Het heet het Europees Parlement, en toch is het niet wat veel mensen onder de term “parlement” zouden verstaan. Het Europees nepparlement is een belediging van de democratie die alleen bestaat om neoliberale heerschappij te versterken. Een Apekermis, bestaande uit bananenlanden.
Vaak wordt gezegd dat de Europese Unie een parlementaire democratie is, maar toch is het dat allesbehalve. In feite heeft het Europees nepparlement zeer beperkte bevoegdheden: om te beginnen heeft het, in tegenstelling tot de nationale parlementen, niet eens de bevoegdheid om wetgeving te initiëren. Dit is een macht die uniek is voorbehouden aan de “uitvoerende” arm van de EU, de Europese Commissie – het dichtst bij een Europese “regering” – die zichzelf belijdt “volledig onafhankelijk” te zijn en belooft “geen instructies te vragen of aan te nemen van welke regering dan ook of van een andere instelling, orgaan, bureau of entiteit.”
Dit omvat natuurlijk ook het Europees nepparlement, dat alleen de eigen wetgevingsvoorstellen van de Commissie kan goedkeuren of verwerpen (of amendementen kan voorstellen). Dit alleen al maakt de EU duidelijk los van elke zinvolle democratische traditie en roept ernstige twijfels op over de vermeende belangen van de daar aanwezige politici.
De Europese Commissie zelf is zeker niet democratisch gekozen. Zijn voorzitter en zijn leden (informeel bekend als de commissarissen) worden voorgedragen en benoemd door de Europese Raad, die bestaat uit de leiders van de EU-lidstaten. Zelfs in dat geval kan het nepparlement alleen de voorstellen van de Raad goedkeuren of verwerpen.
In 2014 werd een nieuw systeem ingevoerd – het zogenaamde Spitzenkandidat-proces, of “hoofdkandidaat”, waarbij voorafgaand aan de Europese verkiezingen elke grote politieke fractie in het Europees nepparlement haar kandidaat voordraagt voor de rol van voorzitter van de Commissie. Het doel was om de verkiezing van de Commissie democratischer te laten lijken. We weten inmiddels hoe dat is verlopen. De Duitse Ursula von der Leyen werd als nieuwe führerin door de Duitse Angela Merkel op die stoel gezet…. de Spitzenkandidaten hadden – na een verkiezingstournee door veel landen – het nakijken.
Die “nieuwe verkiezingsprocedure” was dan ook niet meer dan een cosmetische verandering – en naar dus achteraf blijkt nog een slechte ook. In feite hoefde de Raad alleen “rekening te houden” met de resultaten van de Europese verkiezingen en officieel zou het uiteindelijke resultaat dan nog moeten komen van de Raad, dus van de lidstaten, maar die hebben toen gewoon bij het kruisje getekend.
“Inderdaad”, zoals destijds werd gerapporteerd door de BBC, “hebben de EU-leiders gezegd dat de Europese verdragen hun de enige autoriteit geven om iemand voor de rol te nomineren, en dat ze alleen maar hoeven te knikken naar de resultaten van het Europees Parlement wanneer ze bij de verkiezing hun keuze maken.”
Maar zoals altijd het geval is geweest, was ook toen weer de benoeming van de Commissie “eerder het product van machtsspelletjes tussen landen” dan een echte uitoefening van democratie. Nog verontrustender is dat het voor het nepparlement praktisch onmogelijk is om de Europese Commissie te ontslaan, aangezien hiervoor tweederde van de uitgebrachte stemmen en een meerderheid van alle EP-leden nodig is.
Uiteindelijk zijn het nog steeds de Europese Commissie en de Raad – en dan met name de dominante landen daarin – die praktisch alle macht hebben. Waar het in de EU om gaat, is niet de democratie of nog minder de verkiezingen voor het Europees nepparlement, maar de machtsverhoudingen tussen de lidstaten.
We worden er vaak door pro-EU-apologeten op gewezen dat er gronden zijn om de benoeming van de Europese Commissie als “democratisch” te beschouwen: de Raad bestaat immers uit de staatshoofden en regeringsleiders van de verschillende lidstaten, zo luidt het argument, ze worden op hun beurt democratisch gekozen door de volkeren van Europa of benoemd door de nationale parlementen.
Hieruit volgt dat zelfs de Europese Commissie zèlf kan worden beschouwd als indirect gekozen door de burgers van Europa. Dit argument zou worden versterkt door het feit dat de Raad, samen met het Europees nepparlement, de bevoegdheid heeft om de door de Commissie voorgestelde wetgeving goed te keuren of te verwerpen.
Maar zo’n redenering verdraait het concept van democratie zelf. Inderdaad, terwijl de nationale leiders over het algemeen – maar niet noodzakelijk – worden gekozen, is de Raad als orgaan noch gekozen, noch verantwoordelijk. Hoewel de Europese regeringen theoretisch verantwoording verschuldigd zijn aan hun nationale parlementen en electoraten, is wat de Raad hen juist toestaat te ontsnappen aan deze verantwoordingsplicht door wetten goed te keuren zonder zich te hoeven onderwerpen aan de last of de vernedering van parlementaire vragen, laat staan aan goedkeuring. Bovendien, wanneer stemmingen (in de Raad) bij meerderheid worden aangenomen, wordt de band tussen nationale parlementen en ministers onherstelbaar verbroken. Een minister kan beweren dat hij overstemd is als er een wet wordt aangenomen waartegen zijn nationale parlement zich had verzet.”
In dit verband is bijgaand krantenartikel (uit de NRC van gisteren) natuurlijk een lachertje. “De Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk sloten op kerstavond een akkoord dat de Brexit regelde. Hoewel dit akkoord grote invloed heeft op Nederland, heeft de Tweede Kamer er niets over te zeggen. Dat leidt tot grote irritatie in de Kamer, bleek maandag tijdens een notaoverleg met minister Stef Blok (Buitenlandse Zaken, VVD) en een technische briefing over de Brexit.” Wel de afgelopen tientallen jaren steeds meer macht uit handen geven aan de burocraten in Brussel, en als er dan daar besluiten genomen worden beginnen te mekkeren dat je er óók wat over wil zeggen……
De hele architectuur van de Europese Unie geeft dus de voorkeur aan uitvoerende en technocratische macht boven wetgevende macht. Dit betekent zelfs een enorme stap terug van het “burgerlijke” begrip van de liberale democratie. In feite stellen de Europese verdragen zelf dat “het functioneren van de Unie gebaseerd zal zijn op representatieve democratie” – meer een streven dan een realiteit – maar ze claimen niet dat de EU zelf een democratie is.
Dit herinnert ons eraan waarom de nationale elites en oligarchieën de afgelopen decennia zo graag de macht aan de EU hebben overgedragen. Hun doel was niet alleen om economisch beleid te isoleren van populair-democratische uitdagingen, maar ook om de politieke kosten van de neoliberale transitie, die duidelijk impopulair beleid met zich meebracht, te verminderen door de verantwoordelijkheid te verschuiven naar externe instellingen en factoren.
Het belichaamt de “paradox van zwakte”, waarbij nationale elites enige macht overdragen aan een supranationale beleidsmaker (waardoor ze zwakker lijken) om zichzelf beter te laten weerstaan aan de druk van maatschappelijke actoren door te getuigen dat “dit is wat Europa ons oplegt” (en daardoor sterker worden). Bindende EU-toezeggingen stellen regeringen in staat om thuis impopulaire hervormingen door te voeren terwijl ze zich bezighouden met het afschuiven van de schuld richting de “EU”, zelfs als ze zelf een dergelijk beleid hadden gewenst.
En hierbij wordt zelfs geen rekening gehouden met de machtshiërarchie van de EU, waarbij – met name in de eurozone – de Commissie, de Europese Centrale Bank (ECB) en de dominante staten, via de Raad en de Eurogroep (een louter informele instantie zonder wettelijke basis, bestaande uit de ministers van Financiën van de eurolanden), in staat zijn om zeer schadelijk beleid op te leggen aan de zwakkere staten van de unie, om nog maar te zwijgen van een linkse regering die het geluk heeft om aan de macht te zijn, zoals het geval van Griekenland maar al te goed laat zien.
De ondemocratische aard van de EU wordt goed duidelijk als we kijken naar het wetgevingsproces. Zoals vermeld, moet in de meeste gevallen de Europese Commissie – een feitelijk niet-gekozen en niet-aansprakelijk orgaan – een nieuwe wet voorstellen, deze moet vervolgens worden goedgekeurd door zowel de Europese Raad als het Europees nepparlement. Dit betekent dat het nepparlement feitelijk een vetorecht heeft, maar de Raad ook.
Op Raadsniveau wordt het echte werk verricht door het Comité van permanente vertegenwoordigers (COREPER), bestaande uit de ambassadeurs van de lidstaten, en door de meer dan 150 werkgroepen van de Raad. Deze voorbereidende instanties kunnen een beslissende invloed hebben op de tekst die uiteindelijk door de Raad wordt goedgekeurd (wat dus in het artikel van de NRC ook wordt verduidelijkt). Het hele proces is op zijn zachtst gezegd ondoorzichtig. Zoals de Duitse onderzoeksjournalist Harald Schumann schrijft: “Deze onderhandelingen vinden geheel achter gesloten deuren plaats. Er zijn geen openbaar beschikbare protocollen en de pers heeft niet het recht om te weten wie welke positie daadwerkelijk vertegenwoordigt. Voor burgers is de machtigste wetgever van Europa de facto een zwarte doos.”
Interessant genoeg werd dezelfde mening herhaald door niemand minder dan Emily O’Reilly, de officiële Europese Ombudsman. In een gedetailleerd rapport dat in 2017 werd gepubliceerd, merkte ze op dat de overweldigende geheimhouding van het wetgevingsproces het praktisch onmogelijk maakt, niet alleen voor de burgers, maar zelfs voor de nationale parlementen, “om nauwkeurig te onderzoeken hoe hun nationale vertegenwoordigers hebben gehandeld.”
Dit is erg gevaarlijk, omdat het wetgevingsproces hierdoor zeer gevoelig wordt voor de druk van lobbyisten en goed georganiseerde gevestigde belangen, op alle niveaus, ook die van het Europees nepparlement – de voorbeelden hiervan zijn legio. Dit moet niet als een bug in het systeem worden gezien, maar als een inherent gevolg van de supranationalisering van de politiek. Zoals de Italiaanse onderzoekers Lorenzo Del Savio en Matteo Mameli schrijven, de problemen van oligarchische verovering worden verergerd op supranationaal niveau.
Om deze reden draagt in het algemeen de overdracht van soevereiniteit naar internationale plaatsen van politieke besluitvorming bij aan de verzwakking van de controle door het volk. In Brussel werkende politici zijn in het algemeen fysiek, psychologisch en taalkundig verder verwijderd van gewone mensen dan nationale. Deze afstand betekent meer ruimte voor oligarchische verovering. Internationale locaties voor politieke besluitvorming zijn meestal zó ontworpen dat het voor gewone burgers buitengewoon moeilijk wordt om te begrijpen hoe beslissingen worden genomen en om dergelijke beslissingen op een effectieve manier te kunnen beïnvloeden en betwisten. Dit verhoogt de effectiviteit van de mechanismen van oligarchische repressie.
Dit is vooral zorgwekkend als we bedenken dat tegenwoordig een zeer groot deel van de wetten die door nationale parlementen zijn aangenomen – over kwesties die het dagelijks leven van consumenten en werknemers in heel Europa beïnvloeden, van voedselzekerheid tot pesticiden of de arbeidsomstandigheden van vrachtwagenchauffeurs – in feit beslist op EU-niveau en vervolgens simpelweg omgezet in nationaal recht door de nationale parlementen. Bovendien is het, afgezien van de nieuwe wetten die elk jaar worden opgesteld, de moeite waard eraan te herinneren dat de EU-verdragen het neoliberalisme in wezen verankeren in het weefsel van de Europese Unie, door de vier kapitalistische vrijheden bij uitstek te codificeren – het vrije verkeer van goederen, diensten, kapitaal, en personen – en die werpen enorme barrières op voor staatsinterventie in de economie. Dit heeft de basis gelegd voor een grootschalige herstructurering van de Europese economieën en samenlevingen.
Als een verdere belemmering voor elke poging om het beleid op nationaal niveau door te drukken, geeft de economische grondwet van de EU enorme bevoegdheden aan het Europese Hof van Justitie, dat het laatste woord heeft over juridische geschillen tussen nationale regeringen en EU-instellingen. Het is geen verrassing dat Alec Stone Sweet, een expert op het gebied van internationaal recht, het een “juridische staatsgreep” noemde. De beperkingen van de EU op het beleid zijn niet alleen van toepassing op de landen van de eurozone – hoewel deze uiteraard veel beperkter zijn vanwege hun gebrek aan monetaire soevereiniteit – maar op alle lidstaten. Als de Brexit bijvoorbeeld uiteindelijk ontspoort, zouden EU-regels ernstige beperkingen opleggen aan de Britse regering.
De juridische implicaties van deze verdragen – die vaak worden overschaduwd door sociale en economische overwegingen – kunnen niet worden overschat. Want terwijl Frankrijk en Nederland in 2005 zoals we allemaal weten (behalve politici, die weten dat allang niet meer) tegen een gezamenlijke Europese grondwet stemden, “vestigen de verdragen uiteindelijk wel een constitutionele orde voor de EU.” Dit is een heel eigenaardige constitutionele orde, die niet democratisch kan worden gewijzigd door burgers, en evenmin kan de Europese verkiezingsuitslag enig effect hebben: ze kan alleen unaniem worden gewijzigd in de context van een nieuwe internationale overeenkomst tussen de lidstaten zelf – wat in de praktijk betekent dat het niet kan worden gewijzigd. Het enige dat individuele staten kunnen doen, is de hele structuur verwerpen. Zoals de oud-voorzitter (en sleutelbewaarder van de wijnkelder) van de Europese Commissie, Jean-Claude Juncker, zelf zei aan het begin van het mandaat van Syriza: “Er kan geen democratische keuze zijn tegen de Europese verdragen.”
In het licht van het bovenstaande is het überhaupt verrassend dat de verschillende anti-establishment-opstanden die Europa de afgelopen jaren hebben overspoeld – van de Brexit tot de gele hesjes in Frankrijk en de opkomst van de Vijfsterrenbeweging in Italië: fenomenen die in het algemeen behandeld worden met scepsis, zo niet met regelrechte afschuw door linkse partijen, maar die ook een legitiem verzoek om empowerment van de bevolking bevatten – hebben ze hun angst gericht op de EU, de belichaming van technocratisch bestuur en vervreemding van de elite van de massa? Is het niet veelzeggend dat de overgrote meerderheid van de Europese burgers niet wist – en het ze niet kon schelen – wie de verschillende kandidaten voor het voorzitterschap van de Europese Commissie waren?
In wezen zijn de meeste mensen zich instinctief bewust van het feit dat hun stem weinig invloed heeft en zal hebben op de algemene richting van de EU, ongeacht wat de verschillende politieke partijen beweren. En ze hebben gelijk. In de mate dat mensen bij nieuwe verkiezingen hun stem grotendeels uitbrengen op basis van nationale, in plaats van “Europese” zorgen, zoals het kantelen van de machtsverhoudingen naar de ene partij of de andere in hun respectieve landen, zoals altijd het geval is geweest.
Op een meer fundamenteel niveau blijkt het gedepolitiseerde karakter van de Europese verkiezingen keer op keer niet alleen een gevolg van de ondemocratische architectuur van de EU; het heeft eerder te maken met de aard van de democratie zelf. Zoals de term suggereert, en zoals de geschiedenis illustreert, veronderstelt democratie het bestaan van een onderliggende “demos” – een politieke gemeenschap, meestal (maar niet exclusief) gedefinieerd door een gedeelde en relatief homogene taal, cultuur, geschiedenis, normatief systeem, enz. “De meerderheid van (wier leden) zich voldoende met elkaar verbonden voelen om zich vrijwillig in te zetten voor een democratisch discours en een daarmee samenhangend besluitvormingsproces”, en daarom de legitimiteit van de regering en de meerderheidsregel te aanvaarden.
We kennen binnen de Europese Unie dus geen effectieve democratie. Het is geen toeval dat de democratie zich ontwikkelde binnen de grenzen van de natiestaat, aangezien dit historisch gezien de enige politieke entiteit is die in staat is gemeenschappen te doen ontstaan die voldoende groot zijn, in demografisch en territoriaal opzicht, om hun reproductie te garanderen. Maar wat de EU in omvang heeft, ontbreekt aan homogeniteit, zonder tekenen van een gemeenschappelijke Europese gedachte, zelfs niet meer dan veertig jaar sinds de eerste verkiezingen voor het nepparlement in Brussel. Het ontbreken van aanzienlijke klassenstrijd in de hele EU of sociale bewegingen getuigt inderdaad van de moeilijkheid om een gecoördineerde uitdaging aan te gaan tegen de economische oligarchieën in 27 landen met meer dan twintig officiële talen.
En tja, dat Europese nepparlement. Het is altijd een teleurstellende instelling geweest. Het is samengesteld uit 751 leden uit alle 27 lidstaten, maar de leden vertegenwoordigen transnationale partijen, met het idee dat ze opkomen voor de belangen van het Europese volk als geheel. Helaas is het Europees nepparlement haar belofte om de legitimiteit van de Europese Unie als democratische instelling te versterken, nooit nagekomen. In plaats van een baken van Europese democratie, is het een nogal afschrikwekkend voorbeeld geworden van een misgelopen burgervertegenwoordiging. Het moet worden opgeheven en vervangen door een ander orgaan, een orgaan dat bestaat uit nationale vertegenwoordigers die de belangen van elke lidstaat beter kunnen afwegen tegen de behoeften van de Europese Unie.
Noem het de Europese Senaat.
Het nepparlement bestaat in een of andere vorm al bijna sinds het begin van de Europese Unie, maar het was pas in 1979 dat Europese kiezers het recht kregen om zijn leden te kiezen. Het idee om de burger dichter bij het wetgevingsproces te brengen, was goed bedoeld. Maar het Europees nepparlement heeft dat potentieel niet benut. De opkomst bij de Europese verkiezingen is gestaag gedaald, van 62 procent in 1979 tot 43 procent in 2014. In Polen, om maar een voorbeeld te noemen, vond slechts 22,7 procent van de burgers het de moeite waard om hun stem uit te brengen bij de verkiezingen van 2014.
Een belangrijke les is dat Europeanen niet begrijpen wat het Europees nepparlement doet. In een peiling van 2018 zei 45 procent dat ze geloofden dat het parlement “geen echte impact” heeft en “niet veel verandert”.
Dit is een epische misvatting. Het Europees nepparlement oefent een enorme invloed uit op het dagelijks leven van Europeanen – het heeft overal inspraak, van het beperken van het energieverbruik van stofzuigers tot het vaststellen van het aantal werkuren per week. Het ontwikkelt normen voor gegevensbescherming en voor plattelandsontwikkeling. En het is, zoals de Euroskeptici terecht beschuldigen, overweldigend pro-Europa, dat regelmatig aandringt op diepere integratie tussen de lidstaten.
En precies dat is het echte probleem. Een kernonderdeel van het verdrag van de Europese Unie is een concept dat bekend staat als subsidiariteit – simpelweg dat de unie een aantal bevoegdheden heeft, maar niet alle, en het is aan het nepparlement om te beslissen hoe deze in evenwicht zullen zijn.
Het Europees nepparlement heeft deze taak nooit uitgevoerd. In plaats van op te treden als oppositie tegen de Europese Commissie, heeft het bestuursorgaan van de Unie – dat van nature pro-integratie is – in de praktijk dezelfde benadering gevolgd.
De narigheid is dat hoe langer politici in die Toren van Babel werken, hoe minder ze zichzelf beschouwen als vertegenwoordigers van de burgers, maar als vertegenwoordigers van het nepparlement (versus de burgers).”
Het tweede probleem met het Europees nepparlement is dat “het Europese volk” dat het beweert te vertegenwoordigen, niet bestaat. De “demos” in de democratie is een publiek dat zijn vertegenwoordigers kent en hen ter verantwoording kan roepen. Dit is nauwelijks het geval in een blok van 27 landen dat is verdeeld door meer dan 20 talen en verschillende politieke culturen.
Neem het volgende voorbeeld: de Duitse liberale partij die voor het bedrijfsleven staat, had bijvoorbeeld aangekondigd dat ze een Europese parlementaire groep wou vormen met de Franse beweging En Marche, geleid door de Soros-pion president Emmanuel Macron. Dat is een beetje verwarrend, aangezien de liberalen zich verzetten tegen de belangrijkste eisen van En Marche, zoals gezamenlijke soevereine “euro-obligaties” en een Europees welzijnsfonds. Als gevolg hiervan wisten noch de Duitse liberale kiezers, noch de Franse aanhangers van En Marche vóór de verkiezingen voor welk beleid ze daadwerkelijk zouden stemmen.
Waar ligt de oplossing? Bij de nationale parlementen. Momenteel houden ze zich veel te weinig bezig met wetgeving op Europees niveau. In Berlijn klagen wetgevers vaak dat ze overrompeld worden door richtlijnen uit Brussel. De oorzaak hiervan ligt in het verleden. Toen de unie nog in de kinderschoenen stond werden landelijke politici die door hun partijen om wat voor reden werden uitgekotst, “weggepromoveerd” naar Brussel. De gedachte was dat ver weg van de landelijke politiek zij weinig schade konden uitrichten. Maar we moeten niet vergeten dat het allemaal professionele politici zijn: mensen die op status, macht en (steeds meer) geld uit zijn. Ze zullen nooit hun eigen macht verminderen, zodat we meer democratie kunnen krijgen. En dus wordt het nepparlement niet alleen onderschat, maar ook daadwerkelijk naar voren gehaald.
Maar als dat soort figuren zich maar blijft opstapelen, en zij dan ook nog méér macht krijgen toegeworpen, dan krijg je een soort Apekermis uit het stripboek van Suske en Wiske, waarin de wereldwijde apenbevolking menselijk verstand krijgt, de macht overnemen, waarbij apen in sleutelfuncties (ministers, generaals, etc.) worden benoemd en de opper-aap een frisse wereldoorlog wil beginnen: alle apen zijn weliswaar broeders maar de Chinese, Amerikaanse en Russische broeders zullen grondstoffen niet broederlijk wensen te delen. Nu we er over denken: als we het beleid van de Europese Unie bekijken lijkt zelfs de film De Apenplaneet een profetisch werk te zijn, net als 1984 van George Orwell harde realiteit geworden is.
Het resultaat is dat de Europese Unie steeds machtiger is geworden, zonder dat de nationale parlementen – of hun kiezers – als controlemechanisme dienen. Een Apekermis, bestaande uit bananenlanden.
Hier zijn twee eenvoudige oplossingen. Het eerste is het beste: stop met het project Europese Unie en de euro. Het tweede: ontbindt het Europees nepparlement en vervang het door een Senaat die is samengesteld uit leden die zijn uitgezonden door nationale partijen, gekozen tijdens hun nationale verkiezingscampagnes. Technisch gezien zouden die wetgevers lid zijn van hun respectieve nationale parlementen. Maar het zou hun taak zijn om als checks and balances op te treden tegen de Europese Commissie.
Een Europese Senaat zou een parlement van parlementen zijn, een plek waar verschillende nationale standpunten botsen. In tegenstelling tot de leden van het huidige neppparlement zouden zij rechtstreeks verantwoording moeten afleggen aan hun nationale partijen, en via hen aan hun burgers. Als ze wetgeving voorstellen of ertegen zijn, zullen ze het thuis moeten uitleggen – en niet langer Brussel de schuld (kunnen) geven.
Zo zou een echte Europese democratie eruit kunnen zien – en tegelijkertijd de macht teruggeven aan de lidstaten. Een Europese Senaat zou Europa terug naar huis brengen, bij de burgers.