Als verslaggever heb ik een voorkeur voor strafzaken bij de politierechter. ‘Eenvoudige’ zaken die meestal binnen een uur worden afgedaan. In dat uur komt het leven in veel facetten voorbij. In het volgende verhaal inclusief de volgens het OM strafverzwarende omstandigheid van het niet dragen van een mondkapje tijdens een mishandeling.
Op de grootste rechtbank van Nederland, die in Amsterdam, overkomt het mij best vaak dat een advocaat vol verbazing vraagt waarom er aandacht is van de pers voor zijn of haar zaak bij de politierechter. De advocatuur is het kennelijk niet gewend dat een verslaggever ook interesse heeft in zaken die op het eerste oog weinig om het lijf hebben.
En blijkbaar geen aandacht verdienen van buitenstaanders.
Dunne lijn
Maar dat is wat mij betreft niet zo. Wie iets mee wil krijgen van het alledaagse leven van mensen en vooral de meest voorkomende criminaliteit, is bij de politierechter aan het juiste adres. Juist in die zaken, waar het niet draait om door en door geharde criminelen, krijgen je gedachten ook de gelegenheid om alle kanten op te springen en mee te buigen met de dunne lijn tussen goed en kwaad.
Zo vergeet ik nooit meer dat, jaren geleden, een verstandelijk beperkte vrouw de rechtszaal binnenliep en meteen angstig aan de rechter vroeg of ze nu naar de gevangenis moest. Hoewel er verder nog geen letter uit het strafdossier was besproken, balanceerde de rechter meteen tussen duidelijkheid en rechtvaardigheid. Hij stelde haar eerst op haar gemak door te zeggen dat het zo’n vaart niet zou lopen, ook al stond ze terecht voor de mishandeling van een hulpverlener.
Statig
De gedachte schiet dan door je hoofd waarom het almachtige Openbaar Ministerie een verstandelijk beperkte vrouw voor de rechter sleept. Is het strafrecht daar wel een goed middel voor? Of moet je juist wel een keer proberen om op een statige plek het probleem van mishandeling van hulpverleners aan te pakken? Om een signaal af te geven?
Van die gedachten zeg maar.
Deze week was er weer een zitting waarbij je hoofd overuren kon maken. Een Poolse verdachte stond terecht voor de mishandeling van een handhaver van de Nederlandse Spoorwegen. Het hele incident had om te beginnen te maken met de weigering van de Pool om in de trein een mondkapje te dragen.
De ingreep van de handhaver ontspoorde omdat de arbeidsmigrant net zijn verjaardag had gevierd en twee dagen lang alcohol had gedronken. Althans, volgens de Pool zelf. Hij was zichzelf niet. Even niet de – naar eigen zeggen – ‘normale, vriendelijke en positieve man’ die in vier jaar tijd in Nederland nog nooit in aanraking was gekomen met de politie.
Tolken
De zaak begon al met een bijzonder incident. De opgeroepen tolk was er niet. Lag met een hernia in bed en kon niet werken. Een ogenschijnlijk ‘gewone’ omstandigheid, ware het niet dat tolken al erg lang aangeven dat hun werk erg moeilijk wordt gemaakt door slechte tarieven en oneerlijke concurrentie. En dan ook nog een hernia erbij.
De tolk die als vervanger moest dienen was wel opgeroepen door het tolkenbureau, maar zij was haar auto nog aan het parkeren. En dus konden alle belangstellenden weer de gang op. Tot het moment dat tolk nummer twee in de rechtbank was.
Mondkapje
Eenmaal binnen bleek het Openbaar Ministerie buitengewoon onaangenaam verrast door het gedrag van de verdachte. Uiteraard omdat de man het had gewaagd om een handhaver aan te vallen, maar ook omdat hij geen mondkapje had gedragen in de trein. En dat midden in een pandemie van ongekende orde.
Officier: ‘Meneer, ik moet zeggen dat ik het een vervelend feit vind. Dat horen we hier vaker in de rechtbank natuurlijk, maar twee dingen maken het extra. Het feit dat u geen mondkapje draagt en het feit dat we het over boa’s hebben. Die moeten hun werk kunnen doen’
Wat de officier van justitie betreft twee keer een strafverzwarende omstandigheid. Twee factoren, waardoor de normale hoogte van de geldboete voor een eenvoudige mishandeling bij een first offender (750 euro) niet meer mag gelden, maar de verdachte een hogere strafeis kan verwachten. Er kwam dan ook een eis van 1250 euro boete.
Celstraf
Dat leest u goed. Het Openbaar Ministerie eiste geen celstraf. Omdat iemand die voor de eerste keer de fout in gaat nog niet meteen tussen vier muren en een dichte deur hoeft te verdwijnen. Daar komt bij dat de arbeidsmigrant dagelijks aan het werk is.
Dat zal voor vele roeptoeterende populisten niets uitmaken (tenzij het gaat om iemand uit eigen kring), maar zo werkt het strafrecht wel. Als iemand de cel ingaat, verliest hij of zij nog veel meer dan zijn tijdelijke vrijheid en is de kans op recidive een stuk hoger. Mensen hebben de neiging snel af te glijden als ze eenmaal gebrandmerkt zijn als gedetineerde. Met een grote kans op opnieuw slachtoffers.
En daar zit niemand op te wachten.
Balanceren
Tegen het einde van de rechtszaak kwam de balancerende functie van de rechtspraak weer naar voren. Volgens de rechter is de mishandeling voorgevallen omdat de verdachte dronken was. ‘Maar niemand dwingt u daartoe, dus dat is geheel uw eigen schuld. U sloeg een medewerker die er voor uw en onze veiligheid zit. Die krijgen al een hoop over zich heen’
Volgens de rechter ‘verdienen handhavers meer bescherming dan andere mensen’ en worden de straffen daarom ook verhoogd. ‘Ik hou er wel rekening mee dat u geen notoire geweldpleger bent. U bent hier vier jaar, kennelijk nog nooit iets gedaan’.
De politierechter kwam tot een geldboete van 800 euro, waarvan 200 voorwaardelijk als bekende stok achter de deur. Plus het betalen van een schadevergoeding van 250 euro aan het slachtoffer. Geen hogere straf dus voor het feit dat de Pool geen mondkapje droeg, wel iets hoger omdat het slachtoffer een bijzondere functie heeft.
Draagvlak
Ik durf zelf te wedden dat mensen na het lezen van dit verhaal een, al dan niet sterke, mening hebben over deze zaak. Dat het allemaal maar een softe bedoening is daar in die rechtszalen bijvoorbeeld. Dat daders steeds maar weer bescherming krijgen van rechtbanken. Of andersom: dat er gelukkig sprake is van het hanteren van een menselijke maat en mensen niet meteen achter de tralies verdwijnen.
Rechtspraak werkt alleen goed als de maatschappij kan beoordelen hoe het recht wordt toegepast. Er moet draagvlak voor zijn. Als de samenleving meent dat het anders moet, dan is het aan de politiek om het anders te doen. Om bijvoorbeeld wetten te maken die zwaardere straffen mogelijk maken. Of juist niet.
Maar als de maatschappij de mogelijkheid wil hebben om het anders te willen, dan moeten ook de geluiden uit de kleinere zittingszalen wel naar buiten blijven komen.