Een ongemakkelijke vraag wellicht, omdat we gewend zijn het van de andere kant te benaderen. In onze beleving zijn wij niet zelf het probleem, maar de ander. Ook waar we anderen evident schade berokkenen, was dat als regel niet onze vooringenomen bedoeling. Maar die ander stond in de weg, of ‘vroeg‘ erom. In dat laatste geval soms zelfs letterlijk, maar meestal sprak dat ‘vragen‘ uit een houding: ‘Gelegenheid geven‘.
In eerdere bijdragen schreef ik wel over het verschil tussen de ‘vrijheid om te doen, en te laten wat we willen‘, en de ‘vrijheid om met rust gelaten te worden‘. Zeker de afgelopen twee ‘Covid-jaren‘ waren een belangrijke test. Maar ‘MeToo‘ en ‘BlackLivesMatter‘ gaan daar ook over, alsmede het conflict over de NAVO-uitbreiding, en alle oorlogen die we de afgelopen twintig jaar zijn begonnen, steeds met de smoes dat we mensen gingen ‘bevrijden‘.
Het klassieke liberalisme is de ideologie die bij uitstek propageert dat je de burger vrij moet laten. In die vorm betekent vrij dat de overheid zich niet met jou bemoeit. De burgers worden geacht om onderling afspraken te maken, en mondig genoeg te zijn om grenzen te stellen aan het gedrag van anderen, als dat hen niet bevalt. De overheid raakt er pas bij betrokken als het uitloopt op het gebruik van fysiek geweld, diefstal en dergelijke, en dan nog slechts (in het klassieke libaralisme), als de betrokkenen beide volwassen zijn.
In dat concept berust het ‘geweldsmonopolie‘ bij de erkende autoriteit. De overheid waar het conflicten tussen volwassenen betreft, en ouders, leerkrachten en andere ‘bevoegde‘ volwassenen waar het kinderen betreft. Staten onderling onthouden zich van het gebruik van geweld, anders dan voor defensie. Elk facet van dat concept is aan interpretatie onderhevig. Het centrale idee is daarbij dat de autoriteit die geweld mag gebruiken niet zozeer het recht heeft om geweld in te zetten, maar de plicht om iemand te beschermen tegen anderen, of tegen zichzelf, op grond van een erkende verantwoordelijkheid.
Het ongemakkelijke is dat je bindende afspraken moet maken die de verantwoordelijkheid beperken, terwijl je weet dat sommige mensen de last niet kunnen dragen, omdat het ‘Grote Kinderen‘ zijn, wat betekent dat ze gemangeld zullen worden door anderen. Die ‘Grote Kinderen‘ zullen instemmen met iets waar ze slechter van worden, of wat ze mogelijkerwijs zelfs met de dood moeten bekopen. Het identificeren van ‘ontoerekeningsvatbare‘ mensen, die binnen de afspraken weliswaar ‘volwassen‘ zijn, en daarmee verantwoordelijk voor hun eigen doen en laten, maar in de praktijk nog een ‘luier‘ en een ‘speen‘ nodig hebben, zal tot discussie leiden. Zeker als de autoriteit die zich over hen ontfermt hen vertroetelt omdat ze ‘zielig‘ zijn, en het aantrekkelijk wordt om je voor te doen als een ‘Groot Kind‘ om aanspraak te kunnen maken op zorg, terwijl je tevens bent vrijgesteld van verantwoordelijkheid.
De ‘Grote Kinderen‘ zijn niet vrij, maar ze hebben ook geen zorgen. Ze zijn burger van de ‘Verzorgingsstaat‘. Klassieke liberalen waarschuwden dat een ongebreidelde groei van de ‘Verzorgingsstaat‘ een aanzuigende werking zou hebben op ‘Grote Kinderen‘, met als gevolg een degeneratie van de samenleving als geheel. Ik voeg daar van mijn kant nog aan toe dat het niet slechts onverantwoordelijk is om toe te geven aan die ontwikkeling, en het uiteindelijk ook onbetaalbaar wordt, zoals nu onmiskenbaar het geval is in ons deel van de wereld, maar dat degenen die zich omhoog vechten in die ‘Verzorgingsstaat‘ om de macht te hebben over die ‘Grote Kinderen‘, sterk de neiging zullen hebben om de hele wereld door die identieke bril te bekijken. En ineens voelen zij zich geroepen, en gemachtigd, om wereldwijd de dienst uit te mogen maken.
‘Grote Kinderen‘ wijzen de verantwoordelijkheid voor keuzes die ze maken, of de schade die ontstaat als ze vergeten te kiezen, af. Ze willen zelf geen kinderen, omdat ze de verantwoordelijkheid niet aankunnen, of ze staan ze gretig af aan (semi-) overheidsinstellingen, terwijl ze zelf ‘Oorlogje‘ gaan spelen op het ‘ministerie‘. En als het totaal uit de klauw loopt, is het niet hun schuld. ‘Grote Kinderen‘ eisen subsidie voor alles. In de vorm van geld zonder concrete tegenprestatie, of als een vergoeding voor een ‘Goed Rapport‘, of klusjes in en rond het huis. Voor ‘Grote Kinderen‘ betekent ‘vrijheid‘ dat ze onbezorgd kunnen spelen.
De klassieke liberaal is in zijn of haar jeugd druk met plannen maken ‘voor als ik later groot ben‘. Het ‘Grote Kind‘ vreest het moment waarop ze zonder ‘zwembandjes‘ in het diepe worden gegooid. Het ‘Grote Kind‘ keert zich af van iedere vorm van verantwoordelijkheid, en eist erkenning van de eigen ontoerekeningsvatbaarheid middels retro-actieve veroordeling van eenieder die, achteraf, hun geluk in de weg stond. Sterker nog, tot vele generaties terug identificeert men de ‘pijn‘ die hun zorgeloze bestaan schade berokkent, wat slechts te repareren is door een extra toelage uit de subsidiepot. En een kusje erop.
Het ‘Grote Kind‘ heeft er geen enkele moeite mee om de uitslag van een ‘referendum‘ van tafel te vegen als ‘Pappa‘ of ‘Mamma‘ zegt dat de Krim, of de Donbas-regio van ‘ons‘ is, en dat we Oekraïne op moeten nemen als pleegkind, en extra moeten vertroetelen, omdat het land een ‘moeilijke jeugd‘ heeft gehad. En het is onverantwoord om die autonome regio’s hun autonomie te gunnen. Dat spreekt voor zich.
Wat de één onder ‘vrijheid‘ verstaat, is voor de ander het tegenovergestelde. De volwassene verstaat er iets anders onder dan het kind, of het ‘Grote Kind‘, dat niet buiten een volwassene kan om hem of haar te voeden, te laven, te verschonen en een speen te geven. De volwassene ziet vrijheid als autonomie, maar gekoppeld aan verantwoordelijkheid. Terwijl het kind, en het ‘Grote Kind‘, vrij willen zijn van zorgen, en dus ook van verantwoordelijkheid, terwijl ze hun tijd zoet brengen met spelen.
Waar het serieus uit de klauw loopt, is waar volwassenen met ambitie om de vrijheid van andere volwassenen in te perken, de kinderen, en ‘Grote Kinderen‘, opzet tegen volwassenen met een klassiek liberale instelling. Dat leidt nu overal tot spanningen waar ouders aangevallen worden door hun eigen kinderen, en de ‘Grote Kinderen‘, die gemobiliseerd zijn om de meest onverantwoordelijke kolder te ondersteunen. En dan bedoel ik niet de gedachten zelf, want wie ben ik om te eisen dat ik daar het laatste woord in krijg. Maar onuitvoerbaar en niet zelden volkomen contraproductief. En nu het richting collectieve suïcide gaat, waarbij men roept dat het gaat over de verdediging van onze vrijheid, kijk ik enigszins meewarig over de rand van mijn bril, met een vriendelijke glimlach als enige wapen, en hoop ik dat ze mij verder met rust laten. Ik heb volwassen kinderen, en mijn verantwoordelijkheid zit erop. Ik hecht nu zeer aan mijn ‘vrijheid om met rust gelaten te worden‘.