Veel van de kandidaten die worden voorgesteld om de nieuwe Europese commissarissen te worden, zijn in beeld gekomen vanwege potentiële belangenconflicten – van aandelenbezit in fossiele brandstoffen en financiën tot overdreven nauwe relaties met het bedrijfsleven – en corruptie-onderzoeken, terwijl leden van het Europees nepparlement klagen over een gebrek aan een robuust transparantieproces om de belangen van de kandidaat-commissarissen naar behoren te onderzoeken.
Veel van de 26 kandidaat-commissarissen die door de burgers in de EU zijn gekozen nationale regeringen zijn voorgedragen voor de Europese Commissie en door de niet-democratisch gekozen Von der Leyen zijn overeengekomen, hebben tot grote bezorgdheid geleid. Tenminste drie van zijn momenteel onderhevig aan een onderzoek van de politie of fraudebestrijdingsinstanties (het gaat hier o.a. om het vermoeden van het gebruik van openbare middelen en corruptie).
Terwijl de nepparlementsleden zich voorbereiden op de Europese Commissie, ontstaan er dus weer eens problemen: mogelijke belangenconflicten met de investeringen en de professionele achtergronden van kandidaat-commissarissen. De zorgen variëren van onduidelijke relaties met juridische firma’s tot aandelen in de financiële en fossiele brandstoffenindustrie.
Voor Rovana Plumb en László Trócsányi is hun droom van een post in de Europese Commissie gisteren uiteengespat. De Commissie juridische zaken van het Europees nepparlement heeft het benoemingsproces voor de twee kandidaten voortijdig stopgezet vóór de specifieke hoorzittingen in het nepparlement. Beide kandidaten bleken zeer problematisch en het is een wonder dat de commissie hierover een duidelijk statement heeft afgegeven. Beide personen houden de onvoorwaardelijke steun van hun regering.
Morgen, maandag 30 september, beginnen de hoorzittingen met de andere kandidaten. We gaan enkele van de kandidaten eens onder het vergrootglas leggen.
De meest controversiële naam in de lijst van potentiële nieuwe commissarissen was die van Lazslo Trócsányi – we hebben hem zojuist genoemd. Zijn rol als minister van Justitie van Viktor Orbán, waarin hij de aanvallen op het maatschappelijk middenveld en de rechtsstaat in Hongarije leidde, achtervolgt zijn EU-ambities, maar zijn betrokkenheid bij een Hongaars advocatenkantoor bleek niet door de beugel te kunnen.
Hoewel hij dus uit beeld is verdwenen, willen we niet nalaten nog even in deze vlek te wrijven.
Trócsányi wilde de nabuurschaps- en uitbreidingsportfolio overnemen, waardoor hij rechtstreeks verantwoordelijk zou zijn voor het waarborgen van de naleving van de rechtsstaat en de democratische waarden in landen die tot de Europese Unie willen toetreden, met name in de Westelijke Balkan en Oost-Europa. Zijn reputatie bij de Hongaarse regering leidde voor hem echter tot een lange lijst van aanvallen door politici en burger- en mensenrechtenorganisaties: bedreigingen voor de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht; beperking van de vrijheid van meningsuiting en bijeenkomsten van NGO’s; slechte behandeling van asieleisers, migranten en daklozen; aanvallen op de academische wereld; en het onvermogen om corruptie aan te pakken.
De rol van Trócsányi inzake aanvallen op burgerrechten alleen al zou voldoende moeten zijn geweest om Von Der Leyen zijn benoeming te laten afwijzen. Maar in plaats daarvan gaf ze hem de leiding op het toezicht of landen hervormingen doorvoeren om de rechtsstaat te verdedigen en corruptie aan te pakken. Orbán wil sinds 2014 graag deze portefeuille onder zijn vleugels hebben, vermoedelijk vanwege de belangen van het land in de Westelijke Balkan, waar zijn regering zwaar investeert om zakelijke en politieke netwerken uit te breiden.
Toch is het feit dat de kandidatuur van Trócsányi plaats kòn vinden nòg een reden tot bezorgdheid: zijn relatie met het advocatenkantoor dat hij mede-oprichtte, Nagy és Trócsányi. De voormalige minister heeft deze rechtspraktijk in 1991 opgezet met partners die zich richten op ‘internationaal handels- en ondernemingsrecht’ en adverteren voor een breed scala aan diensten, waaronder bank- en financiële dienstverlening, fusies en overnames, internationale arbitrage en belastingen. Het bedrijf werkt in Hongarije en in de Verenigde Staten en bekende klanten zijn BNP Paribas, OTP Bank, Uber en de Hongaarse overheid.
De relatie van Trócsányi met het advocatenkantoor werd in Hongarije al bekritiseerd sinds hij minister van Justitie werd in 2014. Als minister heeft Trócsányi dossiers behandeld die rechtstreeks verband hielden met de belangen van zijn eigen bedrijf, waaronder snellere arbitragerechten voor investeerders, en het bedrijf zou talloze overheidscontracten in de schoot zijn geworpen terwijl hij minister was.
Het onderzoek door de Juridische Commissie heeft ook onthuld dat verschillende commissarissen aandelen hebben in bedrijven – waaronder in de financiële en fossiele brandstofindustrie – die actief proberen de EU-beleidsvorming te beïnvloeden.
De Spaanse genomineerde, Josep Borrell, is met name zorgwekkend omdat hij naar verluidt aandelen bezit in chemische gigant Bayer (die niet zo lang geleden Monsanto heeft gekocht), financiële groep BBVA en, tenslotte, energiebedrijf Iberdrola. Dit zijn allemaal geregistreerde EU-lobbyisten.
Leden van de juridische commissie van het Europees nepparlement vroegen Borrell of hij had overwogen deze aandelen te verkopen om mogelijke belangenconflicten op te lossen. Verrassend genoeg had hij dat niet: “Deze aandelen vertegenwoordigen een klein deel van mijn financiële activa” en hij beschouwt hun activiteitssectoren als niet gerelateerd aan zijn portefeuille. Een snelle blik op zijn voorgangerslijst van lobbyvergaderingen onthult echter dat hij en het kabinet waarvan hij deel uitmaakt vaak te maken hadden met energiekwesties, handelsdeals en zakelijke acties op buitenlandse markten.
In een vergelijkbare positie verkeert de Oostenrijkse commissaris Johannes Hahn, die sinds 2010 lid is van de Europese Commissie en nu genoemd wordt om de portefeuille Begroting en Administratie over te nemen. Zijn verklaring van financiële belangen over 2018 toont ook een reeks investeringen in de sector fossiele brandstoffen en in financiële bedrijven.
Hahn gaf op aandelen te bezitten in OMV AG, een Oostenrijks olie- en gasbedrijf. Investeren in fossiele brandstoffen is al problematisch in het licht van de groene agenda van de Europese Commissie. Als toekomstige commissaris voor Begroting zou hij heel goed verantwoordelijk kunnen worden voor beslissingen over fossiele brandstoffen waardoor zijn investeringen in een olie- en gasbedrijf bijzonder in het gedrang zouden kunnen komen.
Tot overmaat van ramp is OMV een actieve lobbyist die sinds 2014 minstens 13 vergaderingen heeft gehad met het hoogste niveau van de Europese Commissie, voornamelijk om gasinfrastructuur en energiezekerheid te bespreken. Het Oostenrijkse bedrijf is ook aandeelhouder van het controversiële gaspijplijnproject NordStream II, waarvan de vertegenwoordigers op EU-niveau rechtstreeks bij het team van Hahn hebben gelobbyd terwijl hij zich bezighield met Europees nabuurschapsbeleid en uitbreidingsonderhandelingen.
De investeringen van de commissaris omvatten Verbund AG, een Oostenrijkse elektriciteitsleverancier die ook een actieve EU-lobbyist is, die in 2014 zelfs een bijeenkomst had met het eigen kabinet van Hahn om “energiekwesties in de EU” te bespreken. De aandelen van Hahn zijn niet beperkt tot de energiesector. De commissaris heeft inmiddels ook financiële belangen door aandelen in de Erste Group, een financiële dienstverlener waarvan uit de EU-voetafdruk blijkt dat hij Hahn’s voorganger als begrotingscommissaris, Oettinger, heeft ontmoet; en ten slotte de Raffeisen Bank International AG.
Investeren in bedrijven die een actief belang hebben bij het vormen van EU-beleid, creëert een duidelijk belangenconflict, ongeacht de portefeuille. De verantwoordelijkheden van de commissarissen omvatten deelname aan collegediscussies op alle gebieden van het EU-beleid. Euronepparlementsleden zouden de verkoop van deze aandelen tot voorwaarde vooraf moeten stellen om commissaris te kunnen worden. Maar in Brussel is het woord “belangenverstrengeling” nog niet in de dictionnaire opgenomen, kennelijk.
Volgens berichten in de media hebben zowel de Portugese kandidaat-commissaris Elisa Ferreira als de Cypriotische kandidaat-commissaris Stella Kyriakides hun aandelen verkocht (respectievelijk in de Portugese supermarkt- en winkelcentrumketen, SONAE, en het Amerikaanse slobberbakkenbedrijf Starbucks). Anderen zouden hetzelfde moeten doen.
De Franse kandidaat-commissaris Sylvie Goulard is een andere zeer controversiële kandidate. Op dezelfde dag dat haar naam officieel werd bevestigd als de keuze van de Europese Commissie om de portefeuille van de interne markt over te nemen, bracht Goulard uren door met de Franse politie om een open onderzoek te doen naar haar rol in het misbruik van EU-fondsen (wat misschien juist wel de aanbeveling was voor een hoofdrol in Brussel).
Ze werd gedwongen om in 2016 ontslag te nemen als minister van Defensie in de regering van Macron toen werd onthuld dat, toen ze lid was van het Europees nepparlement, ze EU-middelen gebruikte om een parlementaire assistent te betalen, die in feite voor haar partij in Frankrijk werkte. Goulard heeft sindsdien € 45.000 teruggegeven aan het Europees nepparlement en vertegenwoordigers van de instelling verklaarden de zaak gesloten. Het onderzoek loopt echter door bij Franse rechtbanken en natuurlijk bij het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).
Goulard is ook door Franse media onder vuur genomen vanwege haar relatie met de Amerikaanse denktank het Berggruen Institute, dat werd opgericht door miljardair/financieel investeerder Nicolas Berggruen. Als EP-lid verklaarde ze van 2013 tot 2015 als speciale adviseur bij de denktank te werken. De verklaring van financiële belangen die Goulard bij de Franse Hoge Autoriteit voor transparantie in het openbare leven heeft ingediend toen ze minister werd, verduidelijkt dat ze substantiële bedragen (€ 36.047 euro in 2013 en € 13.000 euro in 2014) van die denktank ontving. La Liberation probeerde erachter te komen wat ze deed voor het Berggruen Institute om een dergelijke betaling te rechtvaardigen, maar ontdekte alleen maar het bewijs van een minimale hoeveelheid co-editing van beleidsnotities en deelname aan zeer weinig vergaderingen. Hierdoor lijkt het bedrag dat ze kreeg nog vorstelijker.
Dit was niet de enige functie die ze tijdens haar mandaat van het Europees nepparlement bekleedde. Als EP-lid was Goulard lid van de Commissie Economische en Monetaire Zaken, van cruciaal belang voor de regelgevingsdiscussies die plaatsvonden na de financiële crisis. Gedurende deze periode verklaarde Goulard ook lid te zijn van de stuurgroep van het European Parliamentary Financial Services Forum (EPFS), een niet-officiële groep die EP-leden van verschillende politieke groeperingen en actoren uit de financiële sector samenbrengt.
Belangrijk is het te weten dat de EPFS wordt gerund door lobbybedrijf Kreab en wordt gefinancierd door vergoedingen te betalen door de leden van de industrie, zoals de European Banking Federation, de Association for Financial Markets in Europe, Blackrock, Barclays, uiteraard het criminele bedrijf Goldman Sachs en vele anderen.
En dan zijn we er nog niet, want Goulard is ook mede-oprichter van United Europe, een pro-Europese denktank zonder winstoogmerk met het motto “United Europe: Competitive and Divers” dat pro-Europese toespraken, conferenties, onderzoeksprojecten en seminars organiseert. De denktank wordt ook gefinancierd door lidmaatschapsgelden en donaties en zijn leden omvatten 31 bedrijven zoals Airbus, British American Tobacco en Iberdrola. Ze verliet United Europe toen ze bij de Bank of France ging werken.
Als teken van goede wil qua transparantie somde Goulard de reizen op die ze nam als een EP-lid, betaald door externe partijen, en hieruit blijkt dat ze regelmatig te vinden was op evenementen van de financiële lobby (inclusief Eurofi). Eén valt op: een reis betaald door Barclays om hun investeerders te ontmoeten.
Onder de nieuwe structuur van de Europese Commissie wordt Goulard waarschijnlijk toch verantwoordelijk gemaakt (immers: politica èn vrouw) voor de interne markt Sidenote, inclusief de digitale – en defensiemarkt, en als zodanig kunnen we verwachten dat zij de focus is van intensieve zakelijke lobbyactiviteiten. Het is daarom bijzonder belangrijk ervoor te zorgen dat elke kandidaat die dit mandaat heeft, geen potentiële belangenconflicten mag hebben. Tijdens de hoorzittingen moeten de leden ook nagaan hoe Goulard van plan is om te communiceren met lobbyisten van bedrijven, en of ze bereid is ervoor te zorgen dat ze geen geprivilegieerde toegang en invloed hebben op de diensten van de Europese Commissie waar zij verantwoordelijk voor zal zijn.
Eén aspect bij de beoordeling van de mogelijke kandidaten heeft betrekking op de belangen van familieleden, een cruciale vraag bijvoorbeeld tijdens het onderzoek van commissaris Cañete in 2014. Dit keer moeten er vragen worden gesteld aan de Zweedse kandidate Ylva Johansson, wiens partner Erik Åsbrink een voormalig minister van Financiën is en die nu een bedrijfsadviesbureau runt, Åsbrink & Far AB, actief “in Zweden en internationaal met een focus op financiën, advies, lezingen, schrijven van boeken en artikelen en aanverwante activiteiten. Het bedrijf zal ook effectenbeheer en aanverwante activiteiten uitvoeren”. Media-rapporten uit 2011 voegen eraan toe dat hij een adviseur is van (daar heb je ze weer) Goldman Sachs aangaande “mogelijkheden voor bedrijfsontwikkeling in Zweden en de Noordse regio”.
Een grondige beoordeling moet bepalen of zijn bedrijf advies geeft aan bedrijven over het EU-beleid en of er enige overlap is met de toekomstige werkzaamheden van Johansson. Helaas lijken de leden van de Juridische Commissie vastbesloten geen van deze vragen te stellen waardoor Johansson carte blanche krijgt voor de gewenste functie binnen de Europese Commissie.
Het gebrek aan informatie over zaken als aandelen in eigendom en soortgelijke banden met de particuliere sector, lijkt een constante te zijn in de verklaringen. Volgens de website EUObserver waren vier van de ontvangen verklaringen bijna nietszeggend en leken anderen de eerdere verklaringen of andere informatiebronnen tegen te spreken. Dit geeft aan dat verklaringen niet serieus genoeg worden genomen door de kandidaat-commissarissen.
In het begin van dit artikel noemden we ook Rovana Plumb, inmiddels dus gewieberd voor een functie binnen de EC. Haar werd gevraagd om te verduidelijken waarom haar verklaring verschilt van die welke zij aan de Roemeense autoriteiten had afgelegd. Euronepparlementariërs maakten zich met name zorgen over het feit dat Plumb niet melding had gemaakt van de lening van € 1 miljoen die zij van een niet-bekend persoon heeft ontvangen. Dan was er ook nog de kwestie over haar betrokkenheid bij de controversiële verkoop van openbaar land dat de familie van de voormalige leider van haar partij ten goede kwam. Het onderzoek naar Plumb is nooit afgerond omdat het Roemeense parlement haar immuniteit beschermde. Maar intussen dus wel buitenspel gezet voor een hoofdrol in Brussel.
Twee andere kandidaat-commissarissen zijn ook het onderwerp van lopende onderzoeken. Dit zijn de Poolse kandidaat Janusz Wojciechowski, die ook door OLAF wordt onderzocht wegens vermeende onregelmatigheden in zijn reiskosten; en de Belgische kandidaat, Didier Reynders, die nu het onderwerp is van een onderzoek naar beschuldigingen van omkoping tijdens zijn regeringsperiode. De Belgische staatsveiligheidsdienst heeft Reynders en een voormalige adviseur beschuldigd van witwassen en corruptie rond een aantal opdrachten van de Belgische overheid, zoals de bouw van een nieuwe ambassade in (Congo-)Kinshasa.
Nationale regeringen hebben de namen naar voren gebracht van kandidaten waarvan ze willen dat ze deel gaan uitmaken van de Europese Commissie. De bezorgdheid over een flink aantal personen toont eens te meer aan dat sommige nationale regeringen deze EU-processen niet serieus genoeg nemen. Het is natuurlijk ook een aanwijzing dat de door Merkel naar voren geschoven en benoemde Von Der Leyen strenger had moeten zijn bij haar instemming met kandidaten die het onderwerp zijn van open onderzoek of mogelijke belangenconflicten hebben. Maar zoals we vaker schreven is Von der Leyen nu niet bepaald een helder licht voor zo’n machtige functie, en daar zullen we de komende jaren nog veel over horen en lezen.
Het is nu de beurt aan de leden van het nepparlement om de kandidaten te beoordelen. Het is bemoedigend om te zien dat de Commissie juridische zaken verduidelijkingen van de genomineerden eist, een verbetering ten opzichte van wat er in 2014 is gebeurd, maar het proces is zoals we van Brussel gewend zijn nog steeds gebrekkig. Volgens de leden van het Europees nepparlement hebben ze niet genoeg tijd om de verklaringen grondig te onderzoeken, en de richtlijnen voor wat ze zouden moeten onderzoeken zijn omstreden. Zoveel zelfs, dat er angsten zijn dat dit proces zal eindigen als een louter formaliteit – wat natuurlijk ook de bedoeling is.