Schrijver Robert Jan Blom draagt geen oranje anjer meer in zijn knoopsgat. En volgend jaar zal hij op Koningsdag niet meer van de partij zijn. Voor Blom, die zich rekende tot een van ’s lands trouwste aanhangers van het Koninklijk Huis, heeft Oranje afgedaan. Reden: het enge winstbejag van pandjesprins Bernhard junior.
Mijn leven lang ben ik koningsgezind geweest. Waar ik ook woonde, de plaatselijke Oranjevereniging vond in mij een enthousiast lid en – desgewenst – een kundig bestuurder die met veel enthousiasme voor een ordentelijk verloop van het koekhappen, steltlopen en spijkerpoepen zorg kon dragen. Decennialang nam ik op 1 mei een vrije dag op. Niet vanwege de Dag van de Arbeid maar omdat ik was geveld door de grote hoeveelheden oranjebitter die met de haringen naar binnen gleden.
Nare boeken over vreemdgaande prinsen en buitenechtelijke kinderen? Allemaal roddel en achterklap. Greet Hofmans is een spook dat nooit heeft bestaan, prins Bernhard betaalde geld áán Lockheed in plaats van andersom en Mabel Wisse Smit was alleen in de overspannen fantasie van Peter R. de V. ‘het wijf van die lange’ Klaas B. Een koningin met een vader uit een dictatoriaal regime uit Zuid-Amerika? Goed voor de diversiteit! Prinses Irene die met bomen, groene kikkers en dolfijnen knuffelt? Enig!
Maar het geloof van deze trouwe Oranjefan is gebroken. Wat zijn ondeugende opa niet voor elkaar kreeg, is Bernhard van Oranje-Nassau van Vollenhove wel gelukt. Het is jammer dat senior er niet meer is om junior een draai om zijn oren te geven én om hem uit te leggen dat een Oranje álles kan maken zolang hij zich maar niet bezondigt aan openbaar huisjemelken.
De denigrerende titel huisjesmelker reserveren wij onderdanen voor halve criminelen die tientallen oudere huizen opkopen, deze jarenlang uitmelken en ze vervolgens weer op de markt gooien. Prinsen en huisjemelken? Nee, dat ‘matcht’ niet: zo ordinair, zo allesbehalve koninklijk en royaal.
Hoeveel zou Bernhard junior opstrijken met de verhuur van zijn 349 huizen? Toch al gauw €200.000 per maand. Ik zou weleens met een aantal bewoners van de ‘Bernhardhuizen’ willen praten. Zitten ze er goed bij? Of moeten ze zich ‘s avonds wassen bij het aanrecht en zich over een afgetrapte traploper naar een tochtige bovenetage te worstelen?
Dat melken van huisjes houdt mij bezig. Waar kun je eigenlijk studeren voor huizenmelker? Waar heeft hij de poen vandaan gehaald om er steeds weer eentje bij te kunnen kopen? Met zakendoen verdiend, zegt Bernhard, streng achter zijn loodzware brilmontuur. Wélke zaken dan? Wat kostten die 349 huizen? En zijn het er niet veel meer? Volgens onderzoek van Het Parool bezit de prins via verschillende bv’s 590 panden. Waarom is hij met dit monopoly-spel begonnen? Een Prins hoeft niet roomser te zijn dan de paus, maar waar heeft hij dit voor nodig?
Die laatste vraag is des te pijnlijker nadat bekend werd dat de ca. 200 miljoen grote erfenis van koningin Juliana en opa Bernhard onlangs is verdeeld onder de vier zonen van prinses Margriet en Pieter van Vollenhoven. De Telegraaf berichtte dat de Stichting Royale hen elk tientallen miljoenen uitkeerde – fiscaalvriendelijk uiteraard.
Maurits, Bernhard, Pieter-Christiaan en Floris, ze zijn met een gouden lepel in hun mond geboren. Ik snap dat deze prinsen willen werken maar huisjes melken? Daar begrijp ik niets van. Het is te schraal, te plat, te gericht op winstbejag. Van de eerdere ondernemingen van Bernhard was ik een groot voorstander. Wanneer men zijn koeriersbedrijfje of ict-activiteiten bekritiseerde, sprong ik voor hem op de bres. Nu kijk ik meewarig toe. Ik, trouwe, simpele onderdaan, ben boos, verdrietig, verbaasd en beschaamd. Altijd gedacht dat koninklijke normen en waarden ook een sociaal element bevatten.
Deze column verscheen eerder op www.faillissementsdossier.nl