De leiders van de Europese Unie belijden de democratie alleen in naam. In de praktijk overstijgen ze het voortdurend en schenden ze fundamentele democratische normen op grote schaal. De antidemocratische praktijken in de Raad van de EU, ook wel de Raad van Ministers genoemd, zijn een echt schandaal. Iedereen die de wetgeving in de EU volgt en met name de manier waarop de monetaire unie wordt gecontroleerd, moet tot de conclusie komen dat deze landenbond zijn langste tijd heeft gehad.
Al bijna vijf jaar is Margrethe Vestager EU-commissaris voor concurrentie en officieel verantwoordelijk voor het omgaan met kartels en monopolisten van over de hele wereld. De Deense politica doet echt goed werk. Sinds haar aantreden heeft ze meer dan 15 miljard euro aan antitrustboetes opgelegd, bijna twee keer zo veel als haar voorganger, waardoor de Europese consument een dienst wordt bewezen die des te waardevoller is omdat hij de prijzen heeft gedrukt.
Vestager heeft alleen vorig jaar al aan Google voor 4,4 miljard euro aan boetes opgelegd. Ze heeft ook actie ondernomen tegen de regeringen in Ierland en Nederland; zoals bekend EU-landen die belastingontwijking voor wereldwijde bedrijven faciliteren. Als gevolg hiervan heeft het Ierse ministerie van Financiën 13 miljard euro aan belastingen bij Apple geïncasseerd.
Evenmin schuwt de omstreden Deense de aanpak van de regeringen van de grote lidstaten, Frankrijk en Duitsland. Tegen de wil van president Macron en bondskanselier Merkel heeft ze de geplande fusie van de spoorwegdivisies van Alsthom en Siemens verboden. Terecht. Zo niet, dan zouden consumenten en belastingbetalers geconfronteerd zijn met tariefverhogingen om de aanschaf van nieuwe treinen en signaleringstechnologie te dekken.
Vestager heeft dus precies dàt wat de meeste politici ontberen: ze vecht voor het algemeen welzijn, ongeacht individuele nationale belangen. Ja, dat is nog eens wat anders dan een Weber of een Timmermans: het maakt haar in feite een ideale kandidaat voor de toppositie in de Europese Commissie. Als EU-burgers ooit op een democratische wijze voor die functie een kandidaat mochten kiezen, zou ze zeker een goede kans maken om Jean-Claude Juncker als bewaker van de wijnkelder Commissievoorzitter op te volgen.
Maar de bevolking van de EU heeft die keuze niet. We hebben vorige maand een stem kunnen uitbrengen voor een nieuw EU-nepparlement. Politici hadden de burgers van de EU opgeroepen de voorzitter van de EU te kiezen (er waren immers Spitzenkandidaten), maar dat betekent niet dat wij, de kiezers van de Unie, ècht kunnen beslissen wie de Europese Commissie zal leiden. Terwijl Frans Timmermans tijdens zijn verkiezingstournee burgers van de EU had opgeroepen om vooral toch op hèm te stemmen! Er werd zelfs een heus kandidaten-debat gehouden! Alles om u voor de gek te houden…..
Voor de EU-burgers, die in grotere aantallen dan ooit tevoren aan de verkiezingen hebben deelgenomen, zal dit alles moeilijk te begrijpen zijn. Het Europees nepparlement had – zoals gezegd – immers beloofd dat de burgers zèlf de volgende president van de Europese Commissie zouden kunnen kiezen – en de koers zouden bepalen. In plaats daarvan zullen de achterkamers van Brussel voorlopig blijven regeren.
Eerst en vooral zijn het dus de regeringsleiders van de EU-lidstaten die dat onderling bekokstoven – dit keer gebeurt het door een zestal van hen, de “coördinatoren”. Dat is tien dagen geleden bekokstoofd. Het nepparlement kan het dan alleen goedkeuren of afwijzen. De Deense premier Rasmussen heeft echter al gezegd dat hij mevrouw Vestager niet zal toestaan door te gaan met haar vorige baan, laat staan president van de Europese Commissie te worden. Eén van de beste politici in Europa verliest dus waarschijnlijk haar baan. En zelfs als ze op de een of andere manier de topbaan veiligstelt – misschien omdat Merkel en Macron haar als compromiskandidaat accepteren – is dat niet omdat wij – het electoraat – het zo hebben gewild, maar omdat ze past in de machtsspelletjes van de heersende elite van de corpocratie die EU heet.
Dit voorbeeld laat alvast zien dat de leiders van de Europese Unie de democratie alleen in naam belijden. In de praktijk overstijgen ze het voortdurend en schenden ze fundamentele democratische normen en rechten op grote schaal. Sommige mensen denken misschien dat wat we hier zeggen een beetje overdreven is – was het maar waar. Maar iedereen die de wetgeving in de EU volgt, en met name de manier waarop de monetaire unie wordt gecontroleerd, moet tot dezelfde conclusie komen.
Het EU-bestuur is relatief klein, met 28 commissarissen. De procedures in de Europese Commissie zijn grotendeels transparant. Bijna alle vergaderingen van vooraanstaande functionarissen en commissarissen met lobbyisten van welke aard dan ook (behoren te) worden opgenomen in een openbaar register. De meeste interne documenten zijn ook toegankelijk – eventueel op aanvraag. De wetgevingsvoorstellen van ambtenaren zijn veelal afkomstig van lobbyisten van de industrie, maar dat weerspiegelt alleen wat ook gebruikelijk is op nationaal niveau. Helaas…..
Nee, het echte, grote schandaal zijn de antidemocratische praktijken in de Raad van de EU, ook wel de Raad van Ministers genoemd. Dit zijn niet alleen de gespreksronden met regeringsleiders of ministers zoals we op televisie kunnen zien.
Het daadwerkelijke werk vindt plaats in ongeveer 150 werkgroepen en in de Raad van permanente vertegenwoordigers. Dit is waar ambtenaren van nationale ministeries van de 28 lidstaten samenkomen om de wetgevingsvoorstellen te bespreken die hun door de Europese Commissie worden voorgelegd. Deze onderhandelingen vinden volledig buiten het zicht plaats. Er zijn geen openbaar toegankelijke notulen en de pers heeft niet het recht om te weten welke regering daadwerkelijk welke positie vertegenwoordigt in de vergaderingen. Voor de burgers is Europa’s krachtigste wetgever de facto een zwarte doos.
Dit is gevaarlijk en maakt wetgeving zeer kwetsbaar voor de invloed van goed georganiseerde economische belangen. Het maakt ook schimmige deals mogelijk waarin individuele regeringen hun nationale belangen verdedigen bóven het algemeen welzijn van de (burgers in de) Europese Unie.
We konden het zien bij het jarenlange touwtrekken over de wet tegen het witwassen van geld. Wolfgang Schäuble, toen nog de Duitse minister van Financiën, hield vol dat “Europa” een “leidende rol” moest nemen om te voorkómen dat criminelen en zwartgeldbezitters hun illegaal verworven vermogen zouden witwassen door middel van “shell-companies”, “lege” bedrijven.
Tijdens de onderhandelingen in de desbetreffende werkgroep van de Raad was het echter de vertegenwoordiger van Duitsland die tégen het centrale hervormingsvoorstel was: een verplichting voor heel Europa om de zogeheten economische begunstigden van elk bedrijf in een openbaar register op te nemen. Als dit in de hele EU daadwerkelijk zou worden geïmplementeerd, zou het het einde zijn van postbusbedrijven en zou de politie criminelen en belastingontduikers en hun geld op het spoor kunnen komen.
Maar de handel in “dirty money” is zó lucratief voor het Duitse bankwezen en de vastgoedsector dat het federale ministerie van Financiën van dat land zich liever bij hen aansluit en vervolgens afstand neemt van hun eigen belastingonderzoekers en rechercheurs. Terwijl Spanje, Frankrijk, Italië en zelfs het Verenigd Koninkrijk voorstander waren, was het de federale regering van Duitsland dat jarenlang de kant had gekozen van belastingontwijkers uit Nederland, Luxemburg en Oostenrijk.
De rol van de Duitsers kwam pas in de openbaarheid omdat een functionaris de notulen van de geheime raadsvergadering notulen aan een parlementariër had gegeven, die ze vervolgens doorspeelde aan de pers. Uiteindelijk werd het verplichte register wet, maar het werd met een volle vijf jaar vertraagd vanwege de blokkerende minderheid in de Raad, geleid door de Duitsers. Als klap op de vuurpijl werd de implementatie van de richtlijn in Duits recht ontworpen – inclusief absurde mazen in de wet, wat het register waardeloos maakt.
Deze zaak staat niet op zichzelf. Het Corporate Europe Observatory Initiative, één van de beste NGO’s in Brussel, heeft dit in februari van dit jaar uitvoerig gedocumenteerd in een schokkend rapport waarin de Brusselse vertegenwoordigingen van de nationale overheden de geheime belangen van individuele sectoren en bedrijven bewaken, hetzij door verwatering van voorgestelde wetgeving of eenvoudigweg het tegenhouden ervan door middel van een blokkerende minderheid.
Een opmerkelijk slachtoffer van deze strategie is de belasting op financiële transacties, een voorgestelde omzetbelasting op alle transacties in effecten. Het doel van de wetgeving is duidelijk: ondermeer zou de financiële sector verplicht zijn om eindelijk een deel van de kosten te dragen die het met de crash van 2008 veroorzaakte. Maar ook belastingen van een half tot een procent van de triljoen euro omzet op aandelen- en derivatenbeurzen zou zand strooien in de motor van buitensporige speculatie aangaande rentetarieven en valutaderivaten.
Na de crash van Lehman Brothers was iedereen het hierover eens, behalve de Britten. De Europese Commissie heeft zelfs een goed doordacht wetsvoorstel over dit onderwerp gepresenteerd. Maar toen, door zich te richten op regeringen in Frankrijk en verschillende kleine landen, kon de financiële sector het hele project op de lange baan (laten) schuiven en steeds meer beperkingen eisen. Nu, tien jaar na de grote hervormingsbeloften van 2009, is dit project, dat belangrijk is omdat het eerlijk is, op sterven na dood.
Minstens zo belangrijk is de richtlijn betreffende e-privacy die door de Europese Commissie wordt voorgesteld. Dit moet ervoor zorgen dat gegevens- en mediagroepen niet langer registreren wat gebruikers zoeken, lezen of kopen op internet, zònder hun toestemming. De gegevensverzameling van de groep vormt de basis voor het miljardenbedrijf van Google, Facebook & co, met advertenties die zijn toegesneden op individuele consumenten.
Een verbod op gegevensregistratie is nodig, alleen al omdat deze gerichte reclame ook op grote schaal wordt gebruikt om kiezers te beïnvloeden en te manipuleren. Dit werd onthuld door rapporten over het schandaal rond het gebruik van Facebook-gegevens door Cambridge Analytica. Het Brexit-referendum is misschien heel anders uitgevallen, ware het niet dat de tussenkomst van dit nu ter ziele gegane bedrijf gedeeltelijk in handen was van de Amerikaanse miljardair en rechts-extremist Robert Mercer. De onderhandelingen over de e-Privacy-richtlijn zijn nu al twee jaar gaande, en het is de vraag of de uitkomst wel in het voordeel van de consument zal uitvallen. En opnieuw is het de Duitse federale regering die, onder druk van de digitale industrie, weerstand biedt aan de invoering van een regel dat burgers om toestemming moeten worden gevraagd. Onderzoek in het tijdschrift Netzpolitik heeft aangetoond dat de verantwoordelijke ministers van Economische Zaken en staatssecretarissen maar liefst 32 keer een ontmoeting hadden met vertegenwoordigers van Google, Facebook, de Axel-Springer-uitgeverij en geassocieerde organisaties, om een gezamenlijk doel tegen e-Privacy te bereiken.
De lijst met zelfingenomen interventies in Europese wetgevingsvoorstellen kan tot in lengte der dagen worden aangevuld. De Britse overheid hielp de financiële sector voorkómen dat hedgefondsen en private equity-fondsen strakker gereguleerd zouden worden. De Nederlandse overheid heeft de voedingsindustrie geholpen de visquota te verhogen, maar zij heeft verzuimd door sluw handelen de pulsvisserij intact te laten. Voor ons land (en het milieu) een gemiste kans. We kunnen nog wel een poosje doorgaan met de lijst.
Voor dergelijke interventies hebben bedrijven en hun partners een unieke lobbymacht in Brussel. De financiële sector heeft alleen al ongeveer 1.700 lobbyisten in dienst. Dat is vier voor elke EU-ambtenaar die op de een of andere manier betrokken is bij deze kwesties. Dit kost de financiële sector ongeveer 120 miljoen euro per jaar, ongeveer 30 keer meer dan vakbonden, en consumenten- en milieuorganisaties samen hebben om in Brussel over deze kwestie te lobbyen.
De logica achter deze dure uitgaven voor de financiële sector is vrij eenvoudig: een effectieve risicobeperking in de financiële sector zou al snel honderden miljoenen euro aan inkomsten per jaar kunnen kosten. Daarom is het altijd de moeite waard om miljoenen te besteden aan advocaten, consultants en agentschappen om zand in het Brusselse raderwerk te gooien. Het uitstellen van hervormingen, ook al is het maar tijdelijk, is vooe hen absoluut de moeite waard.
Een praktijkvoorbeeld. Eén van de belangrijkste trucs is het organiseren van een blokkerende minderheid in de Raad van Ministers. Het enige dat men hoeft te doen is één van de grote namen binnenhalen, bijvoorbeeld Frankrijk, Duitsland, Italië of Polen, samen met enkele kleinere landen. Regeringen van de armere EU-landen zijn bijzonder kwetsbaar. Het is misschien voldoende om een paar investeringen in het vooruitzicht te stellen om een vertegenwoordiger van de Raad te overtuigen. Privédonaties hebben óók een sterke overtuigingskracht.
Natuurlijk valt er nooit een directe verbinding te bewijzen. Er staat niets op papier. Maar het stemgedrag in de Raad maakt soms heel vreemde sprongen. Wat deze processen gemeen hebben, is dat ze volledig ondoorzichtig zijn voor burgers. Een democratisch, EU-breed discours vindt vaak helemaal niet plaats. Dit is niet verenigbaar met de regels van de democratie.
Niemand minder dan Emily O’Reilly, de ombudsman van de EU, is het ermee eens: “De manier waarop de EU-Raad werkt ondermijnt het recht van burgers om hun regeringen verantwoordelijk te houden”, zei ze vorig jaar in een van haar zorgvuldig onderzochte rapporten. Dit komt tot uitdrukking in de “onevenredige geheimhouding” van de procedures in de Raden van Ministers en in hun ongeveer 150 werkgroepen. Dit maakt het “praktisch onmogelijk voor burgers om de discussie van nationale vertegenwoordigers over wetgeving te volgen”, zei ze. Het is dus quasi-officieel dat het machtigste wetgevende orgaan van de Europese Unie een centraal beginsel van democratie schendt: de verplichting om open en transparante wetgeving te voeren.
Hierachter schuilt de terughoudendheid van nationale regeringsfunctionarissen om hun respectieve manoeuvres en posities in instanties van de Raad openbaar te maken aan de burgers. Dit is een zeer welkom voordeel voor degenen die aan de macht zijn: ze kunnen altijd zeggen “Het is de schuld van Brussel” of “Het moet van Brussel” in geval van controversiële projecten, zelfs als zij zelf en hun eigen functionarissen erbij betrokken zijn geweest.
Maar dat is precies wat het vertrouwen van de burgers ondermijnt. O’Reilly vatte het duidelijk samen: “Dit fenomeen voedt twijfels over de democratische legitimiteit van de Unie en bevordert anti-Europese wrok,” waarschuwde ze. Eigenlijk zouden voor de Europese verkiezingen van vorige maand door de Raad daarom al zijn onderhandelingsdocumenten publiek toegankelijk moeten hebben gemaakt, waardoor zij de argumenten van rechts-populisten en EU-critici zouden kunnen weerleggen en “de vervreemding van haar burgers te verminderen”.
Maar het zal politici in en rond de Europese Raad niets schelen. Een verzoek dit te doen werd simpelweg genegeerd.
Wat er in Raadsbijeenkomsten gebeurt, volgt minimaal (maar meer ook niet) de basisregels van het EU-Verdrag. De Rekenkamer controleert wat wetten doen (maar om de conclusies wordt alleen maar gelachen). Burgers en bedrijven kunnen juridische stappen ondernemen bij het Europese Hof van Justitie in Luxemburg. En het EU-nepparlement heeft ten minste een (adviserende) stem in nieuwe wetten, samen met de Raad en na debat. Journalisten en geïnteresseerde burgers kunnen dus de wetgeving volgen, althans indirect.
Maar voor één centraal, misschien wel het belangrijkste,EU-beleidsterrein geldt niets van dit proces: de monetaire unie en de regulering van de eurozone. De zogenaamde Eurogroep, de ministers van Financiën van de landen van de eurozone, is het orgaan dat de beslissingen op deze beleidsterreinen neemt. De Eurogroep is een puur informele instantie zonder enige juridische basis. Er zijn geen procedureregels en geen notulen van vergaderingen. De staatsschuldcrisis in de zuidelijke eurolanden en Ierland enkele jaren geleden maakte er een antidemocratisch monster van.
Dit kan worden toegeschreven aan de miskraam genaamd de euro. Euro-lidstaten delen één valuta, maar beheren hun nationale begrotingen afzonderlijk. Dit is wat artikel 125.1 van het EU-Verdrag, ook bekend als de “niet-bijstandsclausule”, betekent. “De Unie is niet aansprakelijk voor de verplichtingen van centrale regeringen”, staat er in en hetzelfde geldt voor de lidstaten zelf. De oprichters van de euro, vooral de Duitse bondskanselier Helmut Kohl, wilden critici geruststellen door precies het tegenovergestelde te voorspellen.
Daarom is er nog steeds geen gemeenschappelijke begroting en bijgevolg ook geen gemeenschappelijk, democratisch verantwoord bestuur van de eurozone. Maar omdat de landen van de eurozone individueel op de kapitaalmarkten opereren, kunnen banken en fondsen speculeren, gericht op de meer met schulden overladen eurolanden door de rente voor de vernieuwing van hun staatsobligaties zó hoog te stellen dat de waarschuwing voor een faillissement van de staat een “self-fulfilling prophecy” wordt.
Dit is precies wat er gebeurde in het voorjaar van 2010, in Griekenland en kort daarna in Ierland, Portugal en Spanje. Een default van een van deze landen zou ertoe hebben geleid dat de Europese banken zouden instorten, slechts twee jaar na de crash van Lehman Brothers.
De banken hadden in deze landen voor enkele honderden miljarden geïnvesteerd. In een mengeling van paniek en dilettantisme ontwikkelden de heersers van de eurozone, geleid door de Duitse bondskanselier Angela Merkel, daarom een avontuurlijk concept: ze besloten nogmaals om de banken te redden, maar burgers mochten het niet opmerken.
Daartoe richtten zij een nieuwe staatsbank op, die zij later het “European Stabilization Mechanism” noemden, kortweg ESM. Hiermee garandeerden ze de betrokken lidstaten 400 miljard euro aan noodleningen om hun schuldeisers te betalen. Zonder verder uitstel verklaarden Merkel en haar collega’s de redding van de schuldeisers als “solidariteit” en “redding”. En hoewel alle regeringen en investeerders van alle landen van de eurozone gezamenlijk verantwoordelijk waren voor de ellende, plaatsten de “crediteurenregeringen” de volledige schuldenlast alleen bij de door de crisis getroffen staten. Dit was een strategische fout en de ergste aanval op het Europese project sinds de oprichting van de EEG (zie de Arte-documentaire hieronder, “The Trail of the Troika”).
Zonder enig openbaar discours en zonder zelfs maar aan het Europees nepparlement haar mening te vragen, kreeg dit gezellige Euroland op deze manier een nieuwe soort regering: de “Eurogroep”. Dit orgaan leeft in de schaduw van de democratie, in een legaal niemandsland, zoals Transparency International eerder heeft geconstateerd. Noch de staatsbank “ESM”, noch de ministers van Financiën van de eurozone en hun Trojka van de Europese Centrale Bank, het Internationaal Monetair Fonds en de ambtenaren van de Europese Commissie, zijn verantwoording schuldig aan welk parlement dan ook. Er zijn geen openbare notulen van hun vergaderingen en zelfs vreselijke fouten, zoals de wrede inkrimping van de Griekse nationale gezondheidsdienst, hebben geen gevolgen voor de verantwoordelijken. Zij hebben volledige immuniteit, net zoals de meeste gezagsdragers binnen de Europese Unie. Alle lusten, geen lasten.
Zelfs als het ging om schimmige deals die aan alle kanten stonken naar corruptie, kon geen officier van justitie een onderzoek instellen. De betrokken ambtenaren genieten diplomatieke onschendbaarheid. Het is waar dat alle nationale parlementen de respectieve kredietprogramma’s moesten goedkeuren, maar alles wat ze konden zeggen was “ja” of “nee”. Ze konden het beleid dat door de programma’s werd opgelegd niet veranderen.
Het heeft veel weg van een regime van “post-democratisch uitvoerend federalisme”. Ministers en EU-ambtenaren nemen beslissingen over het leven van miljoenen mensen zonder zelfs maar een meerderheid van de betrokken kiezers voor zich te hoeven winnen. En door het recht van de sterkste, maakten de schuldeisers, geleid door de Duitse federale regering en de toenmalige minister van Financiën, Wolfgang Schäuble, het in de hand houden van de staatsbegrotingen alleen al als het hoogste motto.
De Eurogroep en zijn “Trojkanen” voelen zich niet verantwoordelijk voor het bestrijden van werkloosheid of armoede. Sindsdien heeft het regime van de eurozone het tegenovergestelde van de oorspronkelijke intentie teweeggebracht: in plaats van de “volkeren van Europa” te verenigen in een “steeds hechtere unie”, zoals beloofd door het EU-Verdrag, heeft het hen tegen elkaar opgestookt. In de landen die door een crisis zijn getroffen, zien mensen zichzelf gevangen in een vicieuze cirkel van soberheid en recessie, opgelegd van buitenaf. Aan de andere kant protesteren burgers in de crediteurenlanden tegen het gebruik van belastinggeld voor staten wier economische ellende zij als hun eigen schuld beschouwen.
En er bestaat dan ook nog geen geloofwaardig orgaan dat klaar staat om het voor de hand liggende te verklaren: dat de lidstaten van de muntunie samen deze ellende hebben veroorzaakt en alleen samen kunnen overwinnen. In plaats daarvan voeren de door de Eurogroep gemachtigde ministers en ambtenaren het recht van de sterkste uit in een schemerzone zonder democratie; dat wil zeggen crediteuren tegenover debiteuren en landen met een overschot versus landen met een tekort.
Dit gaat hand in hand met het opleggen van een onhoudbaar economisch concept voor de hele monetaire unie: alle lidstaten zouden het Duitse model moeten volgen – lonen verminderen, de export verhogen en overheidsuitgaven verminderen. In de crisisjaren van Duitsland werkte dit echter alleen omdat de andere landen van de eurozone het Duitse model niet volgden, maar in plaats daarvan, ondersteund door leningen uit Duitsland, de Duitse economie voedden met hun invoer. Toegepast op de Unie als geheel leidde dit echter tot een race naar de bodem en dwingt het zwakkere landen naar stagnatie vanwege gebrek aan vraag.
Dit alles maakt Italië in het bijzonder een politieke tijdbom voor de euro. Tien jaar lang, slechts onderbroken door de twee jaar na het bankroet, hebben de regeringen in Italië strikt de tekortregel gevolgd, waarbij het jaarlijkse begrotingstekort op minder dan drie procent van het bbp is gebleven. Als gevolg hiervan is er een enorm tekort aan middelen geweest voor dringend noodzakelijke investeringen in infrastructuur, onderwijs, wetenschap en technologie, zonder welke het land steeds verder achterop raakte.
De EU wilde (en kon) geen effectieve hulp bieden bij gebrek aan voldoende budget. Geen wonder dat burgers in opstand kwamen tegen een dictaat uit Berlijn en de onvoorspelbare rebellen van de Vijfsterrenbeweging en de rechtsradicale Lega-partij kozen in een nieuwe regering.
We zullen dit fenomeen nog heel groot zien worden in de EU: de diepe teleurstelling dat de EU in haar huidige staat niet over het vermogen beschikt om op te treden tegen groeiende sociale ongelijkheid binnen en tussen de lidstaten… dat is de onderliggende oorzaak van politieke achteruitgang.
Zelfs de Franse president Macron heeft het anti-democratische karakter van het huidige Euro-regime benadrukt, maar helaas zoekt hij zijn heil in een “nieuw Europa”, een Frans Europa uiteraard. Dat is tegen het zere been van de Duitse bondskanselier Angela Merkel. Die is óók voorstander van één Europa (“ein Volk, ein Reich, ein Führer), maar dan wel een Duits Europa, zoals de oprichters van de voorgangers van de EU voor ogen stond. Erger nog, Merkel en haar aanhangers dringen er zelfs bij aann dat het crisisbeheer van de eurozone de verantwoordelijkheid moet blijven van de ongekozen technocraten van het eurokredietfonds, het ESM (European Stability Mechanism), die geen verantwoording verschuldigd zijn aan welk parlement dan ook.
Er zal niets veranderen aan de grondwet van de euro.
Maar we hebben we toch een Europees nepparlement? Zou het niet de meest nobele taak zijn van gekozen parlementsleden om de fundamentele democratische rechten van hun kiezers te verdedigen? Zouden ze regeringen niet eenvoudig kunnen dwingen om in de Europese Unie te blijven door regels die thuis volledig vanzelfsprekend zijn?
Ja, in theorie kunnen ze dat. Ze hebben de formele macht om dat te doen. Ze zouden immers het budget kunnen blokkeren. Maar dat willen ze helemaal niet, althans niet de meerderheid. En dat onthult de hele trieste waarheid over dit nepparlement. Het is niet echt Europees. Het is eerder een vergadering van afgevaardigden van nationale partijen, die alleen door nationale kiezers worden gekozen. Als zodanig fungeert “de meerderheid” in de Europese Unie uiteindelijk alleen als een verlengde arm van de regerende partijen in hun thuisland. En dit gebeurt gewoon, zelfs nadat de verkozen leden van het Europees nepparlement gek worden gemaakt door de arrogantie van de macht van Merkel en haar collega’s, zoals blijkt uit de eurocrisis.
Een parlement dat zichzelf ziet als de vertegenwoordiger van alle EU-burgers zou dit nóóit hebben toegestaan. Het zou hebben voorkómen dat mensen zouden sterven in Griekenland vanwege het tekort aan medicijnen en artsen. Want dit is precies wat er gebeurde toen de trojka van de geldschieters van de Eurogroep eiste dat Griekenland zijn openbare gezondheidsstelsel met de helft zou inkrimpen. Een ècht EU-parlement zou niet toestaan dat in Spanje mensen die een referendum hebben georganiseerd, voor vele jaren achter de tralies belanden, of dat vredelievende burgers, niet alleen in Cataonië maar ook bijvoorbeeld in Frankrijk, door de plaatselijke politie tot gort wordt geslagen, vreselijk worden verminkt of zelfs gedood.
Maar van “onze” volksvertegenwoordigers in het Europees nepparlement daarover geen woord. Ze vinden het leuk dat ze (denken dat ze) zeggenschap hebben over de definitieve wetgeving, maar doen dat ook liever voor de camera. Want wanneer ze onderhandelen met de Raad gebeurt dit in een zogenaamde triloog (waarbij ook de Europese Commissie betrokken is) en mag geen enkele journalist of gewone burger luisteren.
Burgers moeten vooral het idee krijgen dat zij invloed hebben. Maar het tegendeel is het geval. Neem het onderwerp “zomertijd”. Korte tijd vóór de EU-verkiezingen kwam EC-baas Juncker met de aankondiging namens de Europese Commissie dat de burgers zich dienen uit te spreken over de zomer- en wintertijd. Maar nu de verkiezingen voorbij zijn is het oorverdovend stil over dit onderwerp. Hierover moet nog een intensief debat worden gevoerd in de EU-lidstaten, zei onze eigen minister Cora van Nieuwenhuizen. “Aansluitend zien we waar we op uitkomen.”
Van onze kant alvast een Spoiler Alert: nergens.
Als we dit allemaal bij elkaar brengen dan komen we tot een alarmerende conclusie: geen enkel land dat op dezelfde manier is gestructureerd als de EU en de eurozone zou ooit zèlf lid van de Europese Unie kunnen worden. “En wat dan nog?”, zou je je af kunnen vragen. De Europese UNie is geen federale staat, maar slechts een confederatie van staten die zichzelf gemeenschappelijke instellingen hebben geschonken. En de burgers willen het óók niet anders.
Men wint geen verkiezingen met een vraag naar een Verenigde Staten van Europa. Daarom moeten overheden op de een of andere manier kijken naar een gemeenschappelijk belang. En dat was geen groot probleem voor de Europese Gemeenschap in de eerste drie decennia. Nationale economieën waren overwegend op nationale basis georganiseerd. Regeringen zouden elk voor zich kunnen regeren, zoals zij en hun kiezers wilden. Verder moesten ze onderhandelen over gemeenschappelijke aangelegenheden en problemen.
Dit concept heeft echter niets meer te maken met het Europa van vandaag. De radicale markthervormingen in de jaren negentig hebben dit fundamenteel veranderd: de Europese interne markt vanaf 1993 en de monetaire unie en de euro vanaf 1999. Als gevolg daarvan zijn de Europese economieën nu uiterst nauw verweven. Niet alleen grote bedrijven, maar bijna àlle bedrijven zijn op de een of andere manier geïntegreerd in Europese toeleveringsketens en verkooporganisaties. “Made in Germany” of “Made in Italy” klinkt mooi, is zeer geschikt voor marketingdoeleinden, maar heeft niets te maken met het echte leven.
Dit op één hoop gooien van het economische leven heeft radicale politieke gevolgen gehad. Alle wetten en regels die van toepassing zijn op de productie van en de handel in goederen en diensten moeten in de hele EU gelden en moeten daarom in de gehele EU worden aangenomen. Of het nu gaat om de registratie van auto’s, het verpakken van voedsel of het distribueren van effecten; of het nu babyluiers, pesticiden of de werkomstandigheden van vrachtwagenchauffeurs betreft. Niets daarvan kan langer door nationale staten worden geregeld. Met andere woorden, de overgrote meerderheid van de wetgeving, die cruciaal is voor het dagelijks leven van consumenten en werknemers, vindt niet plaats in de nationale parlementen, maar op EU-niveau. Bij de niet-democratisch gekozen machthebbers.
Dit is allemaal al lang bekend – en gewild. Maar nu de neo-nationalisten in de lift zitten, moet dit steeds opnieuw worden uitgelegd. In dit grotendeels geïntegreerde Europa zijn we afhankelijk van elkaar, of we het leuk vinden of niet. Terugkeren naar de natiestaat is geen realistische optie, zeggen velen, maar ons inziens is de enige uitweg (voor op dit continent de pleuris uitbreekt) het ontrafelen van dit Vierde Rijk. Technisch gezien is het mogelijk, maar er is een prijs die betaald moet worden voor de korte-termijn problemen, problemen die er anders óók zouden komen, maar dan wellicht in een veel grotere omvang.
Waarom houden onze regeringen (politici) dan zó vast aan het huidige systeem? Waarom gaan ze gewoon door, ook al is het duidelijk ondemocratisch en volledig ineffectief?
Eén antwoord kan zijn: nationale politici willen hun macht niet opgeven en blijven liever alles onderling regelen, maar dan wel via Brussel zodat zij zelf nergens verantwoordelijk voor zijn. Dit speelt constant in de kaart van de EU-critici, door politici veelal extremisten of rechtse populisten genoemd, omdat die de vinger op de zere plek leggen, namelijk dat het respectieve nationale belang zogenaamd wordt nagestreefd ten koste van de burgers.
De bekrompen vasthoudendheid van machtsbeluste nationale politici en ambtenaren aan een verouderd patroon levert de anti-EU-mensen alleen maar het sterkste argument op: in déze Europese Unie hebben wij burgers niets te vertellen….. en niets te zoeken.