Wie niet werd opgepakt of al te nadrukkelijk kennismaakte met de lange lat, voelde zich ongetwijfeld de hoofdpersoon in een groot avontuur. Het is nu de vraag hoe lang dat overeind blijft.
Volgens Jan Struijk, voorzitter van de Nederlandse Politiebond, vonden zondagavond in Nederland de ernstigste onlusten plaats sinds de krakersrellen van de jaren tachtig. Burgemeester John Jorritsma van Eindhoven was helemáál van de kook. Hij had het over een dreigende burgeroorlog en de inzet van het leger. Dan was zijn Nijmeegse collega Hubert Bruls een stuk minder opgewonden. Hij stelde vast dat overal de politie de zaken betrekkelijk snel weer in de hand kreeg. Wel vroeg hij zich af of tegenstanders van het coronabeleid niet naar alternatieven moesten zoeken voor hun demonstraties omdat er zoveel bijmenging plaatsvond van kwaadwillenden.
Het is merkwaardig hoe het geheugen werkt. Iedereen denkt terug aan Geen Woning Geen Kroningen het krakersgeweld van de begin jaren tachtig. Niemand herinnert zich recente oudejaarsrellen en wat de gemiddelde stad mag verwachten bij een risicowedstrijd. Ook dan trekken de supporters plunderend door de straten in eerste instantie op zoek naar de tegenpartij en niet naar de politie maar voor het overige is het verschil met wat zondag gebeurde marginaal.
Toch maken de rellen van het weekend meer indruk. Nederland heeft min of meer leren leven met oudejaarsrellen en voetbalgeweld. Uiteraard wordt dat allemaal door de meeste mensen veroordeeld maar niemand gelooft dat ze ontwrichtend zijn voor de samenleving. Het blijven ondanks alle schade in de ogen van de publieke opinie marginale verschijnselen, zelfs zaken die er een beetje bij horen. Anders wordt het als geweld op de een of andere manier met politiek in verband kan worden gebracht. Dan is het om de een of andere reden veel erger. Het geweld van het weekend kan worden opgevat als een politiek protest tegen de avondklok en de coronamaatregelen. Dan zien zenuwachtige burgemeesters ineens de burgeroorlog naderen. De steen door de ruit van de Jumbo krijgt de lading van een revolutionaire daad. Juist daarom is het van belang de gebeurtenissen van het afgelopen weekend tot zijn juiste proporties terug te brengen.
Wie de zoomlens op de ongeregeldheden richt, stelt onmiddellijk het geringe aantal deelnemers vast. Er was geen sprake van dat er uit het hele land duizenden naar een hotspottrokken zoals de kroningsrellen van 1980. Men bleef in de eigen omgeving. Men was met tien- tot honderdtallen. De onlustplegers waren wel ervaren. Anders hadden ze het niet zo lang tegen de ME, de waterkanonnen en de politie te paard volgehouden. Ze kénden deze tegenstander. Ze wisten dat die op den duur niet tegen te houden was tenzij je een geïsoleerd groepje tegenover je hebt. En dan loop je nog de kans dat het pistool tevoorschijn komt. Mogen wij de verslagen geloven dan beschikten zij over goede kennis van het terrein: de relmakers vluchtten door smalle doorgangen en kleine straatjes om zich elders weer te verzamelen.
Wie niet werd opgepakt of al te nadrukkelijk kennismaakte met de lange lat, voelde zich ongetwijfeld de hoofdpersoon in een groot avontuur. Het is nu de vraag hoe lang dat overeind blijft. Maandagochtend al bleek dat de rellen zeer algemeen en zeer scherp veroordeeld werden, ook door kopstukken die veel hooligans hoog hebben zitten zoals Geert Wilders. Die vond dat er desnoods met scherp geschoten moest worden op dit deel van zijn aanhang.
Om wat nu volgt toe te lichten eerst een persoonlijke herinnering. Ik behoor tot een categorie van de burgerij, die door boze burgemeesters in het kader van de ordehandhaving ook altijd stevig de mantel uitgeveegd krijgen, de zogenaamde nieuwsgierigen. Op kroningsdag 1980 nam ik een afgeladen trein naar de hoofdstad. Ik had een transistorradiootje bij me om op de VARA tijdig te kunnen horen waar het spannend werd. Eerst woonde ik op de Dam de toespraak bij van de net afgetreden Juliana – met mijn radio aan want door het gejoel werden de luidsprekers totaal overstemd. Later kwam ik in een kolkende mensenmassa terecht die nog zou worden beschreven door A.F.Th. Van der Heijden in De Slag om de Blauwbrug.Op een reportagewagen zat Heikelien Verrijn Stuart in kleermakerszit met een microfoon in de hand prachtig te wezen. In de Reguliersbreestraat kwamen er ineens overvalwagens de menigte in rijden. Ze werd begroet met een regen van stenen. Eentje trof mij ter hoogte van de bioscoop Nöggerath op mijn slaap. Friendly fire.De schade viel mee: een snee in mijn voorhoofd.
Die avond ging ik – terug in Schiedam – naar een verjaardagsfeest vol VPRO-minnend volk. Het waren de grote dagen van Barend Servet, Wim T. Schippers en het Simplistisch Verbond. Al gauw raakte ik in gesprek met een leuk meisje dat deed denken aan Heikelien Verrijn Stuart. Ze was bijna klaar met haar lerarenopleiding Nederlands. Het was duidelijk: hier zat een zielsverwante. Op een gegeven moment vroeg ze: “Hoe kom je eigenlijk aan die snee?” “Kat in het bakkie”, dacht ik.
“Vandaag in Amsterdam opgelopen!”
Ze keek me verbijsterd aan. ¨Was jij dan in Amsterdam?¨
Niet alleen zij maar alle feestgangers keerden mij de rug toe. Ik was geen held maar een paria.
Volgens mij zullen de deelnemers aan de rellen van zondag vergelijkbare ervaringen opdoen. Zij worden niet vereerd als helden maar opzij geschoven als sukkels, juist door degenen van wie ze dat niet verwachtten. Om het nepwetenschappelijk te zeggen: uitgestoten door de eigen peer group.
Als dat gebeurt, zal het snel afgelopen zijn met de onlusten.
Vooralsnog is er geen enkele reden om het leger erbij te halen, de noodtoestand uit te roepen of demonstratieverboden in te stellen. Het vaderland wordt hoogstens bedreigd door de electorale gevolgen. Je zult zien dat Mark Rutte hier garen bij spint.
Voor het overige ben ik van mening dat de toeslagenaffaire niet uit de publieke discussie mag verdwijnen.