Het is ongelooflijk. Toen het kabinet aftrad in verband met de toeslagenaffaire werd het volk verteld dat iedereen het er eigenlijk mee eens was dat het kabinet niet door kon gaan. Niet missionair tenminste. Ook de coalitiepartijen vonden dat. Ze waren wakker geworden na alle verhalen over het onmetelijke leed. Ze hadden toch nog iets van een moreel kompas. Niet dus. Want uit het document geschreven door Pieter Omtzigt blijkt dat het kabinet alleen maar aftrad omdat hij aangaf mogelijk voor een motie van wantrouwen te stemmen als die op tafel kwam te liggen. Pas toen begreep het kabinet dat er geen ontsnappen meer aan was.
Begin januari van dit jaar vindt er, schrijft Omtzigt in zijn 76-kantjes tellende rapport, “overleg plaats tussen zes CDA-bewindspersonen, Pieter Heerma en mij. Het onderwerp: het debat over de kinderopvangtoeslag.” Daarbij doet Wopke Hoekstra “de aftrap […] en vraagt iedereen zijn mening even op te schorten.” Dat moet omdat er onderlinge verdeeldheid is.
Gek. Want ze vonden toch allemaal dat ze weg moesten?
Oh nee. “Ministers willen kabinet voortzetten,” schrijft Omtzigt, “ik vind de situatie onhoudbaar.” Vervolgens stelt Hoekstra voor “dat we een gezamenlijk standpunt innemen.” Maar dan komt het. Want Omtzigt verzet zich daartegen. “Ik zeg dat ik dat niet op voorhand kan toezeggen omdat ik als parlementariër een andere verantwoordelijkheid heb dan de ministers. Ik houd mijn poot stijf en maak duidelijk dat ik nooit op voorhand zal zeggen dat ik een motie van wantrouwen niet zal steunen. Er zijn 149 Kamerleden, 75 coalitie, 74 oppositie, en iedereen kijkt naar mij.”
“Later zullen alle partijen verklaren dat zij vonden dat het kabinet niet langer aan kon blijven, maar dat was tot vlak voor de val niet bepaald het geval,” gaat Omtzigt verder.” Voor de rest verloopt het overleg “inhoudelijk goed en zuiver.” Maar, zegt hij weer, “het debat over de val van het kabinet is heftig. Wat duidelijk wordt is dat het kabinet onvoldoende reflecteert op de diepere oorzaken. En de Kamer ook, overigens. Ophef is belangrijk, maar reflectie over de crisis in de rechtsstaat blijft uit.”
Met andere woorden, het kabinet had (en heeft) er helemaal niets van geleerd. De enige reden dat ze aftraden is omdat Omtzigt dat feitelijk afdwong.
Het verklaart een hoop, en dan met name de enorme arrogantie waarmee Rutte ook aanbleef nadat bleek dat hij gelogen had over Pieter Omtzigt en het vinden van een andere functie voor hem. Dit kabinet ziet eigenlijk niets als reden om een stap terug te doen. Alleen als het politiek niet meer kan, dus als de meerderheid in de Tweede Kamer op het spel staat, doen ze dat. Maar in alle andere gevallen gaan ze ten koste van alles – en vooral ten koste van iedereen – door. Altijd. En Omtzigt prikte daar als enige feilloos doorheen, zo lezen we vandaag.