Er is een Nederland dat het ondanks allerlei problemen – waar zijn géén problemen? – heel goed doet. De economie groeit, we worden olympisch kampioen duurzaamheid, we zijn creatief en energiek, en iedereen is gelijk, wie zich inzet en invecht heeft alle kansen, mochten er obstakels zijn, dan ruimen we die op.
Dit Nederland bestaat – als je één oog dichtknijpt. Alles wat je ziet is echt, maar je ziet niet alles, en wat je mist is de werkelijkheid. Het is de handicap van Mark Rutte, maar niet van hem alleen, misschien hebben we er collectief last van. In elk geval op het niveau van onze overheidsinstituties, waar systemen worden gehanteerd die mensen vertrappen, zonder dat de systeembeheerders het zien. Of ze zien het wel en doen het evengoed: vorige week werd bekend dat de Belastingdienst duizenden burgers ten onrechte op een zwarte lijst van fraudeurs zette, mede op basis van afkomst of uiterlijk.
Het was al bekend dat er werd gekeken naar een tweede nationaliteit, en dat duidde al op institutioneel racisme, maar nu is er geen twijfel meer. Zou je denken. Maar bij Nieuwsuur ontweek staatssecretaris Marnix van Rij de term racisme tot vier keer toe, mogelijk omdat het dan gaat om strafbaar gedrag, mogelijk omdat hij het gewoon niet herkent. Dan volgt hij het voorbeeld van Rutte, die het idee dat onze instituties besmet zou kunnen zijn met het racismevirus graag afdoet als een ‘sociologische’ kwestie. Hoppa, probleem opgelost.
Misschien moet Rutte even wachten voordat hij zijn land weer ‘waanzinnig gaaf’ noemt
Sommige dingen passen moeilijk in ons zelfbeeld. De onzichtbare uithuisplaatsingen van kinderen van ’toeslagenouders’, de armoede die er heerst in dit rijke land, tenzij we die kunnen verwijten aan de armen zelf, de ongelijkheid in het onderwijs, het regime in de gesloten jeugdzorg, de fiscale bevoordeling van vermogenden, de corona-aanpak die ons herhaaldelijk op achterstand zette, de late evacuatie van onze medewerkers uit Afghanistan, het institutionele racisme – allemaal on-Nederlandse toestanden.
Maar zijn ze echt on-Nederlands? In de Volkskrant stond zaterdag een indringend interview met historica Michal Citroen, gespecialiseerd in de opvang – of het gebrek daaraan – van Joodse slachtoffers na de Tweede Wereldoorlog. Hoe die, het is maar één voorbeeld, bij terugkomst uit onderduik of kamp werden aangeslagen voor de erfpacht die ze in de oorlogsjaren niet hadden betaald.
Citroen herkent in dit ‘formalistische en bureaucratische’ handelen een karaktertrek van de Nederlandse overheid, die ‘echt niet pas is ontstaan onder de kabinetten-Rutte’. Al wijst ze wel in het bijzonder op de cynische uitruil bij de Moriadeal van 2020. Na de brand in dat opvangkamp mochten honderd minderjarige vluchtelingen naar Nederland komen, op voorwaarde dat honderd andere, reeds uitgenodigde vluchtelingen werden geweerd. De parallel die Citroen op veel terreinen ziet: “Het gebrek aan menselijkheid. Niet kunnen bedenken dat op een gegeven moment al je regeltjes moeten wijken voor compassie.”
Het zal de premier moeite kosten, maar misschien moet hij even wachten voordat hij zijn land weer ‘waanzinnig gaaf’ noemt.