Nederland is een van de weinige landen waar voor pensioenen wordt gespaard. Wij hebben als gevolg daarvan grote pensioenfondsen met kolossale vermogens. De meeste landen kennen voor alle pensioenen een omslagstelsel, zoals hier de AOW.
Die grote vermogens in de pensioenfondsen zijn een verleiding voor overheden en voor de sociale partners. Van Lubbers is bekend dat hij de ‘overschotten’ uit de pensioenfondsen gebruikte voor de tekorten in de overheidsfinanciering. Sinds jaar en dag krijgen vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers in de besturen van de fondsen ruime salarissen waar ze eigenlijk niets voor doen. Gelukkig liet men tot voor kort in de meeste fondsen het werk in de praktijk over aan ingehuurde krachten, die overigens nog veel beter betaald werden dan de bestuurders zelf.
Sinds een paar jaar is D.N.B. hogere eisen gaan stellen aan de competentie van de bestuurders, wat nu tot een hybride situatie blijkt te leiden. De mensen die aan die hogere eisen voldoen of in elk geval van zich zelf menen dat ze eraan voldoen, vragen beloningen zoals die in de financiële wereld gebruikelijk zijn, vele malen het salaris van een minister-president. Maar erger is dat brekebenen zich nu opwerpen als deskundig. DNB zegt immers dat ze deskundig moeten zijn en daarom zijn ze nu ook competent. Hard ingrijpen en ontslagen voor degenen die objectief niet aan de gestelde eisen voldoen, dat gebeurt in een verdraagzaam land als Nederland niet meteen.
Niet langer de ingehuurde krachten maar afvaardigingen uit kringen van werkgevers en werknemers dreigen nu zelf het roer in handen te gaan nemen en dat is een risico voor degenen die voor hun levensonderhoud van het pensioen afhankelijk zijn. Intussen heeft U al volop kunnen horen van een neerwaarts bijstellen van de reserves die de fondsen aan moeten houden en daarmee groeit het risico dat te zijnertijd onvoldoende geld aanwezig zal zijn om de pensioenen nog volledig uit te kunnen betalen.
Dat had niet op een ongelukkiger moment kunnen gebeuren. Door de onverantwoord lage rentes waar we internationaal mee worden geconfronteerd is de opbrengst van vastrentende waarden onvoldoende. Dat dwingt de pensioenfondsen te beleggen in aandelen en andere risicodragende vermogensobjecten. Vooral voor de grote pensioenfondsen is dat moeilijk, omdat hun beleggingsbeslissingen bijna onvermijdelijk invloed hebben op de onderliggende waarden. We hebben in Nederland vijftien pensioenfondsen met meer dan tien miljard euro vermogen en het grootse fonds, het ABP, heeft een vermogen van meer dan driehonderd miljard. Zulke grote vermogens kunnen In Nederland eigenlijk alleen nog in aandelen als Shell, Unilever en Philips beleggen. Zouden ze aandelen kopen of verkopen in middelgrote ondernemingen dan zou dat onvermijdelijk te veel invloed op de beurskoersen hebben. Als gevolg daarvan is nog maar 14% van het totale pensioenvermogen in Nederland belegd, voor het merendeel in vastgoed en hypotheken.
Het lijkt me evident dat een bestuur dat om politieke redenen is samengesteld uit werkgevers en werknemers niet langer geschikt is om dit soort vermogens te beheren. Misschien zouden we terug moeten naar het oude systeem waarin het werkelijk beheer weer gedaan wordt door deskundigen en de bestuurders alleen de belangen van werkgevers en werknemers behartigen. Hun salarissen zouden dan voortaan ook niet meer door de fondsen zelf moeten worden betaald maar door de organisaties die ze in het bestuur vertegenwoordigen. Op de deskundigheid van het ingehuurde beheer zou dan rechtstreeks door DNB toezicht kunnen worden gehouden.