Mijn vader werd te werk gesteld in Dresden. Zo ook op 14 februari 1945.
De Lancasters gooiden hun bommen. Dresden explodeerde. Hij rende voor z’n leven en sprong uit wanhoop in de Elbe. Het water bracht hem redding. Uren stond hij daar. Onder die brug. De angst voorbij. Later in de nacht keerde hij terug. Probeerde levens te redden in een dode stad. Waar huizen waren verwoest tot grillig grijnzende ruïnes. Waar zwart verkoolde mensenresten hun armen ten hemel hieven. “Mijn God Mijn God waarom hebt Gij Mij verlaten”.
Na een jaar of dertig kwamen de symptomen. Bij naderend onweer misten we hem plotseling. Dan zat hij uren ondergedoken. Eerst op het toilet. Soms de hele nacht, zodat wij voorzichtig op de deur klopten en vroegen of we wat voor hem konden doen. Als er visite kwam koos ie voor een andere schuilplaats. Dan zat hij in de garderobekast verscholen onder de jassen. Of we vonden hem ineengedoken in de grote gangkast. Zwetend van angst. Met z’n hoofd in z’n handen. “Stop met die bommen”, huilde hij.
Met een broeierig antisemitisme blijft de kans op onweer het grootst. De Jodenhaat is terug van nooit weggeweest. Een overgrote meerderheid van de Joden in Nederland ervaart het ook regelmatig. Zo verbergt driekwart van de Nederlandse Joden wel eens bepaalde symboliek in het openbaar. Om maar niet als Joods herkend te hoeven worden. Vorig jaar werd er nog een synagoge in Utrecht beklad met hakenkruizen. Ook Joodse begraafplaatsen worden regelmatig beklad met hakenkruizen en leuzen. En gisteren bij de laatste training van Feyenoord voor de wedstrijd tegen Ajax werden antisemitische teksten geroepen.
Sinds de jaren dertig hangt er al een Joods imago rond Ajax. Dit komt vooral omdat er voor de Tweede Wereldoorlog relatief veel Joden in Amsterdam woonden. Vooral op social media is duidelijk te zien dat antisemitisme steeds normaler lijkt te worden. Daar ontstaan de ophits-praktijken en de complottheorieën; “De Joden hebben het virus uitgevonden en zijn als eerste gevaccineerd…”
Mijn Vader. De eerste man in m’n leven. Een stoere vent die niet kon vallen, was voor mij een angstige en kwetsbare bangerik. Een wegkruiper. Tot hij de waarheid vertelde. De verpletterende waarheid. Hij bleek een held. Ieder jaar op vier mei als de klok acht uur slaat denk ik aan hem. Zie ik hem voor me. Mijn vader. Dit jaar stond André van Duin als spreker op de Dam. In zijn speech ging het over z’n vader die naar Duitsland was gedeporteerd als dwangarbeider. Maar dat ie daar nooit over wilde praten. “De oorlog? Dat was nooit een onderwerp.”
Wat zou z’n vader trots zijn geweest op André. Zoveel lovende kritieken. Zoveel lieve woorden. En met die kushand aan zijn grote liefde Martin. André is een multitalent. Zoek je een Mark Rutte, vraag André, zoek je een Diederik Gommers, vraag André, zoek je een Femke Halsema, vraag André, zoek je een Joop van den Ende, vraag André, zoek je een Wim Sonneveld, vraag André. Zoek je Koning Willem, vraag André. Want er bestaat maar één Willempie.
Daarom beste André dank je voor al die mooie worden.