Voor een bedrag van zo’n 20.000 gulden zette prins Bernhard begin 1948 twee ministers onder druk om een bouwstop voor het circuit van Zandvoort te beëindigen. Dat blijkt uit archiefstukken die in handen zijn van Trouw.
De banden tussen prins Bernhard en het circuit van Zandvoort gaan helemaal terug tot het begin. De eerste wedstrijden werden gereden op 3 juni 1939, toen nog op een stratencircuit. De prins, opa van de huidige eigenaar van het circuit prins Bernhard jr., stelde de wisselbeker beschikbaar voor de winnaar. Natuurlijk was hij er zelf bij, als eregast bij de gemeentegrens opgewacht door burgemeester Van Alphen. ‘Nadat de Prins had plaats genomen in zijn loge, werd het Wilhelmus gespeeld’, aldus De Tijd.
In de Tweede Wereldoorlog sloopten de Duitsers een groot deel van de badplaats voor de aanleg van de Atlantikwall. Ondertussen werkte de gemeente gewoon door aan de plannen voor een nieuwe autobaan. Meteen na de bevrijding verschenen de bouwtekeningen en begonnen de duinafgravingen. Er was dan ook extra druk, omdat er in Zeist vergevorderde plannen bestonden voor een autocircuit op een reeds aangekocht terrein, onder aanvoering van de zeer energieke Hans Hugenholtz van de Nederlandsche Automobiel Race Club. Zandvoort had dus geen tijd te verliezen.
Puinhopen
In deze haast werden niet alle regels even goed nageleefd. Dat ging al mis bij het leggen van de fundamenten, waarvoor de oorlogspuinhopen werden gebruikt. Daar zaten nog geschikte bakstenen tussen, in tijden van schaarste zeer waardevol. Ze werden alleen niet apart gelegd door de gemeente, zoals vereist, maar kapotgeslagen, wat het ministerie van wederopbouw en volkshuisvesting bijzonder irriteerde. In verschillende brieven en vermaningen in 1947 en 1948 werd dat dan ook duidelijk gemaakt. ‘Vernieling van beschikbaar bouwmateriaal dat voor bouwerij te Zandvoort goedkoper uitkomt dan nieuwe steen, op zich zelf al te veroordelen, is onder de heersende omstandigheden ontoelaatbaar. Het zal duidelijk zijn dat uit het niet nakomen van de voorwaarden schade voor het Rijk is ontstaan.’
Dit conflict kwam begin 1948 tot een climax toen de overheid de aanleg van de toegangswegen en het circuit stillegde, tot ontzetting van de gemeente. De ene brandbrief volgde na het andere spoedoverleg, maar het bouwverbod werd gehandhaafd. De geplande opening van 7 augustus 1948 kwam serieus in gevaar. Het was dan ook een grote verrassing toen er op 19 maart een gezamenlijk persbericht werd verstuurd. ‘Het gedurende enige maanden tussen het gemeentebestuur van Zandvoort en verschillende ministeries gepleegde overleg inzake de voltooiing van de auto-toerweg, heeft tot een resultaat geleid. De werkzaamheden worden thans met volle kracht voortgezet.’
Meerzijdig landsbelang
Uit archiefstukken van de gemeente Zandvoort en de ministeries van binnenlandse zaken en financiën blijkt nu dat prins Bernhard een einde heeft gemaakt aan deze impasse. Op 13 februari 1948 was er een vertrouwelijk overleg tussen de gemeente en de Prins Bernhard Stichting, die financiële steun leverde aan veteranen. Daar werd afgesproken dat de stichting de autoriteit van haar naamgever zou inzetten bij de ministeries van binnenlandse zaken en financiën om te benadrukken dat de autowedstrijden in Zandvoort ‘een meerzijdig landsbelang’ hadden – met succes. In ruil voor deze steun verhoogde de gemeente eenmalig de prijzen van de kaartjes. De verwachte opbrengst van ongeveer 20.000 gulden was voor de stichting, in onze tijd te vergelijken met zo’n honderdduizend euro. Belastingvrij, zo beloofde de gemeente zwart op wit.
Door deze ingenieuze constructie bleef de prins zelf buiten beeld, maar werd via de Stichting Prins Bernhard wel zijn gezag aangewend om de bouw van het circuit op tijd af te ronden. Wat er met het geld is gebeurd, is onbekend.