouwens beëdigd in de gevangenis, maar krijgen geen onschendbaarheid, de tijden van Borms zijn terug.
Schandvlek uitwissen
De tijd van Franco niet minder, al is het lot van de Caudillo 44 jaar na zijn dood bezegeld. Sánchez heeft net op tijd de geschiedenis aan zijn kant gekregen: het Hooggerechtshof besliste dat de regering de overblijfselen van de dictator mocht laten opgraven, en dat hij niet in de Almudena-kathedraal zou worden bijgezet, zoals de familie eiste. Het wordt een hereniging met zijn vrouw Carmen Polo op de begraafplaats van Mingorrubio in de kleine gemeente El Pardo, boven Madrid.
Tot het laatste moment werden datum en werkwijze geheim gehouden. Sánchez hield woord, het gebeurde discreet op 23 oktober, en inderdaad met een hefschroefvliegtuig en zonder enige militaire eer. Ironisch was dat het lichten van de grafsteen gebeurde door een firma die Vertugo heet, ‘de beul’. De Vallei van de Gevallenen zal daardoor een schandvlek uit het Spaanse verleden uitwissen.
Gedeeltelijk toch, want de stichter van de Falange, José Antonio Primo de Rivera, behoudt zijn tombe tussen de duizenden dwangarbeiders en gesneuvelden van links en rechts. De anarchistische auteur-regisseur Gernando Fernán-Gómez zag daar terecht een voortzetting van de dictatuur in: ‘Als rechts praat over verzoening dan gaat het ze niet om vrede, maar om de overwinning in de Burgeroorlog te bestendigen’. Vandaar allicht vijf brandstichtingen rond het dal in 2018.
Het oude monsterverbond kerk en leger is niet dood. Tegen de opgraving van Franco keerden zich niet alleen de familie en de Stichting Francisco Franco, maar ook Vox (dat nogal cynisch kreet dat ‘de regering geen respect heeft voor de doden’), ADVC (de Vereniging voor het Behoud van de Valle de los Caídos) en de benedictijnermonniken die het monument beheren. De familie had nog geëist dat de prior van de abdij zijn zegen moest geven, maar ook dat werd door het Hooggerechtshof afgewezen. Meteen kan de kortstondige opstoot van fascistische verering weer afnemen.
Financieel en politiek gesmoord
En dan is er behandeling van de autonome regio’s, voorop Catalonië. Zij worden financieel en politiek gesmoord. Minister van Belastingzaken Maria Jesús Montero slaagt er al een heel jaar niet in de 7 miljard euro die voorzien zijn ook uit te betalen. ‘Op bevel van de advocaat van de staat’, zegt ze. Dat is bedenkelijk. Volgens de advocaat mag ‘een ontslagnemende regering geen grote uitgaven doen als ze weerslag hebben op de nieuwe regering’. Er is geen begroting omdat rechts ze bewust heeft tegengehouden.
En dan is er de politieke wraakactie. Negen van de 12 Catalaanse ijveraars voor onafhankelijkheid kregen celstraffen van 9 tot 13 jaar. Het Hooggerechtshof was verstandig genoeg om niet in te gaan op de belachelijke aanklacht van rebellie (al verworpen in Schotland, Belgiê, Duitsland en Zwitserland). De straf geldt dus voor opruiing, burgerlijke ongehoorzaamheid en ‘misbruik van openbare gelden’. Die duidelijk erger zijn dan een staatsgreep die zeven maanden cel kost.
Bedoeld wordt: er is maar één staatsraison. Maar heeft Franco dan de regels van de nationale regering gerespecteerd? Alsof dat niet volstaat wil Madrid nu ook de Catalaanse diplomatie fnuiken. Zoals Vlaanderen werkt ook Catalonië aan een netwerk van nu 15 buitenlandse vertegenwoordigingen. Minister-president Quim Torra heeft net de opening van zo’n huis in Tunesië, Mexico en Argentinië aangekondigd. ‘Gaat in tegen het algemeen belang’, stelt Madrid nu. De rode draad is duidelijk: ‘L’Etat c’est Moi.’