Er is over deze zogenaamde held van het verzet meer dan voldoende geschreven.
De rode draad door alle verhaallijnen van deze notoire vreemdganger en landverrader is de leugen. Als je kunt liegen als Bernhard, dan ben je in staat bijna honderd jaar oud te worden en nog steeds in hoog aanzien te staan bij een groot deel van de bevolking. Een ander deel van de bevolking veracht je dan, maar kijkt het liefst de andere kant op om erger te voorkomen. Wij horen bij een pruttelende minuscule minderheid, die tegen beter weten in maar blijft zeiken over de door ons zelf gefinancierde verzameling parasieten der “hoge adel”.
De grootste stunt van deze prins-gemaal is nog steeds het feit dat hij als een der hoogste deserteurs het land is uit gevlucht en als Opperbevelhebber van de NBS, Luitenant-generaal Zur Lippe Biesterfeld door duizenden als held wordt verwelkomd en in de watten gelegd. Vervolgens een zegetocht door het land onderneemt en links en rechts ook wat uitdeelt. Het gevolg is één bekend bastaardkind uit die triomfantelijke periode, de rest weet het misschien zelf niet (meer).
Toch moeten wij ook melden, dat hij waarschijnlijk ook één keer niet heeft gelogen. In 1965 gaf hij een van zijn talloze interviews aan de geknevelde pers en deed een uitspraak over zijn legertje trouwelingen in de oorlog. In voormalig verzetsblad Trouw van 17 augustus 1965 beantwoordde hij ” een moeilijke vraag” als volgt:
Ongetwijfeld zal de man het bedoeld hebben als een prestatie van formaat, wat wij op zijn conto moeten schrijven. Maar het zegt meer iets over zijn arrogante domheid en hoe de situatie werkelijk was.
De kapitein-ritmeester bataljon Gele Rijders van de Huzaren van Boreel inspecteerde voor de oorlog de verdedigingsstellingen van Nederland en gaf zijn bevindingen door aan het Duitse opperbevel. De opgewaardeerde viceadmiraal schreef op 24 april 1942 samen met zijn echtgenote een brief aan zijn chef A. Hitler, of hij geen baantje als “Statthalter der Niederlande” voor hem had. Met de goedkeuring van zijn schoonmoeder, die vond dat haar dochter de kans moest pakken om in Nederland weer aan de bak te kunnen.
Dus dat leger van de Binnenlandse Strijdkrachten was in 1945 binnen 4 dagen verdubbeld tot een kwart miljoen man onder de wapenen onder zijn bevel. Dat feit alleen al was voor de geallieerde bevelhebbers reden om via een noodverordening de dat prinselijk leger amateurs te verbieden met wapens op straat te verschijnen. In dat geval liepen ze namelijk het risico dat de Canadezen hen gericht onder vuur zouden nemen.
Toen de Luitenant-generaal Zur Lippe B. direct na de capitulatieshow van Wageningen in den lande rondtrok om kanonnenvoer voor “de bevrijding van Nederlands Indië” te ronselen, is dat machtige leger waarschijnlijk binnen de kortste keren verdampt tot een paar duizend man. Vandaar dat dienstplichtigen werden gedwongen de grondwet te overtreden. Volgens Artikel 192 GW mochten dienstplichtigen niet worden ingezet in de koloniën, althans niet “te land”. In 1948 werd er snel even een grondwetswijziging door het parlement gejast. Nederlands Indië was toen plotseling Indonesië en toen mocht het wel “te land”. Dienstweigeraars werden opgesloten bij NSB’ers, Waffen SS’ers en criminelen en zo mogelijk nog rottiger behandeld.
Over de desertie van Ritmeester Benno Zur Lippe is geen woord vuil gemaakt. Ook niet over de dappere officieren die in de Meidagen 1940 hun insignes van het uniform afscheurden en naar huis gingen toen de wapenbroeders van de uitgeknepen verzetsprinz in zicht kwamen. Maar liefst 2.300 man sneuvelden om de aftocht van “Oranjes” met medeneming van Nederlands goud af te dekken.
Vreemd, daar hoor je nooit iemand over.