De ‘woke’ aanslag op Martin Luther King
Van slavernij tot antiracisme
Op 28 augustus 1963 sprak de Amerikaanse burgerrechtenactivist Martin Luther King Jr. woorden die de tand des tijds wisten te doorstaan. Die dag sprak King (of ‘MLK’, naar zijn initialen) meer dan 250 000 betogers toe tijdens wat de geschiedenisboeken inging als The March on Washington (‘De Mars op Washington’). Hij had het over een droom die hij had, een droom waarin zijn vier kinderen op een dag in een land zouden leven waarin zij niet zouden worden beoordeeld op de kleur van hun huid maar wel op hun karakter en persoonlijkheid (‘I have a dream that one day my four little children will live in a nation where they will not be judged by the color of their skin but by the content of their character.’).
Emancipatie
1963 was niet het beste jaar om een zwarte Amerikaan (of ‘Afro-Amerikaan’) te zijn. Honderd jaar eerder had tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) de Slag om Gettysburg plaatsgevonden. Die veldslag tussen het Unieleger van president Abraham Lincoln en het leger van de afgescheurde Geconfedereerde Staten van Amerika zou de weg effenen voor de uiteindelijke bevrijding van de zwarte slaven in het zuiden van het land. Het Unieleger wist het Geconfedereerde leger onder bevel van de gewiekste generaal Robert E. Lee eindelijk een beslissende nederlaag toe te brengen. Eindelijk, want ondanks haar numeriek overwicht had de Unie tot dan toe weinig overwinningen weten te behalen op het strategisch en tactisch superieur militair leiderschap van de Confederatie.
1863 was ook het jaar waarin de Amerikaanse Burgeroorlog uitdrukkelijk een anti-slavernij-oorlog werd. In een poging om de zuidelijke staten tot inkeer te doen komen had Lincoln tijdens de begindagen van de oorlog immers volgehouden dat hij niet uit was op de afschaffing van de slavernij als instituut. Het was hem daarentegen louter te doen was om het behoud van de federale republiek bestaande uit haar 34 staten en haar grondwet.
Dat veranderde op 1 januari 1863, de dag dat Lincolns Emancipation Proclamation (‘Emancipatieverklaring’) van kracht werd. In deze verklaring werd onder meer bepaald dat zwarte mannen in het Unieleger konden dienen (waardoor de bevrijden bevrijders konden zijn), en, vooral, dat Afro-Amerikanen in de rebellerende staten vrij zouden zijn. De praktische afdwinging van dit laatste punt was vanzelfsprekend afhankelijk van de overwinning van Lincoln en de zijnen. Een overwinning die snel zou volgen na de overgave van generaal Lee in 1865.
Reconstructie
Met het einde van de Burgeroorlog werd de periode die in de Amerikaanse geschiedenis gekend staat als Reconstruction (‘Reconstructie’) (1865-1877) ingezet. Dit tijdvak stond in het teken van een door de federale overheid opgelegde en afgedwongen re-integratie van de voormalige rebellerende gebieden. Deze heropname ging gepaard met anti-slavernijbeleid aangestuwd door de Republikeinen in Washington D.C. en gehaat door Democraten in de voormalige Confederatie.
Historici omschrijven de Reconstructie doorgaans als een mislukking. Niet staatkundig: de grondwettelijke unie tussen Noord en Zuid werd inderdaad hersteld en de Verenigde Staten werden opnieuw verenigd. Het falen van de Reconstructie betreft het lot van zwarte Amerikanen na het terugtrekken van de laatste federale troepen uit de voormalige Confederatie. De slavernij was dan wel afgeschaft, maar dat betekende nog niet dat de zwarte Amerikaan in alle opzichten de gelijke van de blanke Amerikaan was of moest zijn. Dit was geen zeldzame opvatting onder blanke Amerikanen, ook niet onder hen die tijdens de Burgeroorlog aan de zijde van de Unie hadden gestreden. Ja, slavernij als instituut diende te verdwijnen. Maar volledige gelijkheid, dat ging voor velen dan weer te ver.
Apart maar gelijk (?)
De Democraten die na de Reconstructie opnieuw de macht grepen in de voormalige Confederatie drukten er in snel tempo wetgeving door die van raciale segregatie the law of the land maakte. Zwarte Amerikanen ‘promoveerden’ zo van slaven tot tweederangsburgers. Deze wetgeving – doorgaans gekend als ‘Jim Crow’-wetgeving – werd grondwettig geacht door het Amerikaans Hooggerechtshof in haar berucht Plessy v. Ferguson-arrest (1896). Daarin erkende het Hof de separate but equal-doctrine van zuidelijke Democraten. Raciale segregatie was oké, zolang beide rassen maar een ‘gelijke’ behandeling kregen.
Deze doctrine was problematisch om twee redenen. Ten eerste omdat ze bevestigde dat zwarte en blanke Amerikanen te verschillend waren om als ‘gelijken’ behandeld te worden onder de Amerikaanse (grond)wet. Ten tweede omdat de ‘verschillende gelijkheid’ geen uitwerking kreeg in de praktijk: faciliteiten voorzien voor zwarte Amerikanen waren manifest inferieur aan de voorzieningen voor hun blanke landgenoten. Bovendien kregen Afro-Amerikanen niet de mogelijkheid om hun levensomstandigheden via politieke weg te verbeteren. Door middel van stemtesten, eigendomsvereisten, kiesbelastingen en intimidatietactieken werden Afro-Amerikanen zo ver mogelijk van de stembus weggehouden.
Zwart succes
Dit was het Amerika van Martin Luther King Jr.: politieke en economische malaise voor Afro-Amerikanen door werkelijk ‘institutioneel’ of ‘systematisch’ racisme. Zijn toespraak in 1963 voor het Lincoln Memorial was zowel symbolisch als inhoudelijk belangrijk. Speechend aan de voorkant van het monument voor de man die de Unie redde en de slavernij afschafte, kaartte hij het resterend raciaal onrecht in de Verenigde Staten aan. Ondertussen gaf een marmeren Lincoln van zo’n zes meter als het ware rugdekking aan de man die de missie van de zestiende president verderzette.
Maar 2021 is 1963 niet. 44 jaar na MLK’s speech zouden de Verenigde Staten met overweldigende steun Barack Obama, de nieuwbakken senator met Keniaanse vader boven oorlogsheld John McCain tot president verkiezen. Twee staten die in 1863 nog troepen leverden voor de Confederatie (North Carolina en Florida) zouden hun steun verlenen aan de eerste zwarte president. Voor twee andere staten die zo’n 150 jaar geleden de kant kozen van de pro-slavernij-rebellie zetelen vandaag zwarte Senatoren in de Amerikaanse Senaat. Afro-Amerikanen zijn parlementariërs, ministers, rechters, bedrijfsleiders, nieuwsankers en Hollywoodsterren. Zwart succes ligt mede aan de basis van de politieke, economische en culturele macht van de Verenigde Staten.
Antiracisme
Zwart succes dat aan de ene kant van het politieke spectrum kan leiden tot blanke jaloezie die op haar beurt kan culmineren in een blank volksnationalisme. Maar het is aan de andere zijde van het spectrum dat een in zekere zin perverser wereldbeeld voet aan grond kreeg. Perverser omdat aanhangers van deze ideologie zich, in tegenstelling tot white supremacists, beroepen op de werken van King maar tezelfdertijd zijn leerstellingen ondergraven.
Deze ideologie staat gekend als het ‘antiracisme’. Antiracisme gaat in essentie uit van twee belangrijke veronderstellingen. Ten eerste, dat iemands identiteit in belangrijke mate afhankelijk is van zijn of haar ‘ras’. Ras is daarbij een nogal ‘flou’ begrip (is het kind van een blanke man en een zwarte vrouw ‘blank’ of ‘zwart’?), maar dat wordt meestal snel-snel onder de mat geveegd (het antwoord op deze vraag is trouwens doorgaans ‘zwart’). Ten tweede bepaalt de antiracistische ideologie dat verschil in succes tussen raciale subgroepen per definitie het gevolg is van racisme. Dit besluit behoeft geen bewijs met voorbeelden van eigenlijk racisme vanwege bepaalde personen. Het volstaat te wijzen op een interraciaal verschil in resultaat om te besluiten dat het ‘systeem’ racistisch is – en dus met de grond gelijk gemaakt moet worden.
Bekrompenheid
Het is dit soort ideologie die zich afzet tegen interculturele uitwisseling en ontlening van kledingstijlen, haardrachten en cuisines. Die heil ziet in quota en ‘positieve’ discriminatie voor de invulling van publieke en private functies en safe spaces voor etnische minderheden op campussen. Een ideologie die raciale solidariteit prioriteert boven het karakter en de persoonlijkheid van iemands medeburgers en jongeren aanleert dat ze anderen met een verschillende huidskleur reflexief moeten wantrouwen.
Het is ook de ideologie van de ‘bekrompenheid van de lage verwachtingen’ (bigotry of low expectations) en het doorgedreven cultuurrelativisme. Van het idee dat etnische (maar ook, bijvoorbeeld, religieuze) minderheden niet kunnen slagen in een westerse samenleving omdat deze gebaseerd is op ‘blanke’ standaarden en voorwaarden voor succes. Dat deze standaarden en voorwaarden bovendien niet inherent waardevoller zijn dan andere, niet-westerse tegenhangers. Dat subculturen zonder al te veel gemeenschappelijk te hebben zonder problemen naast elkaar kunnen leven en dat assimilatie van eender welke aard en eender welke intensiteit a priori uit den boze is.
Kleurenblindheid
De kleurenblinde smeltkroes was lange tijd de ambitie van de Amerikaanse samenleving. Waarbij niet ras of afkomst maar wel een gedeelde cultuur en filosofie de fundamenten uitmaakten van een moderne, open samenleving. Maar een luidruchtige minderheid met onevenredig veel politieke en culturele macht toont momenteel wat er gebeurt wanneer de droom van Martin Luther King Jr. verlaten wordt voor een nieuwe, enge vorm van raciaal identiteitsdenken.
En als het regent in de Verenigde Staten, dan druppelt het in Europa.