De zaak ‘Bart van Well’. Over een vermeend netwerk van jongenshoeren waar hooggeplaatste lieden en een lid van het koningshuis voor hun eigen genot aan jongens zaten.Voor de niet ingewijden leveren de verhoren op het eerste oog schokkende verhalen op. Maar is het allemaal wel zo spannend als het klinkt? En wie zijn de ‘aanklagers’ eigenlijk?
Om maar meteen met de deur in huis te vallen. De zaak Van Well (een jongenshoer die in de jaren tachtig misbruikt zou zijn) is geen rechtszaak en er zal dan ook geen vonnis volgen. Het draait in dit geval louter om een voorlopig getuigenverhoor, aangevraagd door de advocaat van Bart van Well. Een onderzoeksrechter noteert de verklaringen die onder ede worden afgelegd. Er is geen echte tegenpartij. De advocaat van de Staat hoort de verhalen aan.
De hoofdpersoon in de zaak is duidelijk. Bart van Well (43) was een jongensprostituee die naar eigen zeggen eind vorige eeuw gedwongen werd om mannen aan hun gerief te laten komen. Volgens Van Well wist de overheid van het bestaan van een compleet netwerk. Omdat er niet ingrepen werd, houdt Van Well de overheid verantwoordelijk voor de psychische schade die hij op heeft gelopen. Hij kampt al tijden met stoornissen.
Demmink
De jongensprostituee heeft onder meer gezegd dat hij in de jaren tachtig ene ‘Joris’ moest bevredigen in een dienstauto. Pas in 2009 herkende hij in een tijdschrift de Joris waar hij voor door de knieën ging. In een artikel over seksueel misbruik van jongens. Het zou gaan om de voormalige topman van Justitie, Joris Demmink. Waarom de jongenshoer jaar na jaar niets van zich liet horen over zijn beroemde klant is niet duidelijk. Demmink ontkent. Meerdere onderzoeken naar de voormalige eindbaas van Justitie leverden tot nu toe geen hard bewijs op. Een aangifte van een Turks slachtoffer werd door een speciaal team (LEBZ) bekeken en als onbetrouwbaar aan de kant geschoven. En dan is er nog het verhaal van die andere Joris. Een ambtenaar die wel verantwoordelijk zou zijn voor jongensbezoek. Is er sprake van een persoonsverwisseling?
Koos
Het verhoor in de zaak is maandag begonnen met getuige Koos van Woudenberg. Een 44-jarige homoseksuele man uit Groningen die naar eigen zeggen volop actief was in de internationale gayscene. Als jongen van een jaar of dertien zou hij misbruikt zijn. Hij kwam naar eigen zeggen regelmatig in het appartement van de inmiddels overleden professor Ger van Roon in Amsterdam, waar seksfeestjes met jonge mannen zouden worden gehouden. Volgens Van Woudenberg was Joris Demmink aanwezig in het sekshuis. Hij noemt ook de namen van prins Claus, oud burgemeester Ed van Thijn en oud minister Onno Ruding. De laatste moest hij naar eigen zeggen oraal bevredigen. Ook hier is onduidelijk waarom het slachtoffer zo lang heeft gewacht met het openbaren van zijn kennis. De verklaringen van Van Woudenberg zijn niet nieuw. Op 9 april 2014 heeft hij in een 2,5 uur durend verhoor alle namen al eens genoemd tegen de Rijksrecherche. Hij deed meerdere malen aangifte van kindermisbruik door bekende en onbekende mannen. Het is nooit een zaak geworden.
Van Woudenberg is op zijn zachtst gezegd een beetje een apart figuur. Zijn leven veranderde naar eigen zeggen dramatisch toen hij in 2002 werd weggestuurd bij de politie in Drenthe. Naar eigen zeggen omdat hij had gezegd dat hij homoseksueel was. Hij begon een rijschool, waarna hij werd beschuldigd van fraude en deurwaarders aan zijn broek kreeg. Vies van sterke woorden is Koos niet. Zo noemt hij politica Ineke van Gent een linkse fascist en stelt hij zichzelf serieus de vraag of ze daarvoor niet voor de rechter moet verschijnen. Van Woudenberg heeft al geruime tijd een conflict met topmensen binnen het Openbaar Ministerie en de politie in het Noorden. In zijn opinie ‘verdienen zij de doodstraf omdat ze betrokken zijn bij een pedofielen-netwerk’. Ooit deed hij aangifte van een poging tot moord omdat een agent hem van de weg zou hebben gereden. Een andere agent zou hem een dienstwapen op de keel hebben gezet. In het leven van Koos van Woudenberg staat strijd centraal. De strijd tegen de overheid. Zo is een persofficier van justitie volgens Koos ‘rijp voor de psychiatrie’, hij krijgt naar eigen zeggen associaties met Hitler als hij de man ziet en vraagt zich hardop af of hij misschien niet pedofiel is. Van Woudenberg schrijft op zijn eigen weblog over het onrecht dat hem is aangedaan en over moordzaken. Niet zelden is de conclusie dat de overheid bewust onschuldigen op laat draaien voor een bepaalde moord. Koos is in oorlog met de wereld.
Kan een man die in oorlog is met de overheid de waarheid vertellen in een zaak tegen de overheid? Natuurlijk kan dat. Maar er zijn grote vraagtekens te plaatsen bij zijn verhaal over het ‘sekshuis’ van professor Ger van Roon ‘ergens begin jaren tachtig’. Van Roon woonde inderdaad in een flat in Amsterdam Noord, maar dat gebouw is pas in 1995 gebouwd.
Veldwerk
De tweede getuige in de pedoverhoren heet Raphael Beth (70). De veldwerker in Amsterdam deed naar eigen zeggen uitgebreid onderzoek naar jongensprostitutie in de hoofdstad en telde op een gegeven moment wel 350 jongenshoeren. Hij was daar zo bij betrokken dat de jongens altijd naar hem toe kwamen als ze problemen hadden. Gek genoeg gaf Beth aan helemaal niet bekend te zijn met de naam Ger van Roon in relatie tot jonge jongens. Beth vertelde wel dat de overheid niets deed met zijn bevindingen. Zijn werkgever, de GGD, zou hem niet serieus hebben genomen.
Op dinsdag was het de beurt aan brigadier Abe de Jong (64). Hij was van 1985 tot 1995 regisseur jeugdzaken bij de politie in Amsterdam. Hij sprak de bevindingen van Beth enigszins tegen en zei niet te weten wat Beth nou bedoelde met een pedoseksueel netwerk. De politie trad wel degelijk op tegen jongensbordelen. Erg streng waren ze echter niet. De eigenaren van de jongensbordelen kregen een waarschuwing. Volgens de agent was het verder onmogelijk om de schandknapen op straat te bestrijden. Hij controleerde met een collega de vijf jongensclubs in Amsterdam en keken alleen of er minderjarigen aanwezig waren, de clubs zelf werden gedoogd. ,,De clubs kwamen er met een waarschuwing van af als we jongeren aantroffen, dat gebeurde niet vaak. Op het Rembrandtplein stonden jongens tegen bomen geleund. Te wachten tot ze werden opgepikt. Auto’s reden langs. Vaak geblindeerde ramen, vaak lease. Een schandknaap die tegen een boom leunt en wacht op een klant, kun je niet aanhouden”, zo vertelde hij.
Jongensbordeel
In de middag mocht de 72-jarige Karel Maasdam aanschuiven, ooit eigenaar van een jongensbordeel die voor zijn aandeel een celstraf kreeg van vier jaar en daarvan zestien maanden in de gevangenis zat. Het verhoor van Maasdam werd een fiasco. De oude man was vergeten dat hij moest getuigen en moest door een journalist van huis worden opgehaald. Eenmaal in de rechtszaal weigerde Maasdam zijn medewerking. Hij had er geen zin. Op de vraag of hij de eed of de belofte af wilde leggen, kwam een duidelijk antwoord: ‘Allebei niet’. Eenmaal weer buiten rookte ik een sigaretje met de oude baas. De zon scheen en nu kwamen de woorden wel. Zijn stelling was duidelijk. ‘Hooggeplaatste lieden? Het Koningshuis? Wat een onzin. Ze maken er weer allemaal rare verhalen van’. Maasdam gelooft ook niet dat een onderzoek naar topambtenaren die betrokken zouden zijn bij kindermisbruik van hogerhand werd geblokkeerd. Hij was in ieder geval nooit getipt over zijn op handen zijnde arrestatie.
Hoe het allemaal ook zit. Ik kan op dit moment niet zeggen wat waar is en wat niet. Wat ik wel weet is dat we inmiddels opgescheept zitten met een scheepslading vol rare verhalen die niet of niet meer te controleren zijn. Ger van Roon is inmiddels overleden. Prins Claus ook. Wat ik wel weet is dat de overheid in de jaren tachtig niet heel erg veel prioriteit had gelegd bij de jongensprostitutie. En dat voor een succesvolle rechtszaak tegen de Staat veel meer nodig is dan er nu ligt.