Premier Rutte ging een paar weken geleden, – een half jaar voor het feest! -, om in zake Zwarte Piet. Voor hem blijft het hulpje van Sinterklaas geen racistisch symbool maar hij begrijpt dat mensen er ‘pijn van voelen’. En ‘dat is het laatste wat je wil bij een kinderfeest’.
Het was zijn ‘privémening en geen kabinetsstandpunt’. De overheid zal niet ingrijpen. ‘Want er zijn toch geen overheidsinstanties die over Zwarte Piet gaan?’
Dat is voor hele volksstammen die alle ophef over een zwakke grap van Johan Derksen niet begrijpen, een hele geruststelling. De vrijwillige identiteitspolitie is voor hen al erg genoeg.
Hoe we met Piet en aanverwante kwesties omgaan is vooral een zaak van de samenleving, zei de premier ook nog. Dat is niet alleen liberaal, maar de enige manier. Wie van overheidswege gaat voorschrijven hoe en wat we moeten denken, verlaat de democratie.
Die samenleving zijn, zoals u ongetwijfeld zal weten, wij. U, ik, de buurman, de twitterende maffo’s, de voor- en tegenstanders van pakweg elke kwestie die in het brandpunt van de publieke belangstelling staat. Vaak, misschien zelfs meestal, is dat de toevallige waan van die ene dag.
Maar soms ook niet. We vliegen elkaar al jaren in de haren over Zwarte Piet en sinds kort ook weer over die andere bête noire, J.P. Coen, die terug is van nooit helemaal weggeweest. Gaat dat ooit nog goed komen? De tegenstellingen zijn te groot, te absoluut. Er wordt bovendien een vermogen aan emoties in die standpunten geïnvesteerd. Ook iets dat het wederzijds begrip zelden bevordert.
Hoe maatschappelijke processen verlopen kunnen we vanuit ons nu moeilijk traceren. We zitten er te dicht op om een overzicht te kunnen hebben, het venster is als het ware beslagen door onze eigen adem. Alle factoren, groot en klein, die een rol spelen in kaart brengen, wordt een kluif voor toekomstige historici en sociologen. Zij gaan er door hun eigentijdse bril naar kijken en ongetwijfeld dingen zien die ons zijn ontgaan.
Voor wat het waard is: die toekomstige historici en sociologen zouden wel eens een belangrijke rol van de commercie, en dan met name de marketing, bij de aftocht van Zwarte Piet kunnen vaststellen. Het is trouwens geen gok waarvoor je een profetische of buitensporig ontwikkelde vooruitziende blik nodig hebt. Als je goed kijkt zie je het voor je neus gebeuren.
Goede marketeers steken een vinger in de lucht en krijgen een idee waar het met klantgedrag naar toe gaat. Ze hebben dat meestal eerder in de gaten dan de klanten zelf. Dat gevoel moet uiteraard bevestigd worden door nader onderzoek. En in de volgende fase wordt het uitgewerkt tot een, groot woord, ‘strategie’ waarmee ze het gedrag van de klant hopen te manipuleren.
Dit is, toegegeven, erg uit de losse pols, en ik kan me voorstellen dat een marketingboy zich tekort gedaan voelt, maar het is in essentie wel hoe het werkt.
In casu Piet hebben ze gezien dat zwart op den duur niet langer kan. Het verzet werd te groot en voor een jonger publiek wordt zwart geen halszaak meer. Er duiken Regenboog-Pieten en Roetveeg-Pieten op. Eerst schoorvoetend en onder luid protest, maar het is niet meer te stuiten. Het ene jaar staan nog vooral Zwarte Pieten op de boot en het jaar daarop staan ze naast Roetveeg-collega’s te wuiven. En opeens zijn die Roetvegen in de meerderheid of hebben ze de zaak zelfs overgenomen.
Dat is natuurlijk niet alleen het werk van de reclamejongens. De activisten, gemeenten, de organisatoren hebben zonder meer een niet weg te poetsen aandeel. Maar de reclamecampagnes van producenten, supermarkten, grootwinkelbedrijven, doen vermoedelijk het leeuwendeel.
Door hun offensief wordt Roetveeg een voor een steeds groter publiek bekende en aanvaardbare figuur. Tien jaar geleden wist niemand van zijn bestaan en nu staat hij op het punt zijn zwarte kompaan uit te zwaaien. En binnen een paar jaar weet de uiteindelijke doelgroep, de Sinterklaas vierende kinderen, niet beter. Als het ze ooit al iets had kunnen schelen.
Voor de goede orde en ter vermijding van elk mogelijk misverstand, het reclamewezen gaat problemen als racisme nooit op eigen kracht oplossen. Die pretentie zal het ook niet hebben. Het gaat hen tenslotte in de eerste en laatste instantie om de poen.
De marketing is niet meer dan een schakel, en waarschijnlijk niet eens de belangrijkste, in een voor ons nu ondoorzichtig, moeizaam en langdurig proces. Dat mogen die toekomstige historici en sociologen uitzoeken, ver na onze tijd.
Maar wat de marketing wel kan is de geesten bijna ongemerkt rijp maken voor die verandering. Dat Zwarte Piet verdwijnt is voor een belangrijk deel hun werk. En Johan Derksen zal het niet kunnen tegenhouden.