Prinsjesdag is een ritueel. Het is de hoogtijdag van de politiek met het voorlezen van de troonrede en de aanbieding van de miljoenennota aan het parlement. En dan is er volgens de Oranjeklanten nog iets dat veel belangrijker is. Op die derde dinsdag in september wordt de band tussen het Nederlandse volk en zijn vorstenhuis gevierd.
Een kenmerk van een ritueel is dat het routine is. Daar valt het politieke deel van de dag onder. Na de troonrede gaat de minister van Financiën in jacquet met zijn koffertje naar de Tweede Kamer en biedt de voorzitter de miljoenennota, de beleidsplannen voor het komende jaar aan. Die plannen zijn grotendeels al lang bekend. Want dat is een ander element van het ritueel: ze worden altijd gelekt. Vervolgens komen de reacties van de politieke partijen en de ‘maatschappelijke organisaties’.
Die zijn ook meestal voorspelbaar. De regeringspartijen zijn grosso modo tevreden, de oppositie minder tot (helemaal) niet en voor de maatschappelijke organisaties, vakbeweging, werkgevers, blijft er altijd iets te wensen over.
Dat is het eerste bedrijf. Het tweede zou je het volkse deel kunnen noemen. Dat begint met de malle hoedjesparade van de vrouwelijke ministers en Kamerleden en eindigt via de rijtoer met de balkonscene op Paleis Noordeinde. De belangrijkste vraag is hier: wat heeft Ze aan? En dit jaar: houdt Hij die baard?
Voor dit deel rukt het grote publiek uit. En hier stijgt het ritueel uit boven de formele routine van het politieke deel. Het volk verdringt zich langs de route om een glimp op te kunnen vangen van het vorstelijk paar. Het zwaait met vlaggetjes en applaudisseert. Een enkeling roept ‘Oranje boven’. Het vorstelijke paar wuift minzaam terug. En de royalty-watchers, die bestaan echt, stellen weer vast dat de verbondenheid tussen volk en vorstenhuis nog ongebroken is.
Wat die royalty-watchers vast wel weten, anders zijn ze geen knip voor de neus waard, maar nooit voor microfoon en camera zeggen, is dat die verbondenheid van een kant komt. Het volk, in de persoon van de bejaarde met de oranje muts en sjerp, betuigt zijn aanhankelijkheid. En voor vorst en vorstin is het een klus die niet gauw genoeg achter de rug kan zijn. Meer dan royaal betaald, inderdaad, maar het blijft een klus.
Kun je ze dat kwalijk nemen? De monarchie is al ruim anderhalve eeuw geleden van haar macht en luister ontdaan. Het koningsschap is een baan geworden. Met heel veel vrije tijd, heel weinig verplichtingen en, zoals gezegd, overbetaald. Naast Prinsjesdag hebben we Koningsdag waarvoor de hele misjpoge uitrukt en dan zijn er nog wat gelegenheden waar de aanwezigheid van het paar gewenst is. En waarvoor de vorstin weer een nieuw jurkje kan aantrekken.
De vraag is natuurlijk: doen ze die klussen goed? Over de professionaliteit valt wat dat betreft weinig te klagen. Het klinkt oneerbiedig maar wat je de poppenkast-kant van het vak zou kunnen noemen, hebben ze onderhand wel in de vingers. De vorst komt vaak wat houterig over maar dat schijnt ook weer zijn charmes te hebben. En de vorstin kwijt zich met zuidelijke zwier van haar taakjes. Ook voor de toekomst schijnen we wat dat betreft niet bang hoeven te zijn. De kroonprinses zou een natuurtalent zijn.
Over de inhoudelijke kant van het vak, voor zover aanwezig, gaan we het nu niet hebben. Daar valt wel het een en ander op aan te merken, maar dat bewaren we voor een andere keer. Nu aan de Oranjebitter!
Opzouten met die poppenkast !