Is er bewijs dat de overheid in de jaren ’80 en ’90 jongensprostitutie bewust of onbewust liet begaan? En dat hooggeplaatste lieden, waaronder prins Claus en Joris Demmink, zich als onderdeel van een netwerk vergrepen aan jonge jongens?
Op vrijdag 3 juni 2016 loopt een zelfverzekerde Joris Demmink de rechtszaal in Amsterdam binnen. Grijs pak, bruine bril, blauwe stropdas, nette schoenen. Je zou hem probleemloos aan kunnen zien voor een normale boekhouder uit een nietszeggende provinciestad. Die ietwat saaie, maar altijd vriendelijk groetende buurman. Een aan alle kanten gemiddelde man, in plaats van de voormalige topambtenaar van het Ministerie van Justitie.
De sfeer in de volgepakte zaal, waar tot dan vooral rechercheurs en ervaringsdeskundigen hebben gesproken, draait ineens om. Een golf van onverholen haat spoelt door de rijen die bijna volledig worden bezet door actievoerders en complotdenkers. Voor het merendeel van de aanwezigen is een rechtszaak helemaal niet nodig. Demmink is al lang en breed schuldig bevonden. Voor sommige actievoerders zelfs aan het ‘doden en verkrachten van duizenden weerloze baby’s’. Op de achterste rij tikt een vrouw in een roze luier op haar roze telefoon. Op haar witte slabber staat in slordig geschreven zwarte woorden: ‘Don’t fuck with me’. De parketpolitie speurt langs de volle stoeltjes op zoek naar onverlaten die het geldende opname-verbod doorbreken. Als de onderzoeksrechter haar excuses maakt aan Demmink omdat de dag wat vertraging kent, snuift de zaal verontwaardigd.
Terug
Goed. De sfeer is getekend. Nu even terug in de tijd. Waar gaan de pedoverhoren ook al weer over? De Bart van Well-verhoren draaien niet om schuld, maar om aansprakelijkheid. Jongenshoer Bart van Well wil de overheid aansprakelijk stellen voor de psychische schade die hij opgelopen heeft omdat er naar zijn zeggen niet werd ingegrepen in georganiseerde pedonetwerken. Hij werd misbruikt omdat de overheid niets wilde weten van mannen die voor hun plezier op veel te jonge jongens kropen. Daarom vroeg hij in een civiele procedure een zogenaamd voorlopig getuigenverhoor aan. De lat om een dergelijk openbaar verhoor te starten ligt niet hoog.
Eerder verklaarde een veldwerker van de toenmalige GGD dat de overheid wist van vijf tot zeven jongensbordelen in Amsterdam, maar praktisch niets deed. Jongenshoer Bart van Well deed daar nog een schepje bovenop. De overheid wist dat hij werd gedwongen en toen hij er uit wilde stappen, bracht nota bene een psychiater van de GGD hem terug in het netwerk.
Tijdens de pedoverhoren sprak zedenrechercheur Chris de Graauw, in die tijd verbonden aan de politie in Amsterdam. Hij hield zich bezig met jongensprostitutie en herkent zich niet in de eerder geschetste situatie. Volgens De Grauw klopt het dat er te jonge jongens aan het werk waren, maar hij ontkent dat het er veel waren. Bovendien werd er volgens de ervaringsdeskundige wel degelijk ingegrepen in de jongensprostitutie. Zo vertelde hij over een inval bij Klaas Maasdam, een bordeelhouder die soms te jonge jongens aan het werk had. De Grauw heeft hier de feiten mee. Maasdam werd veroordeeld tot een celstraf van vier jaren. Er werd huiszoeking verricht bij de in het dossier als spil van het netwerk genoemde professor Ger van Roon.
Werkelijkheid
De Grauw had een eenvoudig antwoord op het zware verwijt dat de politie niet ingegrepen zou hebben. ,,Wij ondernamen actie als wij ergens weet van hadden. Je kunt niet ingrijpen als je ergens geen weet van hebt.” Ook vertelde De Grauw over de aanwezigheid van jongenshoeren in de straat. Hij spiegelde de aanwezigen een harde werkelijkheid voor. Straatprostitutie is nauwelijks te bestrijden. Jonge jongens die gewoon op straat staan, kun je niet arresteren omdat je denkt dat ze zichzelf aanbieden voor seks. Denken alleen is geen bewijs.
De Grauw had ook een antwoord op het verwijt dat de jongensprostitutie als een georganiseerd netwerk in elkaar zat en zou worden aangestuurd van hogerhand. Dat was volgens hem onzin. Het zou steeds gaan om individuen. Wat Bart van Well betreft had De Grauw nog een saillante opmerking. Die zou helemaal niet zo erg gedwongen worden. Toen ze hem van de straat af wilden halen, was Van Well niet eens bereid mee te werken.
Braken
Jetty Bruggenwirth was de volgende getuige. Zij zou een van de slachtoffers zijn van het vermeende pedonetwerk. Ze kreeg in die tijd een relatie met Nico Langeveld en trok met haar 11-jarige dochter bij hem in. Nico bleek echter de chauffeur van bordeelhouder Karel Maasdam te zijn. Maasdam runde een jongensbordeel aan de Insulindeweg in Amsterdam-Oost. Nico Langeveld stond bij de politie bekend als een uiterst agressieve man. Toen de politie poolshoogte ging nemen bij een van zijn vermeende slachtoffers, moest de vrouw alleen al bij het horen van zijn naam braken. Langeveld misbruikte eerst de dochter van Jetty en daarna haar. Gedurende haar tijd met Langeveld zag Jetty naar eigen zeggen het bewijs dat Demmink betrokken was bij het pedonetwerk. Ze had betaalcheques gezien van Demmink, gebruikt om jongenshoeren te betalen. Een bewijs voor het bestaan van die cheques had ze niet.
Tijdens de pedoverhoren verklaarde Jetty Bruggenwirth dat ze in de jaren ’80 Nico had leren kennen en dat ze helemaal geen relatie hadden. Opvallend genoeg verklaarde Bruggenwirth eerder in een online radioprogramma dat ze Nico pas in 1998 had leren kennen en in een discotheek verliefd op hem was geworden. Helemaal brandschoon is Jetty ook niet. Ze werd voor haar aandeel in het seksueel misbruiken van haar 11-jarige dochter veroordeeld tot tien maanden celstraf.
Circus
Buiten de rechtbank sprak ik nog even met Karel Maasdam. Nu 73 jaar oud. Hij vond het allemaal maar een circus. Hooggeplaatste personen betrokken? ,,Allemaal onzin. Ze maken er weer de wildste verhalen van.” In het Algemeen Dagblad vertelt Maasdam later een vergelijkbaar verhaal. ,,Dat het Rolodexonderzoek doorgestoken kaart is, daar geloof ik persoonlijk niks van. Niemand had mij ingelicht dat er een onderzoek liep, maar toch voelde ik het. Ik wist dat mijn telefoon werd afgetapt. Ik belde een vriend en zei: ‘Code C8, code C8.’ Dat sloeg nergens op, maar ik deed het om de politie te stangen.”
In het tweede deel van de pedoverhoren werden de oud-agenten Chris de Graauw en Emile Broersma (opnieuw) verhoord. De Graauw (59) was als Amsterdamse zedenrechercheur betrokken bij de misbruikzaak. Broersma werkte in 1986 bij de politie Amsterdam. Hij vertrok in 1992 naar de Centrale Recherche Informatiedienst (CRI).
Broersma herinnert zich vier verdachten in het onderzoek naar kindermisbruik in de jaren ’90: Joris Demmink en drie hoofdofficieren van justitie: Hans Holthuis (landelijk hoofdofficier), Jan Wolter Wabeke (parket Breda) en Henk Wooldrik (parket Haarlem). Een informant had de hoofdofficieren destijds genoemd als klanten van de Amsterdamse ’kinderpooier’ Karel Maasdam. De Graauw herinnert zich alleen Demmink en Holthuis en spreekt van ‘subjecten’ in het onderzoek. Het viertal zou betrokken zijn bij pedoseksuele contacten. Volgens Broersma zijn de vier nooit samen in een bordeel gezien. Er waren er in ieder geval geen aanwijzingen dat Demmink zich in jongensbordelen had opgehouden.Ver kwam hij niet in het onderzoek. Het werd gestopt. Volgens Broersma omdat Holthuis te horen had gekregen dat er een onderzoek liep. Er was geen debriefing. Het team kreeg te horen dat de Rijksrecherche nog even door zou gaan met het onderzoek.
Onbegrip
Beide heren begrepen en begrijpen eigenlijk niet waarom het onderzoek in die tijd ineens werd gestopt. Voormalig staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven was bij het moment dat dat medegedeeld werd. ,,Het stopzetten van een onderzoek komt vaker voor. Door capaciteitsgebrek of andere prioriteiten. Bij een dergelijk zwaar opgetuigd onderzoek heb ik het halverwege stoppen nooit meegemaakt”, aldus De Grauw.
Terug naar Joris Demmink. Zijn optreden op die warme vrijdag in juni stond in schril contrast met het gegeven dat hij de afgelopen jaren de meest weerzinwekkende verwijten naar zijn hoofd geslingerd kreeg. Demmink was ontspannen, laconiek bijna, ontweek geen antwoorden en veroorloofde zich hier en daar zelfs een vrolijke kwinkslag. Op de vraag naar zijn seksuele geaardheid, kwam een luchtig antwoord. ,,Dat is zo langzamerhand een feit van algemene bekendheid: ik ben homoseksueel.” Of hij nog verklaringen had gelezen ter voorbereiding op zijn verhoor als getuige? Nee, zei Demmink. ,,Ik lees de krant.”
De advocaat van Bart van Well, Martin de Witte, moet geweten hebben dat het verhoor van Demmink kansloos was. De Witte vroeg Demmink op de man af of hij seks had gehad met jonge jongens, met Bart van Well op de achterbank van zijn dienstauto, met jonge mannen in een sauna in Den Haag. Of hij na 1986 nog in Turkije is geweest. Of hij professor Van Roon en Nico Langeveld kent? Had hij contact met jongenspooier Dick Willard? Demmink volstond steeds met een bepaald niet aarzelend uitgesproken, nasaal klinkend nee. De enige ‘bekentenis’ kwam toen hem werd gevraagd of hij ooit een relatie had gehad met een Hongaarse porno-acteur. Jazeker had hij dat, maar aan het begin van de relatie was het hem volstrekt onbekend dat de beste man een porno-verleden had.
Demmink stond desgevraagd ook nog even stil bij zijn screening in 2002 van de AIVD. Ja, zo sprak hij, de heren van de AIVD hadden de geruchten en de verhalen ook gehoord. Maar ze hadden geen ‘feitelijke grondslag’ gevonden voor de verwijten.
De vragen werden gesteld. De antwoorden kwamen. En toen was het ineens over. De teleurstelling in de zaal was merkbaar. Was dit het nu? Was dit het verhoor waar zo veel om te doen was geweest? Het vertrek van Demmink uit de rechtbank mag gerust bijzonder worden genoemd. Onder begeleiding van twee agenten probeerde hij zich een weg te banen tussen twintig opdringerige actievoerders. WeAreChangeRotterdam, een actiegroep verpakt als ‘alternatieve media’, wilde weten waarom hij toch maar bleef ontkennen. Als het op Demmink aankomt, bestaan er blijkbaar geen open vragen meer. Drie mannen konden het niet opbrengen beschaafd te blijven. Schoft! Viezerik! galmde door de Zuidas. Ook Bart van Well deed een duit in het zakje. Hij schreeuwde luid en duidelijk: ‘Kindermoordenaar!’. Twee keer. Het gezicht van Demmink vertrok onder alle aandacht. De ontspanning was even weg. Je kon hem horen denken. Weg hier.
Conclusie
Na twee weken pedoverhoren kom ik tot een voorlopige conclusie. Zijn hooggeplaatste mensen betrokken bij het misbruiken van jonge mannen? Heeft de Staat een tijd bewust of onbewust de andere kant op gekeken? Dat zou best eens kunnen. Is Demmink schuldig aan het misbruiken van jonge mannen? Het is voorlopig niet te zeggen. Zal een rechter ooit op basis van solide bewijs tot een veroordeling komen? Ik denk het niet.
Door een fanatiek clubje complotdenkers, die deels bestaat uit mensen die ooit in aanraking kwamen met justitie of de rechtspraak, is er zo veel rook rond deze kwestie geblazen dat een eventueel mogelijk vuur nauwelijks tot niet meer zichtbaar is. Maar zij zijn zeker niet alleen verantwoordelijk. De overheid heeft op geen enkel moment echt een poging gedaan om de dikke rookwolken rond de vermeende pedonetwerken weg te krijgen. Er is gedoken. Er is gedraaid. De politiek heeft zich meer dan eens verscholen achter semantische muren. Bij herhaling gezegd dat Joris Demmink nooit subject was in het Rolodex-onderzoek, maar verzwegen dat hij wel degelijk voorkwam in een parallel onderzoek.
Het zou mij niet verbazen als enkele hooggeplaatste ambtenaren in de vorige eeuw gebruik hebben gemaakt van de toen gangbare jongensprostitutie. Het zou mij ook niet verbazen als dat bekend was en oogluikend werd toegestaan. Maar het zou mij nog meer verbazen als daar nog ooit iemand veroordeeld voor zal worden.
Sommige bomen zijn simpelweg te hoog om gekapt te worden.