De ‘Chief Military Advocate General’, Sharon Afek, (Deze is verantwoordelijk voor de uitvoering van de rechtspleging binnen het Israëlische leger) en de ‘US Department of Defense General Counsel’, Paul Ney, (Deze adviseert over alle juridische aangelegenheden en diensten, en verleent juridisch advies aan de minister van defensie) stonden samen op het podium van de ‘International Conference on the Law of Armed Conflict’ , die plaatsvond in Herzliya, Israël tussen 28 en 30 mei 2019.
Hun panel was getuige van enkele van de meest verkeerd begrepen interpretaties van internationaal recht die ooit zijn opgetekend. Het was alsof Afek en Ney letterlijk hun eigen wetgeving ten aanzien van oorlogvoering en gewapende conflicten hadden gemaakt, zonder rekening te houden met wat het internationaal recht feitelijk bepaalt.
Het is niet verwonderlijk dat zowel Afek als Ney het over veel dingen eens zijn, wat inhoudt dat Israël en de VS niets kan worden verweten bij al hun militaire conflicten en dat ze altijd eensgezind zullen zijn tegen elke poging door het Internationaal Gerechtshof (ICC) om hen verantwoordelijk te houden voor oorlogsmisdaden.
Hun tirade tegen het ICC weerspiegelt die van hun eigen leiders. Terwijl de anti-ICC positie van de Israëlische premier Benjamin Netanyahu bekend is, heeft de Amerikaanse president Donald Trump afgelopen april zijn minachting voor de mondiale organisatie en alles wat het vertegenwoordigt fel tot uiting gebracht.
“Elke poging om Amerikaans, Israëlisch of geallieerd personeel als doelwit te gebruiken voor vervolging zal worden beantwoord met een snelle en krachtige reactie,” zei Trump in een schrijven op 12 april.
Hoewel de verdeeldheid zaaiende retoriek van Trump (en Netanyahu) niets nieuws is, hadden Afek en Ney de moeilijke taak wettelijke taal te gebruiken om de afkeer van hun landen van het internationaal recht te verklaren.
Voorafgaand aan de Herzliya-conferentie sprak Afek op de conventie van de Israëlische Bar Associatie in Eilat (landelijke organisatie van advocaten) op 26 mei. Ook hier maakte hij een aantal belachelijke beweringen, aangezien hij Israëlische soldaten die Palestijnen vermoorden bij voorbaat vrijsprak.
“Een soldaat die zich in een levensbedreigende situatie bevindt en handelt om zichzelf of anderen te verdedigen, waarvoor hij verantwoordelijk is, ontvangt en blijft volledige steun ontvangen van het Israëlische leger”, zei hij.
De bovenstaande bewering lijkt nog onheilspellender als we ons het standpunt herinneren van Afek over wat een “levensbedreigende situatie” is, zoals hij die een paar dagen later in Herzliya verwoordde.
“Duizenden inwoners van Gaza proberen (proberen) de grensafrastering te doorbreken,” zei hij, verwijzend naar de geweldloze ‘Mars van de Terugkeer’ aan het hek dat het belegerde Gaza van Israël scheidde.
De demonstranten uit Gaza “worden geleid door een terroristische organisatie die opzettelijk burgers gebruikt om aanvallen uit te voeren”, zei Afek.
Afek ziet de ongewapende protesten in Gaza als een vorm van terrorisme, aldus instemmend met een eerdere verklaring van de toenmalige Israëlische minister van Defensie, Avigdor Lieberman, op 8 april 2018, toen hij verklaarde dat “er geen onschuldigen in Gaza zijn”.
Israel’s shoot-to-kill-beleid is echter niet beperkt tot de Gazastrook, maar wordt ook met dezelfde mate van gewelddadig enthousiasme geïmplementeerd op de Westelijke Jordaanoever.
‘Geen enkele aanvaller, man of vrouw, moet levend uit welke aanval dan ook komen’, zei Lieberman in 2015. Zijn bevelen werden stilzwijgend opgevolgd, daar honderden Palestijnen werden gedood op de Westelijke Jordaanoever en in Jeruzalem omdat ze naar verluidt Israëlische bezettingssoldaten of gewapende illegale joodse kolonisten probeerden aan te vallen.
In tegenstelling tot democratische politieke systemen overal, wordt in Israël de bezettingssoldaat de vertolker en handhaver van de wet.
Het in de praktijk brengen van dit beleid in Gaza is des te afschuwelijker omdat ongewapende demonstranten vaak door Israëlische sluipschutters van grote afstand worden gedood. Zelfs journalisten en medici zijn niet hetzelfde tragische lot bespaard gebleven als de honderden burgers die zijn omgekomen sinds het begin van de protesten in maart 2018.
Afgelopen februari concludeerde de Onafhankelijke Onderzoekscommissie van de Verenigde Naties aangaande de protesten in Gaza dat “er gegronde redenen zijn om te geloven dat Israëlische soldaten tijdens de ‘Great March of Return’ schendingen van internationale mensenrechten en humanitaire wetgeving hebben gepleegd. Sommige van die schendingen kunnen oorlogsmisdaden of misdaden tegen de menselijkheid inhouden en moeten onmiddellijk door Israël worden onderzocht.’
Statuut van Rome
In zijn aanval op het ICC op de Herzliya-conferentie stelde Afek dat “Israël een gezagsgetrouw land is, met een onafhankelijk en sterk rechtssysteem, en er geen reden is dat zijn handelwijze door het ICC wordt onderzocht.”
De Israëlische generaal berispt het ICC vervolgens door erop aan te dringen zich te concentreren op ‘zich bezighouden met de belangrijkste kwesties waarvoor het is opgericht’.
Heeft Afek het Statuut van Rome zelfs gelezen? Het eerste artikel bepaalt dat het ICC de “bevoegdheid heeft om zijn rechtsmacht uit te oefenen over personen voor de ernstigste misdaden van internationaal belang, zoals bedoeld in dit Statuut.”
Artikel 5 beschrijft de aard van deze ernstige misdrijven, waaronder:
- De misdaad van genocide
- misdaden tegen de menselijkheid
- Oorlogsmisdaden
- De misdaad van agressie
Israël is herhaaldelijk beschuldigd van ten minste twee van deze misdaden – oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid – o.a. in het rapport van februari van de onafhankelijke onderzoekscommissie van de Verenigde Naties.
Afek kan beweren dat niets van dit alles relevant is voor Israël, want de laatste is ‘geen partij bij het Statuut van Rome’ en valt daarom niet onder de rechtsmacht van ICC.
Alweer verkeerd.
Artikel 12 van het Statuut van Rome biedt het ICC jurisdictie in twee gevallen; ten eerste, indien de staat waarin het vermeende misdrijf is gepleegd, zelf partij is bij het Statuut en ten tweede als de staat waar het misdrijf zich heeft voorgedaan zich ertoe verbindt zich te onderwerpen aan de bevoegdheid van het gerechtshof.
Hoewel het waar is dat Israël geen ondertekenaar is van het Statuut van Rome, is Palestina sinds 2015 overeengekomen om zich aan de jurisdictie van het ICC te onderwerpen.
Bovendien werd de Palestijnse staat in april 2015 formeel lid van het ICC, waardoor het gerechtshof de bevoegdheid kreeg om misdaden te onderzoeken die sinds 13 juni 2014 gepleegd werden in de bezette gebieden. Deze misdaden omvatten schendingen van de mensenrechten die werden uitgevoerd tijdens de Israëlische oorlog tegen Gaza in juli-augustus van hetzelfde jaar.
Het verwrongen begrip van Afek van het internationale recht was ongeëvenaard op de Herzliya conferentie, terwijl hij werd geflankeerd door even misleide vertolkers van het internationale recht.
Echter, niets wat door de hoogste militaire aanklager van Israël of zijn regering is geproclameerd zal echter de feiten veranderen. Israëlische oorlogsmisdaden mogen niet onbestraft blijven; Het rechtssysteem van Israël is onbetrouwbaar en het ICC heeft het wettelijke recht en de morele plicht om de wil van de internationale gemeenschap uit te voeren en degenen die verantwoordelijk zijn voor oorlogsmisdaden overal, inclusief Israël, ter verantwoording te roepen.