Waar komt die verlammende obsessie met ‘identiteit’ vandaan?
Wie of wat heeft ons aangepraat dat de wereld niet groter is dan de eigen navel? Je bent ‘blank’ of ‘zwart’, ‘dik’ of ‘mager’, ‘lang’ of ‘klein’, ‘jong’ of ‘op leeftijd’, ‘man’ of ‘vrouw’, ‘hetero’ of ‘homo’, ‘bi’ of ‘trans’, ‘arm’ of ‘rijk’, in de ogen van anderen. Die ander ‘discrimineert’, in die zin dat hij of zij verschillen ziet. Verschillen die meewegen bij de ‘affectie’ die men ontwikkelt in de omgang met mensen. Je ‘houdt’ van mensen die *zus* zijn, en niet *zo*. Daar heb je geen controle over, maar wel over de wijze waarop je met die andere mensen omgaat.
Hoe meer gewicht men toekent aan het belang van de gedachtenwereld van anderen, en het bijbehorende gedrag, hoe meer de hierboven genoemde ‘eigenschappen’ naar de achtergrond verdwijnen, of zelfs als onbetekenend uit beeld schuiven. Je ziet wel dat iemand anders is dan jijzelf, maar je ziet alleen maar een ‘mens’. Een ‘enigma’, zolang die mens zichzelf niet reduceert tot de eigen navel, door zich te behangen met een ‘identiteit’, als een ‘sokpop’, gebaseerd op die oppervlakkige verschillen.
Nog niet eens zo heel lang geleden was het uitzonderlijk als er op de kaft van een boek een foto stond van de auteur. De lezer werd geacht de auteur te leren kennen door zijn of haar werk. Of die auteur een ‘scheve bek’ had, of ‘raar haar’, was betekenisloos. In die zin was de radio een superieur medium, afgezet tegen de televisie. Waar de televisie het wint, is waar de ‘lichaamstaal’ van iemand die geluid voortbrengt een dimensie toevoegt. Maar de hierboven aangehaalde ‘kwaliteiten’ leiden alleen maar af. Wat niet wegneemt dat ik eerder steeds vaker merk dat mensen die naar hetzelfde ‘praatprogramma’ kijken als ik, er dwars doorheen ‘tetteren’ met observaties over wat iemand aan heeft, of daaraan verwante, totaal irrelevante waarnemingen, waardoor ik mis wat er gezegd wordt. Wanneer ik daar een opmerking over maak, is het antwoord als regel dat wat er gezegd wordt toch totaal oninteressant is, en dat is in de meeste gevallen wel waar. Als ik zelf het fragment terugkijk, blijkt het inderdaad nagenoeg altijd volledig voorspelbaar, en daarmee niet boeiend. In andere gevallen is het wel ‘prikkelend’, maar krijgt een spreker de kans niet om een gedachte of observatie uit te werken.
In een wereld zonder diepgang, die aan elkaar hangt van de ‘sound-bites’, ‘kwinkslagen’, op effectbejag ingestudeerde diskwalificaties, en waarin mensen die met elkaar in debat zijn geen begin van interesse meer tonen in wat de ander wil zeggen, wordt de ‘opsmuk’, de ‘identiteit’ steeds belangrijker. Dat is een degeneratie. En daarmee niet iets wat je moet aanmoedigen. In mijn jonge jaren was het tonen van respect weliswaar een kwestie van fatsoen, maar het was veel meer dan een aangeleerde beleefdheidsvorm die in laatste instantie hypocriet was. Van het ‘kleine kind’ en de ‘dronkeman’ wist men dat die ‘de waarheid’ spraken, wat zoveel wilde zeggen als dat zij de ‘inhibitie’ misten om te voorkomen dat ze lukraak iets zeiden over de identiteit van anderen. Bij ‘kleine kinderen’ is dat aandoenlijk, bij de ‘dronkeman’ is dat storend. In beide gevallen is de oorzaak dat ze geen toegang hebben tot hun ‘hogere hersenfuncties’, die bij het kind nog moeten worden ontwikkeld, terwijl de ‘dronkeman’ door intoxicatie tijdelijk verlamd is op dat gebied.
Je kunt kritiek hebben op dat ‘hogere’, maar wat ik daarmee bedoel is dat het evolutionair gesproken de laatste ontwikkeling is van het menselijke brein, dat ons geen windeieren gelegd heeft. Anders hadden we nog steeds in de ‘zandbak’ elkaar de hersens ingeslagen op grond van een impuls, en waren we zeker niet toegekomen aan de ‘industriële revolutie’, en alles wat daarmee samenhing. Wat mij opvalt is dat ‘door Identiteit bezeten’ medemensen, de ‘Ayatollah’s van de Identiteit en het Klimaat’, geen emplooi hebben voor die ‘hogere hersenfuncties’, niet zelden gretig experimenteren met ‘geestverruimende middelen’ die hun primitieve aandriften vrij baan geven, terwijl ze onbereikbaar zijn voor een discussie op grond van feiten en argumenten, ‘op het scherpst van de snede’. En als ze een boek lezen, of een wetenschappelijke verhandeling kruist hun pad, dan willen ze die man of vrouw ‘zien’, en maken ze een studie van zijn of haar achtergrond in de geest van ‘Identiteit’. Hier op mijn blog probeer ik consequent te laten zien hoe destructief dat is, als mensen elkaar opzoeken omdat ze ‘Joods’ zijn, ‘Gay’, ‘Vrouw’ of ‘Moslim’, anders dan in die gevallen waarin dat logisch is, zoals bij een kerkdienst, of bij toiletbezoek. Al staat dat laatste uiteraard ook op de tocht, en de volgende fase zal wel zijn dat we het toilet in zijn geheel afschaffen, en allemaal onze behoefte doen in het open veld, net als de andere beesten.
Het is niet ongegrond om in die focus op ‘Identiteit’ een angst te zien voor wat er evolutionair volgt op die ‘hogere hersenfuncties’, in het bijzonder waar visionairen spreken over ‘transhumane’ ontwikkelingen, waarbij ‘Artificial Intelligence’ als een ‘add on’ de weg zou openen naar een weelde aan nieuwe mogelijkheden. In het verleden heb ik daar veel over geschreven, meer in het bijzonder om mijn lezers erop te attenderen dat je die ontwikkeling niet kunt stoppen, wat betekent dat het zaak is die ontwikkeling in goede banen te leiden. Moedwillige degeneratie opent de weg naar de suprematie van de ‘Stand-Alone’ vorm van ‘Artificial Intelligence’, waarbij de mens terugkeert naar het dierenrijk na succesvol zijn eigen ‘Heer en Meester’ te hebben geschapen. Is dat wat u wilt? Nee toch?
Het zou zonder meer mijn voorkeur hebben als wetgevers zich op die ontwikkeling zouden storten, inplaats van als bezetenen achter een stel dolle honden aan te rennen die met elke nieuwe dag meer gekkigheid verzinnen. Dekstoelen rechtzetten op de Titanic.