Voor de ogen van Nederland verandert de Tweede Kamer in een soort slagveld tussen FvD’ers die in een eigen werkelijkheid leven en D66’ers die alleen maar ‘populismuh’ kraaien, terwijl een humorloze kamervoorzitter vanaf de zijlijn toekijkt. ‘Maar toen was daar Pieter Omtzigt.’
Zo de Tweede Kamer een afspiegeling van Nederland is, dan is het er eentje die onze mentale ontregeling reflecteert, als ook de strijd om het verstand bijeen te houden. De constante conflicten tussen de wilde complotwereld van het Forum voor Democratie en het ‘fatsoenlijke’ deel der Kamer laten dat steeds zien.
Na het tribale tribunalen-treffen tussen FvD en D66 was het een week later wederom raak. Ditmaal was het Hanneke van der Werf van D66 die met een velletje uitgeprinte Forum-quotes op het juiste moment wachtte om de retorisch schaamteloze Gideon van Meijeren te interrumperen, zoals haar fractiegenoot Sjoerdsma dat eerder deed bij Pepijn van Houwelingen.
Het is een vies tactiekje van een partij die ‘duh populistuh’ nodig heeft om de loftrompet te kunnen steken over hun eigen vroomheid, in de hoop dat de plechtige strijd voor de toon en het fatsoen in de peilingen terugkomt. Het is de methode-Pechtold, die het jarenlang succesvol in een een-tweetje met Geert Wilders gebruikte om met verhitte interrupties het Achtuurjournaal te kunnen halen. Het trucje lijkt overigens uitgewerkt, in de peilingen zakt Deftig66 behoorlijk weg. Niet raar: Wilders zegt misschien dingen die D66’ers niet graag willen horen, hij leeft en beweegt wel door hetzelfde universum als D66 – in tegenstelling tot de partij van Thierry Baudet, die een eigen werkelijkheid heeft opgetuigd.
Van Meijeren stond net op het punt een tamelijk waanzinnige toespraak over dictatoriale regimes en zijn begrip voor ‘verzet’ daartegen (lees: rellen) af te ronden, toen Van der Werf hem nog wat wakkerder kuste met enkele rabiate citaten van zijn eigen partijleider. Het escaleerde aldus weer snel richting ‘landverraad’ totdat zelfs de arme brave Mirjam Bikker van de ChristenUnie het woord ‘burgeroorlog’ bibberend in de mond nam, in een poging de boel te sussen door haar vrees uit te spreken. Het werkte eerder averechts.
En wederom liet de Kamervoorzitter het afweten toen er gede-escaleerd moest worden. Ze heeft geen humor (altijd een goed middel om spanning uit een debat te halen, zoals Arib en Bosma dat begrijpen) en bovendien ontbeert ze de zelfverzekerdheid die bij haar hamerfunctie hoort en die nu zo hard nodig is om de plenaire peuterspeelzaal in bedwang te houden.
Maar toen was daar Pieter Omtzigt. Die was ook gepikeerd, maar zette zijn morele oordeel opzij en stelde gerichte, inhoudelijke vragen. Wie pleegt er landverraad, op welke gronden, wat gaat de partij van de heer Van Meijeren daar aan doen? Het werkte: de hete lucht liep uit de ballon zodra de FvD’er zich niet meer kon voeden op de geprojecteerde moraal van zijn ambtsgenoten. Een onderbouwd antwoord moest hij schuldig blijven.
Lek geprikt, op inhoud. Ontmaskerd, door kritische vragen van een van de laatste volwassenen.