Boven het politieonderzoek naar Julio Poch brandde ‘altijd een oranje lampje’
Commissie: Spanje bood juridisch handjeklap aan om koningshuis uit de wind te houden.
Nederlandse politie en justitie blijken in juni 2007 informatie over de Argentijns-Nederlandse piloot Julio Poch aan Spaanse autoriteiten te hebben gegeven, na een aanbod van Spanje om te helpen ‘indien de zaak voor Nederland te gevoelig ligt in verband met het koningshuis’.
Al in de prille beginfase van het Nederlandse politieonderzoek bood de bekende Spaanse onderzoeksrechter Baltasar Gárzon aan om gegevens over Poch eventueel via de Spanjaarden aan Argentinië te verstrekken, schrijft de commissie-Machielse in haar rapport.
Doel van Gárzons voorstel was dat ‘het in Argentinië zou lijken dat Spanje een onderzoek doet’ in plaats van Nederland.
Vermoedelijk ging de Spaanse onderzoeksrechter er in die periode nog van uit dat een eventuele Nederlandse vervolging van Poch tot problemen zou leiden indien Argentinië erachter zou komen dat Nederland het onderzoek zou doen. Een zaak tegen Poch zou immers betrekking hebben op de ernstige misdaden die waren gepleegd door het militaire regime van Argentinië, waarvan Jorge Zorreguieta, de vader van Máxima, deel uitmaakte.
De Nederlandse delegatie zegde Gárzon toe de gegevens over Poch aan Spanje te verstrekken, meldt de commissie-Machielse in haar rapport. ‘Op 21 juni 2007 werd via Eurojust informatie over het onderzoek (personalia van Poch en een “tijdslijn Poch inclusief plaatsen”) aan de Spaanse autoriteiten verstrekt.’
‘Pijnlijk voor Maxima’
De commissie vond overigens geen aanwijzingen dat Spanje die onderzoeksinformatie aan Argentinië heeft doorgespeeld. Maar in dezelfde periode ontving de Nederlandse vertegenwoordiger bij Eurojust wel het – inmiddels veelbesproken – telefoontje van een dame die zich voorstelde als medewerker van het secretariaat of het Kabinet van de Koningin.
‘Die zaak tegen die Argentijnse piloot, is dat nou nodig?’, luidde de vraag van de vrouw in de herinnering van de Eurojust-officier. ‘Het is zo pijnlijk voor Máxima.’ Het onderzoek naar Poch was toen nog slechts in zeer kleine kring bekend. Zelfs de Argentijnse autoriteiten waren nog niet officieel op de hoogte gebracht.
De politierechercheurs en de inlichtingenofficier van justitie die zich sinds 2006 met de zaak-Poch bezighielden, vermoeden dan al dat er krachten spelen die het onderzoek mogelijk kunnen beïnvloeden. De toenmalige baas van de Nationale Recherche, Tom Driessen, heeft volgens de rechercheurs enkele maanden voordien laten weten ‘not amused’ te zijn met het plan voor onderzoek naar Poch, ‘en dat dit te maken had met het koningshuis’.
Driessen heeft tegenover de commissie aangegeven dat hij zich ‘totaal’ niet herkent in deze uitspraken. Feit is wel dat een voorgenomen eerste dienstreis naar Argentinië in diezelfde periode, augustus 2007, om onduidelijke redenen niet door is gegaan.
‘Het is ook voor mij een raadsel waarom in deze zaak de wielen in het zand worden getrokken’, schrijft de betrokken inlichtingenofficier in een intern memo aan het Landelijk Parket. ‘Verschaffing van duidelijkheid zou meer dan welkom zijn.’
‘Gebrek aan herinneringen’
Maar die duidelijk komt er niet. Ook niet voor de commissie-Machielse, die in haar rapport wijst op ‘ontbrekende documentatie’ en ‘gebrek aan herinneringen’ bij de betrokken leidinggevenden van recherche en openbaar ministerie.
Het toenmalige hoofd van de Criminele Inlichtingen Eenheid van de politie heeft tegen de commissie gezegd dat de rol van Jorge Zorreguieta tijdens de Argentijnse dictatuur – voor zover hij weet – geen reden was voor de recherche om het onderzoek te stoppen.
Maar binnen zijn team was men zich wel ‘bewust van een zekere gevoeligheid in relatie tot het Koningshuis’. Ook de chef van de unit informatie van de recherche liet de commissie weten dat in deze zaak ‘zeker een klein oranje lampje’ brandde, omdat er sprake was van een toekomstige koningin uit Argentinië met een vader die deel had uitgemaakt van het Videla-regime.
De dienstreis naar Argentinië ging enkele maanden later toch door. Maar dat gebeurde pas nadat Vrij Nederland eind oktober 2007 de zaak in de publiciteit had gebracht. Het weekblad schreef dat een politieonderzoek naar een mogelijke Argentijnse oorlogsmisdadiger was stilgelegd. De SP stelde Kamervragen, de minister van Justitie wilde weten hoe het precies zat en liet intern weten dat de zaak moest worden uitgeplozen.
Daarna gingen politie en justitie alsnog aan de slag. Maar zonder de rechercheurs die de zaak tot dan toe hadden onderzocht. De politieleiding haalde hen van het onderzoek.
De commissie vermoedt dat de publicatie in Vrij Nederland daarbij een rol heeft gespeeld. Een contact van de rechercheurs die hen had voorzien van achtergrondinformatie over de Argentijnse misdaden, was met het nieuws over het stopgezette onderzoek naar VN-redacteur Harm Ede Botje gestapt. Volgens de commissie nam de politietop het de rechercheurs kwalijk dat zij het VN-artikel niet hadden weten te voorkomen – het artikel waardoor het politieonderzoek ineens het stempel ‘prioriteit’ kreeg, waarna de ellende voor Julio Poch begon.
Via: argos