In ieder geval voor een kleine groep (hoog)bejaarde veteranen staat het buiten kijf dat het optreden van prins Bernhard in de Tweede Wereldoorlog in het algemeen en tijdens de Slag om Arnhem in het bijzonder glorieus was. De prins en zijn getrouwen getroostten zich moed, ontberingen en inspanningen om Nederland te bevrijden van het nazi-juk. In hun ogen mag daarom de zo populaire en loyale prins onder geen beding van zijn sokkel worden getrokken. Toch is het geheroïseerde beeld van Zijne Koninklijke Hoogheid de afgelopen zes decennia haarscheuren gaan vertonen. Een recapitulatie.
Toen de Slag om Arnhem was mislukt, werd op 28 oktober 1944 de Nederlandse dubbelspion Christaan Lindemans alias King Kong ontmaskerd en gearresteerd. Lindemans, die vanwege zijn postuur King Kong werd genoemd, stond op goede voet met een naaste medewerker van de prins, Kas de Graaf. Hij had toegang weten te krijgen tot de hoofdkwartieren van prins Bernhard bij Brussel. Op grond van een briefje van De Graaf werd Lindemans geschikt bevonden achter de linies te gaan. Daar heeft hij wat hij wist aan de Duitsers verteld
Ondertussen was prins Bernhard, zonder dat hij enige militaire opleiding had genoten, tot bevelhebber van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten gepromoveerd. Van zijn kant had de prins bedenkingen gehad over het plan van de geallieerden om een bruggenhoofd te slaan bij Arnhem. Hij had die ook kenbaar gemaakt aan generaal Montgomery en zijn waarschuwingen geuit.
Naderhand sprak de prins in Londen openlijk over zijn -achteraf legitieme- kritiek op Montgomery. Maar tot op de dag van vandaag blijft hij ontkennen dat hij King Kong heeft ontmoet. Zoals hij meer dingen heeft ontkend: bijvoorbeeld zijn lidmaatschap van de NSDAP, door dr. Gerard Aalders van het Nederlands Instituut voor Oorlogs Documentatie (NIOD) in 1993 op documenten in Washington gevonden en in 1996 gepubliceerd.
Commotie
Verschillende publicaties waarin de naam van de prins werd genoemd, hebben in de achterliggende zestig jaar met een zekere regelmaat forse commotie veroorzaakt in de Nederlandse samenleving. Voor Aalders begon dit in 1996 met de publicatie van “De affaire-Sanders”, een studie die hij met Coen Hilbrink uitvoerde naar de handel en wandel van Wim Sanders, oud-politieman te Enschede. Hilbrink en hij werden zwaar onder druk gezet het een en ander rond prins Bernhard weg te laten dat als een paal boven water stond. Over het feit dat zijn integriteit als historicus in twijfel werd getrokken, zegt Aalders: “Daar heb ik toen wel een knauw van gekregen.”
Het kreeg een vervolg met “Leonie. Het intrigerende leven van een Nederlandse dubbelspionne”, een boek waaraan Aalders jaren werkte. “Gek genoeg”, zegt hij in zijn werkkamer in het NIOD, “ontstaat in Nederland altijd heisa over mijn boeken op het punt waar het Koninklijk Huis ter sprake komt.”
Bij “Leonie” was dat het spraakmakende hoofdstuk 14. Dat handelt over de ”stadhoudersbrief” van prins Bernhard. Wederom vloog de Rijksvoorlichtingsdienst in de gordijnen. Zijne Koninklijke Hoogheid werd belasterd en onrecht aangedaan. Aalders: “Oude verhalen winden Bernhard nog steeds buitensporig op. In de jaren zestig werd een productie over Oreste Pinto op advies van de BVD en Lou de Jong niet uitgezonden als film. De KRO wilde juist dat deel van het boek “De fuik” van Oresto Pinto verfilmen dat te maken had met het verraad van Arnhem. Later mocht het stuk over King Kong van W. F. Hermans niet worden opgevoerd.
In de jaren zeventig werd Anthony Cave Brown met “Bodyguard of Lies” ontmoedigd om het stuk over King Kong weg te laten. Verder leverde de verfilming van Ryans “Een brug te ver” moeilijkheden op. Kortom, iedereen heeft gedoe gehad met passages over King Kong en dat alleen omdat Bernhard zich in zijn eer voelt aangetast. Ik heb hetzelfde gehad in 1996, toen “De affaire-Sanders” uitkwam, en vervolgens vorig jaar met “Leonie”.”
Getuigen
Hoe dat komt, lijkt voor de hand liggend. “Bernhard voelt zich in zijn professionaliteit aangetast”, meent Aalders. “Bernhard is de laatste in Nederland die niet gelooft dat hij King Kong op zijn hoofdkwartier heeft gezien terwijl er bosjes getuigen zijn die dat weerspreken. Het punt is dat King Kong in het prinselijke hoofdkwartier Whittouck in- en uitliep en ook bevriend was met Bernhard en met diens staf. En ja, dat kon natuurlijk niet. Men wilde dit niet: een verrader die in- en uitloopt bij een toekomstige prins-gemaal der Nederlanden. Dat is een blamage. Daarover heeft de prins zich altijd opgewonden. Persoonlijk denk ik: Geef het een keer toe en je bent ervan af. Maar dat gebeurt dus niet, men zoekt het steeds weer in het afdichten en afschermen.”
Toen de prins in de Volkskrant van zich afbeet en het als zijn plicht voelde nog een keer voor eigen eer op te komen, rekende hij ook af met de stadhoudersbrief, die niet opgehouden heeft zo nu en dan op te duiken. Hoe zat het ook alweer met die brief? “Bernhard zou in april 1942 een brief hebben gestuurd aan Hitler waarin hij zich aanbiedt als stadhouder van Nederland. Seyss-Inquart eruit en hij samen met Juliana erin. Dat verhaal heeft Schöngarth (de baas van de Duitse politietroepen in Nederland) aan dubbelspionne Leonie Brandt-Pütz verteld.
Schöngarth was door de Engelsen al ter dood veroordeeld, maar werd voordat hij werd opgehangen naar Nederland gebracht om een aantal vragen te beantwoorden over zijn tijd hier in Nederland. Hij werd ook verhoord door Leonie Brandt, die trouwens geen enkele bevoegdheid had en iedereen om de vinger wond. Tijdens dat verhoor heeft Schöngarth verteld dat Bernhard die brief had geschreven. Dat is naar buiten toe gekomen via een rapport van Lientje T.”, aldus Aalders.
Geen bewijs
“Lientje had tijdens de oorlog als secretaresse voor de SD gewerkt en was ter dood veroordeeld omdat ze de vriendin was van een hogere SD”er. Zij zat bij dat verhoor en heeft dat genoteerd, maar haar stukken werden binnen de kortste keren door de gevangenisdirectie in beslag genomen.
Toen mijn boek over Leonie al in de boekhandels lag, bleek dat Lientje T. nog in leven was en heb ik haar opgezocht. Ze blijft erbij dat Schöngarth dat verhaal verteld heeft. Hoe ging dat dan? Vroeg Leonie ernaar of begon Schöngarth erover? Dat wist ze niet meer, maar ze wist dat er op een bepaald moment gesproken werd over de “Stadthalterbrief”. Dat was door Leonie vertaald in stadhoudersbrief en dat moet dan in februari 1946 zijn geweest. Sinds die tijd duikt de brief met een zekere regelmaat op.”
Sinds de open brief van de prins is er iemand van onverdachte Oranjesignatuur herrezen die heeft verteld dat ook hij de brief heeft gezien. Die man is oud-adjunct-hoofdredacteur van De Telegraaf Jan Heytink, die in het deze maand uit te komen boek van auteur Ton Biesemaat (“De Soltikow Affaire”) wordt genoemd. Deze getuige stelt dat hij de brief bij het Deuxième Bureau in Parijs heeft gezien en dat er een verklaring van waarheid bij lag.” Intussen heeft niemand de brief ooit gezien, weet ook Aalders. “Het is allemaal van “hearsays”, er is geen spoor van bewijs. Wel houdt de brief de gemoederen sinds 1945 bezig en zolang die brief er niet is, blijft dat zo.”
Zou de prins een reden hebben gehad zo”n brief te schrijven gezien zijn achtergrond? “In 1942 was hij al in Engeland en had daar veel contacten. Toch werd hij daar eerst niet echt vertrouwd door de Engelse geheime dienst. Amerikanen waren wat soepeler, maar de Britten vertrouwden hem niet vanwege zijn verleden bij IG Farben, waar hij medio de jaren dertig had gewerkt. De prins werkte daar voor de afdeling NW7, de statistische afdeling van IG, en die werd ook gebruikt voor spionagedoeleinden. Verder had hij de naam een vrolijke Frans te zijn en was er in oorlogstijd genoeg reden hem op afstand te houden vanwege zijn Duitse achtergrond.”
Kleine groep
De Slag om Arnhem en de bevrijding zijn volgens Aalders “glorieus geweest voor een kleine groep mensen.” De prins, aan wie een zekere roekeloosheid en een hang naar avontuur niet kunnen worden ontzegd, maakte zich met zijn jongens enorm gezien met wat kwajongensachtige streken, zoals het stelen van koeien net over de grens. De prins heeft niet gevochten, en als hij vloog, kreeg zijn piloot instructies om niet te dicht bij het front te komen. Hij zou immers een fantastische gijzelaar zijn geweest in handen van de Duitsers.
Aalders: “Wel is Bernhard altijd iemand geweest die het ontzettend goed voorhad met zijn naaste medewerkers en met de mensen die met hem werkten. Hij is heel erg attent en als je een probleem hebt kun je als vriend altijd bij hem terecht. Hij wordt door de jongens op handen gedragen. Het is echter een kring van mensen om hem heen die niet wordt doorbroken. Wie iets zegt ten nadele van de centrale figuur van de kring, krijgt de hele kring over zich heen. Ik denk dat de legendevorming rond Bernhard zo langzamerhand buitengewone proporties aanneemt. En voor legendes heb je geen bewijzen nodig, dat is het leuke van dat genre.”
Die glibberige nog heeft veel geschoten maar met zijn pistool wat hij bij zijn geboorte als wormvormig aanhangsel meekreeg