Welke rol spelen jonge kinderen bij de verspreiding van het corona-virus? Nederland en Duitsland nemen bij deze vraag diametraal verschillende posities in. Het Nederlandse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) meent dat het risico dat kinderen corona verspreiden zeer gering is, maar het Duitse Robert Koch Institut (RKI) ziet in kinderen juist een belangrijke ‘vermenigvuldiger’ van het virus.
Dit verschil in opvatting heeft een direct gevolg voor de aanstaande heropening van scholen in beide landen. In Nederland openen vanaf 11 mei alle basisscholen, maar in Duitsland geldt de versoepeling vanaf 4 mei vooralsnog alleen voor de hoogste klassen van de middelbare school. Daarna pas zullen stapsgewijs de bovenste klassen van de basisscholen weer openen.
Het verschil in opvatting over de rol van kinderen bij de virusverspreiding werd afgelopen week bij persconferenties in beide landen over de komende versoepelingen duidelijk. Volgens RIVM-directeur Jaap van Dissel spelen ‘kinderen onderling mogelijk niet zo’n grote rol bij de verspreiding van Covid’, zei hij op 21 april bij zijn persconferentie met Mark Rutte. En volgens Rutte blijkt ‘uit alle gegevens die inmiddels zijn verzameld in Nederland en daarbuiten dat jonge kinderen minder snel besmet raken en dat het ziekterisico voor deze groep gering is.’ De basisscholen kunnen daarom open: ‘We menen dat dit besluit verantwoord is.’
Het RIVM baseert zich op de uitkomsten van internationaal en eigen onderzoek. Allereerst zou daaruit volgens het RIVM blijken dat het aantal kinderen tot tien jaar dat ziek wordt door het corona-virus wereldwijd relatief gering is, en dat de ziekte meestal niet ernstig verloopt. Ten tweede zijn deze kinderen in gezinnen waarin corona voorkomt nooit de zogeheten ‘bronpatiënt’, dat wil zeggen: degenen die als eerste ziek worden en daarna de rest van de familie aansteken. ‘In de gevallen dat kinderen in een familie besmet zijn geraakt, zijn het steeds de ouders geweest die de kinderen hebben aangestoken en niet andersom’, zegt Van Dissel.
In Duitsland, dat tot nu toe internationaal opvalt door een succesvolle crisisaanpak, ziet men dit anders. Lars Schaade, adjunct-directeur van het Duitse Robert Koch Institut, het adviesorgaan van de bondsregering, ging bij zijn persconferentie op vrijdag 24 april zelfs expliciet op de Nederlandse positie in. Recent onderzoek in Nederland had laten zien dat aan kinderen als verspreiders ‘geen grote rol’ worden toegekend, zei Schaade, maar het RKI staat daar sceptisch tegenover: ‘Er zijn ook andere onderzoeken die een andere richting op wijzen’.
Hoewel jonge kinderen inderdaad weinig met corona-klachten bij een dokter komen, blijkt volgens Schaade uit een analyse van de contactonderzoeken die worden uitgevoerd als in Duitsland iemand besmet is, dat zeven procent van de kinderen in deze contactonderzoeken besmet is (geweest) met het virus – ongeveer net zoveel als volwassenen. Ze hebben nauwelijks symptomen als hoesten of koorts, maar ze dragen het virus wel met zich mee. Schaade vergelijkt het corona-virus wat dat betreft met de griep, die ook vaak door kinderen wordt overgedragen.
Het RKI adviseert daarom dat juist de jongere jaargangen van de basisschool thuis moeten blijven. Ook blijven de meeste Kindergärten – waar kinderen tot en met zes jaar heen gaan – tot 1 augustus dicht, behalve voor alleenstaande ouders en ouders uit ‘systeemrelevante beroepen’. Deze jonge kinderen kunnen zich niet aan de hygiëne-maatregelen houden, zoals afstand houden en handen wassen. In Duitsland mogen de deelstaten zelf beslissen hoe ze hun onderwijs geven, maar tot nu toe zijn deze aanbevelingen overal overgenomen.
De vraag is natuurlijk hoe twee buurlanden een diametraal andere positie bij een dergelijk cruciaal thema in kunnen nemen. Baseren beide landen zich op verschillende onderzoeken?
Volgens RIVM-woordvoerder Loes Hartman is dat niet het geval. Volgens haar heeft het verschil ermee te maken dat er eigenlijk nog maar beperkt informatie over het virus bestaat, en dat verschillende landen die verschillend interpreteren. Nederland en Duitsland maken met dezelfde gegevens een ‘andere maatschappelijke afweging’, zegt ze. Je zou het een cultuurverschil kunnen noemen: het Duitse RKI gaat met dezelfde hoeveelheid informatie ervan uit dat het ‘glas half leeg is, en het RIVM halfvol’.
Lars Schaade van het RKI bevestigt dat er geen ‘eenduidige gegevens’ zijn, en volgens de Duitse onderzoeker is het daarom veiliger ervan uit te gaan dat kinderen wel voor overdracht kunnen zorgen. De Nederlandse onderzoekers zien ‘op dit moment geen reden’ om daarvan uit te gaan, zegt Hartman. Sterker: volgens de Nederlandse onderzoekers is de schade voor de kinderen groter als ze thuisblijven dan als ze naar school gaan. Als blijkt dat het allemaal toch anders verloopt, worden de maatregelen weer teruggedraaid, zegt ze.
Alleen; dat betekent niet dat Nederland nu per se minder voorzichtig zou zijn dan Duitsland, zegt Hartman. In de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen bijvoorbeeld, zitten nu al de laatste jaargangen van de middelbare school weer in de klas – omdat de centrum-rechtse regering daar snel terug naar de normaliteit wil. In Nederland zijn de middelbare scholen nog niet open. Daar geldt de grootste voorzichtigheid juist de tieners, zegt Hartman.
Dat gaat er niet om dat ze hun handen niet zouden wassen, maar dat ze vaker reizen om naar hun school te komen. Hun scholen liggen vaak verder weg van hun ouderlijk huis, en ze nemen vaker de bus of de trein. Mochten deze leeftijdsgroepen toch verspreiders blijken te zijn, dan verspreiden ze het virus over een geografisch veel grotere schaal. Maar hoe het de komende weken allemaal zal verlopen, weet niemand nog precies, zegt ze: ‘We varen op zicht’.