Er kwam een moment dat ze bij de Belastingdienst voor het gemak van alles ‘fraude’ gingen noemen. Soms had iemand iets anoniem gemeld bij een van de kliklijnen van de overheid; over een ex die niet deugde, of over een buurman met wie hij ruzie had. Fraude, vinkten ze dan bij de Belastingdienst alvast achter de naam van de ex of de buurman. Soms vroeg het UWV extra informatie op bij de Belastingdienst over iemand die een uitkering had aangevraagd. Fraude, vinkten ze dan bij de Belastingdienst. Soms kwam via een ander kanaal informatie binnen. Vink, fraude.
Daarna pas gingen ze uitzoeken of dat fraudevermoeden eigenlijk wel klopte. Ondertussen stond dat vinkje daar maar. En bleef het er staan, soms ook nadat het fraude-onderzoek niets had opgeleverd. Want die vinkjes weghalen was heel ingewikkeld.
Bijna een kwart miljoen mensen hebben op zulke ‘misschien wel fraudeur’-lijsten gestaan. Jarenlang, zo maakte de Autoriteit Persoonsgegevens vrijdag bekend. Zonder dat ze het wisten. Zonder dat ze zich konden verweren.
Allerlei medewerkers konden erbij. Er stond soms ook in of je kanker had, wat je kind allemaal mankeerde, en allerlei andere zaken die belastingambtenaren niets aangaan. ‘Volledig uit de hand gelopen’, zei AP-voorman Aleid Wolfsen bij het presenteren van zijn bevindingen.
Journalisten van RTL Nieuws en Trouw schreven het in januari 2020 als eerste. Dat de Belastingdienst er een geheime zwarte lijst op nahoudt met namen van burgers die worden beschuldigd van sjoemelen, terwijl de bewijzen voor die beschuldigingen er niet zijn, of niet deugen. Even viel er een verblufte stilte, maar het bleek waar te zijn.
In het verslag dat de Autoriteit Persoonsgegevens maakte na deze zaak te hebben onderzocht, staan boeiende passages. Over de praktijk bij de afdeling Inkomstenbelasting bijvoorbeeld. Daar vinkten ze standaard het hokje Fraude aan als iemand zijn aangifte moest corrigeren omdat hij zijn onkosten niet goed had ingevuld, of een bonnetje kwijt was. Het kan natuurlijk dat zo’n belastingplichtige daarbij te kwader trouw was. Maar dat moet wel eerst aangetoond worden.
Die vinkjes hadden gevolgen. Als iemand met zo’n vinkje achter zijn naam bij de overheid aanklopte voor iets anders – een betalingsregeling of hulp bij schulden – dan werd dat geweigerd. Zonder dat hij of zij wist waarom. Want de belastingdienst hield het vinkje zorgvuldig uit het zicht van de vermeende fraudeur. Er was een interne instructie: als een belastingplichtige inzage in zijn dossier zou vragen, moesten stukken over de bron van de fraudemelding uit het dossier worden verwijderd.
Ik schrijf dit met de grootst mogelijk terughoudendheid op. Er zijn lezers die mij vragen ‘schrijf eens wat leuks’, ‘gaat het nu alwéér over een of andere overheidsdienst waar wij zelf thuis nooit last van hebben?’ Dat is een valide punt; ik lees ook liever leuke verhalen over de voordelen van klimaatverandering – lekker warm weer, het strand komt dichterbij – dan al die klagerige verhalen over Shell.
Toch schrijf ik het maar weer op. Want het punt is dat we ons moeten kunnen verhouden tot de overheid op basis van afspraken. Als de overheid geheime informatie over ons gaat bijhouden – informatie waar we geen weet van hebben, informatie waarvan we dus niet kunnen zeggen ‘dat zit anders’, informatie die niet is geverifieerd – en als de overheid ons op basis van die geheime, ongecontroleerde informatie anders gaat behandelen, dan is elke basis voor een rechtvaardige samenleving zoek. Dan kunnen we de overheid niet meer vertrouwen. Dan staat zo’n dienst op een dag ook bij u op de stoep.