Iemand die zei uit “kringen rond het Koninklijk Huis” te komen, heeft geprobeerd het onderzoek naar Julio Poch te beïnvloeden. Dat schrijft de commissie die onderzoek heeft gedaan naar de rol van Nederland in de zaak van de piloot. De poging was overigens “vruchteloos”, staat in het rapport.
De commissie heeft niet kunnen vaststellen of de vrouw die de poging deed (een telefoontje naar een betrokken officier van justitie) ook echt werkte bij het Kabinet van de Koning, zoals ze beweerde. Daarbij moet worden aangetekend dat ten tijde van het telefoontje het niet algemeen bekend was dat er een onderzoek liep naar Poch.
In het onderzoek wordt geconcludeerd dat de overheid juist heeft gehandeld in de zaak-Poch. “In ons rapport laten wij zien dat er op basis van de toepasselijke regelgeving correct en zorgvuldig is opgetreden”, schrijft de commissie.
Dodenvluchten
De zaak draait om de Nederlands-Argentijnse piloot Julio Poch, die verdacht werd van deelname aan de zogenoemde ‘dodenvluchten’ tijdens de Videla-dictatuur in Argentinië. Daarbij werden politieke tegenstanders vanuit vliegtuigen of helikopters in het water gegooid om ze te laten verdwijnen.
Toen Poch verdacht werd van betrokkenheid, was hij inmiddels Nederlands staatsburger en vloog hij voor Transavia. Tijdens de laatste vlucht voor zijn pensioen werd Poch dankzij Nederlandse informatie in Spanje gearresteerd en uitgeleverd aan Argentinië. Daar zat hij jaren in de cel voordat hij werd vrijgesproken omdat er geen bewijs tegen hem was.
Rond de tijd van de arrestatie speelde in Nederland ook de discussie over de vader van Máxima, Jorge Zorreguieta. Die had als minister van Landbouw deel uitgemaakt van het Videla-regime en er waren vragen over zijn betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen.
‘Is dat nou nodig?’
In het rapport wordt de interventiepoging uitgebreid beschreven. Die vond plaats in de voorzomer van 2007, toen het onderzoek naar Poch nog bij weinigen bekend was (zijn arrestatie was in 2009). Het ging om een telefoontje naar de Nederlandse vertegenwoordiger van Eurojust, een justitieel samenwerkingsverband van de EU.
De vertegenwoordiger en officier van justitie Roelof Jan Manschot vertelt aan de commissie dat hij gebeld werd door een Nederlandse vrouw die zei van het Kabinet van de Koning te zijn. “Die overviel mij met de vraag in de trant van: ‘Die zaak tegen die Argentijnse piloot, is dat nou nodig?'”
Toen Manschot vroeg waarom ze dat wilde weten, zei de vrouw volgens hem: “Ja, het is zo pijnlijk voor Maximá.” Op de vraag of “Hare Majesteit” achter dit telefoontje zat, antwoordde de beller: “Nee, maar binnen onze groep hebben we daar zo eens over gepraat en dat leefde een beetje in de zin van ‘moet dat nou?'”
Losse Flodder
De Eurojust-vertegenwoordiger zegt niet de naam te hebben gevraagd van de beller en verklaart het te betreuren dat hij geen notities heeft gemaakt. “Ik dacht dat het een losse flodder was (…) en dat ik er nooit meer wat van zou horen.”
De onderzoekcommissie heeft geen bevestiging kunnen krijgen van het voorval bij het Kabinet van de Koning. In het rapport staat verder dat er geen andere interventiepogingen zijn ontdekt en dat Eurojust “vanwege slechts zijdelingse betrokkenheid bij het onderzoek een niet voor de hand liggende ingang was”.De commissie is gestuit op een (vruchteloze) poging om te interveniëren in het onderzoek.
Dit zou zijn gedaan beweerdelijk vanuit kringen rond het Koninklijk Huis.
Opvallend is dat enkele maanden hierna een onderzoeksreis van rechercheurs naar Argentinië niet doorging. In een intern memo schreef een betrokken officier van justitie dat het voor hem een raadsel was “waarom in deze zaak de wielen in het zand werden getrokken”. Een paar maanden daarna werd een aantal rechercheurs zonder opgaaf van redenen van de zaak gehaald.
Niet speculeren
De commissie schrijft dat er geen antwoord is gekomen waarom dat gebeurde. Of het te maken heeft met belangen van het Koninklijk Huis weet de commissie niet. “En wij willen niet speculeren”, zegt een woordvoerder. “Wij hebben geen aanwijzing dat er succesvol iets is gebeurd om het onderzoek te frustreren.”
De commissie concludeert verder dat het onderzoek naar Poch “in alle fasen rechtmatig” is geweest. En ook dat toenmalig minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin niets verkeerd heeft gedaan. “Hij heeft geen persoonlijke opdracht gegeven tot het onderzoek en zich niet inhoudelijk met het politie-onderzoek bemoeid”, schrijft de commissie.
Uit onderzoek van Nieuwsuur bleek afgelopen voorjaar dat Hirsch Ballin van tevoren volledig op de hoogte was van de verkapte uitlevering van Poch, en dat hij er ook persoonlijk toestemming voor had gegeven na een gedetailleerde politieke risico-afweging.