Zoveel plankjes met namen zijn in de grond geslagen op stranden van verschillende kustplaatsen. De meeste plankjes hebben als naam ‘onbekend’. Ze vormen samen een monument ter nagedachtenis aan 44.000 mensen die zijn omgekomen in hun poging een beter leven te vinden. Aan ‘onze’ kant van de zee. De meeste zijn een verdrinkingsdood gestorven of tijdens confrontaties met de plaatselijke autoriteiten.
44.000. Wij noemen ze ‘vluchtelingen.’ Het zijn mensen.
De meningen over vluchtelingen zijn, sinds de Nederlandse overheid besloot dat gastarbeiders welkom waren, hopeloos verdeeld. Ik ben geboren in 1963 en heb alle meningen sinds de jaren ’70 voorbij zien komen. De wereld dendert in sneltreinvaart vooruit. Maar in die supersonische trein zitten een paar stokoude onderdelen, die maar niet vervangen kunnen worden door betere. Beetje gammele metafoor, maar wel duidelijk. Het conflict tussen de Palestijnen en Israël is er een goed voorbeeld van. Hopeloze verdeeldheid. Schijnbaar onoplosbaar.
In de jaren ’70 en ’80 staken de argumenten de kop op die nu nog steeds worden gebruikt. “Nederland is vol.” “Ze pikken onze huizen en banen in.” Enzovoort. Enzovoort. U kent ze wel. Ik heb nog nooit een argument gehoord dat ook maar één dode rechtvaardigde. En al helemaal niet het ‘gelukzoekers-argument.’ Ik heb dat altijd gezien als “je mag dood, want je komt hier om iets van mij af te pakken.” Hierbij wordt voor het gemak maar even vergeten dat onze rijkdom deels te danken is aan massale plunderingen van dezelfde landen waarvan we nu de armlastigen weigeren.
We kiezen steevast voor de hebberige weg. We verzinnen redenen om de vluchtelingen hier weg te houden, terwijl we ze daar moeten helpen hun eigen welvaart te creëren. Dat doen we niet, want (grote) bedrijven en (rijke) overheden hebben er belang bij dat er een afhankelijkheidspositie in stand wordt gehouden. Zodat wij daar bakken met geld kunnen blijven verdienen, zonder dat het ons al te veel kost. Zolang de arme landen systematisch arm worden gehouden, zullen er altijd mensen op zoek gaan naar een beter leven. Wij zouden hetzelfde doen.
Deze landen helpen ‘rijk’ te worden van hun eigen middelen is een morele plicht. Eeuwenlange uitbuiting heeft ons met die plicht opgezadeld. Die plicht bedelven onder drogredenen is zo vreselijk fout dat ik moeite heb om het te beschrijven. Dankzij ons handelen (of het nalaten ervan) lopen zij op alle gebieden achter. Los van de morele plicht heeft het alleen maar voordelen om deze landen te helpen. Pandemieën in de kiem smoren, bijvoorbeeld. Mensen die geluk kunnen nastreven in hun eigen leefgebied hebben ook niet de behoefte om een levensgevaarlijke reis op een vlot te maken.
Regelmatig ga ik tekeer tegen onze overheid die toestaat dat we in ons land voedselbanken nodig hebben. Hoewel schrijnend en schandalig voor een rijk land als Nederland, staat het in geen verhouding tot de armoede die mensen ertoe drijft de middellandse zee op een stukje hout over te steken. Misschien is het een goed begin om deze mensen niet in de eerste plaats als vluchtelingen te zien, maar als mensen. Zoals jij en ik.
Deze mensen hebben het alleen een stuk slechter. Zo slecht dat er al 44.000 zijn gestorven in een poging een beter bestaan te krijgen. Dat is van een wanhoop die wij ons niet kunnen voorstellen. Maar waar we zeker niet lichtzinnig over zouden moeten doen.
Daar zijn al 44.000 redenen voor.