Op de luchthaven van Boedapest sluit ik aan bij een lange rij voor de controleur van de verplichte pcr-test. Ik put voldoening aan het wachten, de moeite is niet voor niets geweest. Bijna aan de beurt kijkt de controleur mij streng aan en vraagt in het Engels of ik voor ‘business’ in Hongarije moet wezen. Ik knik, waarna hij mij met een armbeweging uit de rij bevrijdt. Ik mag doorlopen, zonder controle van mijn dure papieren.
Het is een ongemakkelijk begin van een ingewikkeld gesprek over een gevoelig thema tussen mensen die elkaar niet verstaan.
Het hotel in de prachtige binnenstad van Boedapest is vergane glorie. Het is er verdacht stil. De uitkomst van mijn aanhoudende kansberekeningen op een coronabesmetting is dat het dragen van een mondkapje niet nodig is in deze treurigheid. Ik heb een kamer op de zesde verdieping en uitgerekend daar opent de lift tergend langzaam. Een trap werkt altijd.
We hebben een afspraak bij twee jongens in een flat in een buitenwijk. Ze zijn verliefd op elkaar. Onder het huidige bewind moeten homo’s op hun tellen passen en daar willen we het over hebben. We zijn te gast bij de oma. Zij heeft haar huis ter beschikking gesteld omdat haar kleinzoon en zijn vriendje thuis geen journalist durven te ontvangen. Het is een ongemakkelijk begin van een ingewikkeld gesprek over een gevoelig thema tussen mensen die elkaar niet verstaan. Tolk Patrik weet alle losse eindjes aan elkaar te knopen.
De uitsmijter begrijpt niet wat er staat en wuift me maar snel door. En daar sta ik dan tussen honderden bezoekers.
Oma ontfermt zich als een leeuwin over haar welpen. En toch is de kleinzoon bang voor zijn oma geweest om uit de kast te komen. Achteraf snap ik dat wel. “Kinderen zijn God in Hongarije. Wie mijn kleinzoon iets aandoet, breng ik om.”
Na afloop negeer ik de lift en neem de trap, ter ontspanning. Het is mijn eerste en laatste bezoek aan de flat, het maakt me extra nieuwsgierig. Van kinds af aan heb ik de neiging gehad om liefst twee treden tegelijk te nemen en ook deze keer doe ik dat, alsof ik haast heb. In mijn vogelvlucht zie ik wie er op de andere verdiepingen wonen, wat er in de gangen staat, hoe het ruikt.
De volgende trap brengt mij op een boot aan de Donau. Daar is het startsein gegeven voor het jaarlijkse Gaypride-festival. Ik toon bij binnenkomst het document met de verplichte pcr-test uit Berlijn. De uitsmijter begrijpt niet wat er staat en wuift me maar snel door. En daar sta ik dan tussen honderden bezoekers.
Het feest is een lange neus naar het parlement aan de overkant van de rivier, de parlementariërs hebben de anti-homowet met overweldigende meerderheid aangenomen.
Het voelt onwennig. Niet eens omdat het mijn eerste feest in ruim een jaar tijd is. Maar ik ben er gewend aan geraakt dat mensen steeds vaker opzichtig weigeren om met journalisten te praten. Dat is nu niet het geval, in tegendeel. De bezoekers willen juist graag praten. “Wij zijn blij dat jullie hier zijn, we willen ons verhaal kwijt.” Het feest is een lange neus naar het parlement aan de overkant van de rivier, de parlementariërs hebben de anti-homowet met overweldigende meerderheid aangenomen. In het vooronder steelt dragqueen Elona Musk de show.
De dag voordat de Oranjefans door de straten van Boedapest zelfverzekerd naar het stadion zullen lopen, reizen we alweer terug naar Berlijn. We komen er pas laat achter dat Lufthansa passagiers zonder een kakelverse coronatest weigert. Geen nood, die kan ik op het vliegveld krijgen. Voor het testcentrum staat een lange rij Chinezen en Vietnamezen.
Op weg naar de gate word ik liefst drie keer door Lufthansa medewerkers gevraagd of ik de vereiste coronatest heb gedaan.
De vrouw die de test afneemt, ziet er hondsmoe uit. “U bent voor mij al de honderdtwintigste vandaag.” Het staafje komt niet verder dan de vleugels van mijn neus. Binnen vijf minuten heb ik al een uitslag in mijn mailbox. “In het geval van een positieve uitslag, wordt u verzocht zo snel mogelijk contact op te nemen met uw dokter en zijn professionele advies op te volgen.” De test beweert dat ik corona negatief ben en daar is 25 euro voor betaald.
Op weg naar de gate word ik liefst drie keer door Lufthansa medewerkers gevraagd of ik de vereiste coronatest heb gedaan. Een knikje telkens voldoende om door te lopen, maar bij de laatste controle laat ik per ongeluk even mijn tas staan. Vervolgens floept er een misplaatst grapje uit dat ik nog nooit van official op een vliegveld heb gehoord: “Boem!”. En ze lacht luid.
Thuis in Berlijn zie ik Oranje terecht verliezen. Wie bovenaan de trap staat kan diep vallen.