Kwaadaardig genie of technofiel met missie?
Hij wil polio uitroeien, een coronavaccin ontwikkelen en ons behoeden voor een klimaatramp. Bill Gates gebruikt de rijkdom die hij vergaarde als Microsoft-topman om de wereld te verbeteren. Je hoeft geen aluminium hoedje te dragen om daar kanttekeningen bij te plaatsen.
Bezoekers van internetforum Reddit konden begin vorig jaar alles vragen aan een van de rijkste mannen ter wereld. De meeste vragen gingen over Covid-19, het virus dat de wereld had platgelegd en voor miljoenen doden zou zorgen, precies het scenario waarvoor Bill Gates vijf jaar eerder had gewaarschuwd in een TED-talk. Nu zijn voorspelling was uitgekomen dacht Gates graag mee over oplossingen. In antwoord op een Redditer die wilde weten hoe het bedrijfsleven zich kon aanpassen schreef hij: ‘Uiteindelijk komt er een soort digitaal certificaat dat laat zien wie hersteld of getest is, of wie een vaccin heeft gekregen, als dat er eenmaal is.’ Het duurde niet lang voordat de eerste insinuaties rondzongen op het internet. Gates zou van plan zijn om ons allemaal te injecteren met microchips. Factcheckers probeerden nog feit van fictie te scheiden maar konden niet voorkomen dat de complottheorieën zich bijna even snel verspreidden als het virus en muteerden naar steeds wildere varianten, waardoor er nu anti-lockdowndemonstranten zijn die scanderen dat Gates dood moet omdat deze Antichrist hoogstpersoonlijk corona de wereld in zou hebben geholpen om zijn droom van absolute heerschappij te realiseren.
Mannen met buitensporig veel macht worden gewantrouwd en dat is maar goed ook. Al bestaat er natuurlijk een verschil tussen de egoïst die zijn macht inzet om zelf machtiger te worden en de altruïst die zijn macht aanwendt ten gunste van het algemeen belang. De egoïst rekent erop dat hij gewantrouwd wordt, hij gelooft dat Niccolò Machiavelli gelijk had toen die schreef dat gevreesd worden minstens zo’n effectief middel tot machtsbehoud is als geliefd zijn. Dat ligt anders bij de altruïst, die wil teruggeven aan de maatschappij, dus wanneer hij stuit op wantrouwen moet dat pijn doen, of op z’n minst onrechtvaardig voelen.
‘Bill Gates is een slimme man, maar hij is geen machiavelliaan’, zei een oud-collega eens over hem. Die uitspraak stamt uit de tijd dat Gates nog ‘gewoon’ de baas was van Microsoft. Ook toen al werd hij verdacht van samenzweringen. Niet door ‘wappies’, maar door de Federal Trade Commission. De Amerikaanse consumentenwaakhond vermoedde dat Gates zijn concurrenten voor de gek had gehouden door publiekelijk te verkondigen dat hij werkte aan een gloednieuw besturingssysteem om ondertussen in het geheim een nieuwe versie van Windows te ontwikkelen, zodat Microsoft een voorsprong had bij het bouwen van softwareprogramma’s. Onzin, bezwoeren zijn vertrouwelingen: Gates was een competitieve zakenman, maar geen slinkse machtswellusteling.
In die tijd stond Gates bekend als ‘chairman Bill’, een briljante programmeur met een overdaad aan werklust en een gebrek aan empathie. Vanuit zijn kantoor had hij zicht op de parkeerplaats en hij onthield de nummerborden van zijn medewerkers zodat hij wist wie wanneer op de zaak was. ‘Dat is het domste idee dat ik ooit gehoord heb’, was zo’n beetje zijn catchphrase. Hij had weinig geduld met mensen die niet net zo toegewijd waren aan zijn missie als hijzelf. Die missie was even simpel als ambitieus: een computer in elke huiskamer en elk kantoor. Een Britse computerproducent die Gates aanvankelijk voor gek verklaarde, geeft zijn ongelijk ruiterlijk toe in een BBC-documentaire uit 2009: ‘He has taken over the world. End of story.’
William Henry Gates III werd geboren op 28 oktober 1955. Zijn vader was een succesvolle advocaat, zijn moeder een onderwijzeres en bestuurder die regelmatig inzamelingsacties organiseerde voor goede doelen. In het computerlokaal van zijn middelbare privéschool liep hij Paul Allen tegen het lijf. Allen ontfermde zich over Gates als een oudere broer: hij liet de brugklasser kennismaken met computers, alcohol en het tijdschrift Fortune. Samen bestudeerden ze de artikelen over schatrijke zakenmensen en probeerden hun succes te ontleden. En nadat Bill in 1975 stopte met zijn studie aan Harvard begonnen ze samen een eigen bedrijfje: Micro-Soft.
De twintigjarige Gates nam de leidersrol op zich en trok zich weinig aan van de mores in het Amerikaanse bedrijfsleven. Tegenwoordig is het normaal dat de Silicon Valley-bazen in een hoodie of T-shirt naar hun werk gaan, maar destijds waren de kledingvoorschriften bij computerproducenten als IBM een stuk formeler. Voor hun directieleden was het even schrikken als ze bij Microsoft aan een vergadertafel plaatsnamen tegenover een jongeman met de pizzavlekken nog in zijn shirt. Om het te redden in de zakenwereld is superieure computerkennis niet voldoende, leerde Gates, hij had behoefte aan een marketingstrategie.
Microsoft huurde pr-adviseurs in om het imago van het bedrijf en de grote baas onder handen te nemen. Sindsdien lijkt Gates’ garderobe vooral te bestaan uit eenvoudige overhemden en pastelkleurige pullovers en weegt hij zijn woorden zorgvuldig als de opnameapparatuur aan staat. Gates moest de ‘mascotte van Microsoft worden’, zo schrijven Jennifer Edstrom en Marlin Eller in Barbarians Led by Bill Gates (1998). Hij werd in de markt gezet als geniale geek met een start-up die de levens van mensen overal ter wereld blijvend zou veranderen. Het was zijn succes, niet zijn barmhartigheid, waarmee hij bewondering oogstte. Op dertigjarige leeftijd prijkte zijn gezicht op het omslag van Fortune.
Dat opgepoetste imago kreeg een smet toen het Amerikaanse ministerie van Justitie een zaak aanspande tegen Microsoft vanwege oneerlijke concurrentie en de videobeelden van Gates’ verhoor vertoond werden. De topman gedroeg zich als een arrogante wijsneus. Hij zat onderuitgezakt, ontweek vragen door ze te riposteren met bijdehante wedervragen en deed geen moeite zijn dedain voor zijn verhoorders te verbergen. In de uitspraak waarin de rechter Microsoft een tik op de vingers gaf citeerde ze Machiavelli: ‘Een heerser heeft nooit gebrek aan redenen om zijn gebroken beloftes te legitimeren.’
Niet lang na deze gevoelige klap, in 2000, richtte hij samen met zijn vrouw de Bill & Melinda Gates Foundation op. Tot dan toe had Gates terughoudend gereageerd als adviseurs hem aanraadden om zich op te werpen als weldoener. Liefdadigheid was het terrein van zijn vader; Gates junior was te druk met het besturen van Microsoft. Als hij zich zou bezighouden met filantropie, dan wilde hij dat met volle overtuiging en aandacht doen. Inmiddels runt hij de grootste private filantropie-organisatie ter wereld. De stichting beheert zo’n vijftig miljard dollar, heeft bijna vijftienhonderd mensen in dienst en financiert projecten in 135 landen.
Waar Microsoft voorbij is gestreefd door nieuwe techbedrijven, is de invloed van Bill Gates in de loop van de tijd alleen maar gegroeid. In de BBC-documentaire uit 2009 spreekt een vriendin voorspellende woorden: ‘Microsoft zal een voetnoot zijn, hij wordt straks herinnerd om zijn filantropie.’ Een techjournalist denkt te weten wat Gates’ ultieme doel is in het leven: ‘Het winnen van een Nobelprijs voor de vrede. And he will pay whatever it takes to get it.’
Armoede bestrijden.
Polio en malaria genezen.
Klimaatverandering oplossen.
Een vaccin vinden voor Covid-19.
Op het eerste oog hebben de goede doelen van Bill Gates wel wat weg van antwoorden die kandidaten bij een Miss World-verkiezing zouden geven. Het zijn ongevaarlijke ambities, waarop je onmogelijk iets tegen kunt hebben. Alleen kun je van de Microsoft-miljardair niet beweren dat hij zomaar wat roept.
Eens in de zoveel tijd verlaat Gates zijn villa aan Lake Washington en vertrekt hij met een boodschappentas vol boeken naar een hutje in het bos. Er staat een bureautje met een leeslamp, een boekenkast en een minikoelkast gevuld met blikjes cola. Dit is de vaste bestemming voor zijn think weeks, een traditie die ontstond in zijn Microsoft-tijd, waarbij hij zich een weekje afzonderde om in alle rust te brainstormen over de toekomst. Dat doet hij nog steeds, al denkt hij niet meer na over de toekomst van het bedrijf, maar over de toekomst van de wereld. Hij leest meerdere boeken per dag, verslindt rapporten die de meeste beleidsmakers slechts doorbladeren, om vervolgens zijn eigen ideeën op papier te zetten.
De Netflix-documentaire Inside Bill’s Brain: Decoding Bill Gates geeft een inkijkje in hoe de invloedrijkste filantroop ter wereld te werk gaat. Het begint met het identificeren van een probleem. Elke dag staat er een hoop ellende in de krant, maar de kunst is je te focussen op het leed dat zo alomtegenwoordig is dat het nauwelijks meer opvalt. Voor iemand die woont in een gigantisch huis met 24 badkamers is het gemakkelijk om te vergeten dat er delen in de wereld zijn waar mensen poepen in een gat in de grond, of plassen in dezelfde rivier waarin hun dorpsgenoten zich wassen.
De kracht van Gates is dat hij een onstilbare honger heeft naar kennis en in de luxepositie verkeert dat hij de beste specialisten kan uitnodigen voor privécolleges. ‘Hij houdt ervan om geïnformeerd te zijn en alle complexiteiten te begrijpen’, zegt energiedeskundige en trouwe sparringpartner Vaclav Smil in Inside Bill’s Brain. Diens oeuvre bestaat uit tientallen taaie boeken over de rol van energie in de wereldgeschiedenis. En Gates is een van de weinigen, misschien wel de enige, die al zijn werk daadwerkelijk heeft gelezen, lacht Smil – tot zijn studie naar de veranderende eetgewoontes in Japan aan toe.
Gates is altijd op zoek naar innovatieve oplossingen. Hij durft risico’s te nemen omdat hij het zich kan veroorloven. Als hij miljoenen verliest door een mislukt project ligt hij daar niet wakker van, omdat hij weet dat hij nog meer paarden in de race heeft. Dat veel problemen niet worden opgelost is volgens Gates het gevolg van ‘marktfalen’: er zijn geen financiële prikkels om te investeren in toiletvoorzieningen in arme landen. Er valt meer geld te verdienen met een ‘geneesmiddel’ voor kaalheid dan met een medicijn voor polio. Met zijn excessieve fortuin probeert Gates dat marktfalen te corrigeren en zo levens te redden.
Melinda Gates barst in lachen uit als de documentairemaker haar vraagt hoe het brein van haar man werkt: ‘Het is een chaos, zo’n complexe boel. Ik zou niet in dat brein willen zitten. Het staat nooit stil.’ Bill zelf vergelijkt zijn hersenen met een CPU, de Central Processing Unit die alles aanstuurt binnen een computer, wat aardig overeenkomt met de uitspraak die een voormalig Microsoft-baas zo’n twintig jaar geleden deed: ‘Ingenieurs houden van helderheid. Ze houden van regels. Ze houden niet van nuances, niet van tinten grijs. Ze denken binair. Enen en nullen. Zwart of wit. Goed of slecht. Innovatief of niet innovatief. Zo kijkt Bill naar de wereld.’
Onderwijs is goed, dus besloot de Gates Foundation zich te bemoeien met de inrichting van het Amerikaanse scholenstelsel. Ziektes en pandemieën zijn slecht, dus werd de stichting na de Verenigde Staten de grootste donateur van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en stak ze honderden miljoenen in de ontwikkeling van een coronavaccin. En alsof de strijd tegen Covid-19 nog niet genoeg is, heeft Gates sinds kort een andere prioriteit: de wereld behoeden voor een klimaatramp.
In zijn boek The Wizard and the Prophet vertelt wetenschapsjournalist Charles C. Mann het verhaal van William Vogt, de ecoloog die vreesde voor de gevolgen van de menselijke bevolkingsgroei, en Norman Borlaug, de agronoom die met zijn innovaties de basis legde voor de ‘groene revolutie’ in de landbouw en zo miljoenen mensen voor een hongersnood behoedde. Zij vertegenwoordigen twee kampen die nog altijd tegenover elkaar staan in het milieudebat. Profeten als Vogt waarschuwen dat de planeet ten onder gaat als de moderne mens niet snel tot inkeer komt. Tovenaars als Borlaug geloven dat technologische innovatie uiteindelijk redding zal brengen.
Bill Gates maakt er geen geheim van tot welk kamp hij zich aangetrokken voelt. Om het groeiende aantal monden te voeden en tegelijkertijd de broeikasgasemissies terug te dringen ‘zullen we de komende jaren meer doorbraken van het formaat van die van Borlaug nodig hebben’, schrijft hij in zijn nieuwe boek Hoe we een klimaatramp kunnen vermijden. Gates benadert het klimaatprobleem zoals hij alle problemen benadert: als een ingewikkelde puzzel die opgelost moet worden.
Die houding deelt hij met onze voormalige minister van Economische Zaken en Klimaat. Bij het aantreden van ‘het groenste kabinet ooit’ verklaarde Eric Wiebes dat hij op ‘tonnenjacht’ ging, ‘megatonnen aan CO2-uitstoot om precies te zijn’. Zo ziet Gates het ook. We stoten nu jaarlijks zo’n 51 miljard ton CO2 uit en dat moet worden teruggebracht tot nul. Dat is het doel. Hij beseft hoe complex het probleem is, maar hij weet de oplossingsrichting samen te vatten in één zin: ‘innoveren in alle sectoren die broeikasgassen uitstoten’.
Als Gates nadenkt over de klimaatimpact van vlees, gaat het amper over het inkrimpen van de veestapel of het aanpassen van ons dieet – dat vindt hij ‘onrealistisch’ – maar over vaccins om de ‘hoeveelheid methaan producerende bacteriën in de buik van vee te beperken’, of over kweekvlees uit laboratoria. Als het gaat over de ramkoers van ons transportsysteem pleit hij niet voor het aan banden leggen van het luchtverkeer, maar verkent hij de mogelijkheden voor elektrisch vliegen en biobrandstoffen. In plaats van vol in te zetten op minder stroomverbruik, wil hij liever veiligere kernreactoren ontwikkelen. En misschien kunnen we vrij letterlijk ‘tonnen vangen’ door direct air capture, een technologie om CO2 uit de lucht te filteren, waarin Gates heeft geïnvesteerd.
Je kunt niet zeggen dat hij er lichtzinnig over denkt. Gates mag dan een tovenaar zijn, hij maakt zich niet schuldig aan magisch denken. Hij concludeert dat elektrisch vliegen voorlopig geen realistisch alternatief is, dat vleesvervangers nog te duur zijn om carnivoren met een kleine portemonnee te verleiden en dat het zeer de vraag is of we ooit op grote schaal CO2 uit de lucht kunnen filteren. Hij is genuanceerd genoeg om te erkennen dat mensen in rijke landen best wat minder vlees kunnen eten en zuiniger met stroom moeten omspringen. Hij begrijpt ook dat wet- en regelgeving nodig is, maar voor politieke antwoorden op het klimaatvraagstuk moeten we niet bij hem zijn, erkent Gates. ‘Ik ben een technofiel’, schrijft hij. ‘Kom met een probleem en ik ga op zoek naar een technologische oplossing. Ik weet dat innovatie niet het enige is wat we nodig hebben om klimaatverandering te beteugelen, maar zonder nieuwe uitvindingen kunnen we de aarde niet leefbaar houden.’
Nu hoeven we geen kapitalismekritiek te verwachten van iemand die zijn vermogen heeft verdiend tijdens de hoogtijdagen van het neoliberalisme en zelfs profetische milieuactivisten zullen erkennen dat we innovatie goed kunnen gebruiken, maar de valkuil van technofielen is dat ze de schaduwkanten van vooruitgang over het hoofd neigen te zien. Zo was de groene revolutie geen eenduidig succesverhaal. Ja, de doorbraken van Borlaug zorgden ervoor dat de landbouwopbrengsten stegen, maar de groene revolutie bracht ook nieuwe ecologische problemen met zich mee, zoals bodemuitputting en insectensterfte. Het is geen wonder dat we vandaag naarstig op zoek zijn naar duurzame alternatieven voor de intensieve landbouw en dat de profeten hun gelijk bevestigd zien in alle wetenschappelijke rapporten over de teruglopende biodiversiteit en oplopende temperaturen. Misschien laat de klimaatramp zich niet afwenden door ingenieurs die denken in enen en nullen.
De titel ‘rijkste man op aarde’ moest Gates een paar jaar geleden afstaan aan Jeff Bezos. Een bijzondere interesse in wereldverbetering leek de Amazon-oprichter niet te hebben, het liefdadigheidswerk liet hij over aan zijn vrouw (inmiddels ex) en pas toen zijn personeel begon te morren lanceerde hij een klimaatfonds. Misschien dat hij na zijn recente aftreden als CEO het voorbeeld van Gates zal volgen, maar tot dusverre stelde Bezos zich toch vooral op als een rücksichtslose kapitalist die lijkt weggelopen uit een Ayn Rand-roman. Zijn minimale filantropie heeft meer weg van obligaat imagomanagement. Want eigenlijk valt het natuurlijk niet uit te leggen dat de baas van een techgigant meer dan een miljoen keer zoveel verdient als zijn medewerkers onder aan de ladder. Maar wanneer die miljardair bijdraagt aan de goede zaak, helpt dat om de publieke verontwaardiging te temperen.
Althans, dat zou je zeggen. Maar hoe kan het dan dat Bill Gates en George Soros, twee van de meest prominente weldoeners ter wereld, een stuk meer worden gewantrouwd dan Jeff Bezos, de man die zijn webwinkel oorspronkelijk Relentless (Meedogenloos) wilde noemen? De Amazon-baas zal niet gauw genoemd worden als kandidaat voor de Nobelprijs voor de vrede, maar hij vormt ook geen spil in allerlei complottheorieën die online rondzingen. Misschien is het niet de rijkdom zelf die het wantrouwen genereert, maar de uitgesproken ambitie om die rijkdom in te zetten voor maatschappelijke doeleinden, hoe nobel ze ook mogen klinken. George Soros wil de ‘open samenleving’ beschermen en wordt afgeschilderd als een malicieuze poppenspeler met een masterplan om de westerse beschaving te ondermijnen. Bill Gates wil ziektes bestrijden en is het onderwerp van theorieën die beweren dat hij microchips in vaccins stopt zodat hij de ingeënte bevolking kan manipuleren.
Want zeg nou zelf: is het niet verdacht dat hij in 2015 al voorspelde dat een ‘zeer besmettelijk virus’ miljoenen mensen zou doden? Of dat hij een jaar voordat de pandemie uitbrak in The Wall Street Journal vaccins omschreef als ‘zijn beste investering ooit’? En waarom is Gates zo geobsedeerd door Afrika? Hij zou toch niet heimelijk uit zijn op het afremmen van de bevolkingsgroei zodat hij de grondstoffen uit de Afrikaanse bodem kan roven? Of wat te denken van een fragment waarin hij zegt: ‘we nemen genetisch gemodificeerde organismes en we injecteren die in de armen van kleine kinderen – we spuiten het recht in hun aderen’? Wist je trouwens dat Gates meerdere ontmoetingen had met Jeffrey Epstein, en dat die pedofiel ook een filantropische stichting had? Toeval? Om de schijn van samenzwering te creëren volstaat het stellen van vragen.
Voor sommige wantrouwige burgers is het kennelijk moeilijker te geloven dat Gates het beste voorheeft met de wereld dan dat hij sinistere verborgen motieven heeft. Zij zien hem als een egoïst die zich vermomt als altruïst. Als een machiavelliaan die er voortdurend op uit is zijn eigen machtspositie te verstevigen. Maar je hoeft geen aluminium hoedje te dragen om vraagtekens te plaatsen bij de invloed die een select clubje mannen kan uitoefenen enkel omdat ze absurd veel geld hebben verdiend. Je hoeft hun goede bedoelingen niet te betwisten, om te wijzen op de problematische kanten van het filantrokapitalisme.
‘Het is niet eenvoudig om filantropie te bekritiseren in een tijd dat liefdadigheid noodzakelijker lijkt dan ooit’, schrijft sociologe Linsey McGoey in No Such Thing as A Free Gift (2015). ‘En het is zeker niet eenvoudig om zo’n alom geprezen organisatie als de Gates Foundation te bekritiseren.’ Haar boek laat zien dat daar wel degelijk reden toe is. Ook in de non-profitsector bestaat er een verband tussen betalen en bepalen en wanneer gezondheidszorg of onderwijs te afhankelijk wordt van de grillen van private donateurs, kunnen patiënten en scholieren daarvan de dupe worden. Veel artsen mogen dan vinden dat het geld beter besteed kan worden, zolang Gates zijn zinnen heeft gezet op het uitroeien van polio blijft dat een van de prioriteiten van de WHO. In de Verenigde Staten moest een aantal kleine scholen die werden opgezet met steun van de Gates Foundation hun deuren sluiten toen Bill en Melinda besloten de geldkraan dicht te draaien. Hoe valt het te rechtvaardigen dat een enkele filantroop meer politieke invloed uitoefent dan menig democratisch verkozen leider? Hoe wenselijk is het dat een stichting die enkel verantwoording hoeft af te leggen aan een driekoppig bestuur (Bill, Melinda en boezemvriend en medemiljardair Warren Buffett) de agenda van de WHO kan bepalen?
‘Gates heeft bewezen dat er een makkelijk pad naar politieke macht bestaat, een pad dat onverkozen miljardairs in staat stelt om publiek beleid vorm te geven op een manier die bijna altijd positieve krantenkoppen oplevert: liefdadigheid’, constateerde journalist Tim Schwab vorig jaar. In zijn artikel in The Nation somt hij op wat de documentaire Inside Bill’s Brain vergeet te vermelden:
- Dat de documentairemaker voor de promotie van zijn vorige film, over het Amerikaanse onderwijssysteem, twee miljoen dollar ontving van de Gates Foundation. (Wat wellicht verklaart waarom zijn meest kritische vraag aan Gates is of hij niet wat te veel hooi op z’n vork neemt.)
- Dat Bill en Melinda via hun stichting geld hebben geschonken aan de privéschool waar hun kinderen naartoe gaan.
- Dat de Gates Foundation, onder het mom van liefdadigheid, doneert aan multinationals als Unilever en IBM die toch niet om geld verlegen zitten.
- Dat de Microsoft-oprichter denktanks heeft gefinancierd die opkomen voor het bedrijfsleven en de rol van de overheid willen minimaliseren.
- Dat Gates en zijn stichting groot voorstander zijn van intellectuele eigendomsrechten, ook als het gaat om het ontwikkelen van medicijnen.
Aan dat laatste werd de wereld vorig jaar herinnerd. De Universiteit van Oxford wilde de rechten voor het coronavaccin, dat werd ontwikkeld met behulp van de Gates Foundation, aanvankelijk openbaar maken voor iedereen. Mede op aandringen van ‘chairman Bill’ veranderde de universiteit toch van gedachte en besloot in zee te gaan met AstraZeneca. Dat nieuwtje van Kaiser Health News werd onlangs weer opgerakeld toen bekend werd dat de medicijnfabrikant moeite had om zijn leveringsbeloften na te komen. (Toeval?) Volgens Gates was het een volstrekt logische stap, gezien de complexiteit van het maken van een vaccin: ‘Een vaccinfabriek is geen open source code, waar je een beetje mee kunt aanrommelen’, zei hij tegen het educatieve YouTube-kanaal Veritasium. ‘De universiteit van Oxford is geweldig, maar ze hebben niet de capaciteit om fase 3-proeven te doen. Ze hebben geen fabrieken. Daarom hebben wij hun aangeraden om een fabrikant te zoeken met expertise.’
De vraag is dan wanneer gezond wantrouwen omslaat in ongefundeerd complotdenken. Het kritische artikel van Tim Schwab ging gretig rond in kringen die er toch al van overtuigd waren dat deze miljardair een kwaadaardig genie was. Het tweeduizend woorden tellende bericht op Kaiser Health News ging viral door een bijzin over de Gates Foundation. Niet alles wat voorbijkomt in de amateurdocumentaires op schimmige complotwebsites is complete nonsens. Het klopt dat mensen binnen de WHO zich zorgen maken over de invloed van de Gates Foundation. Het is inderdaad dubieus dat de stichting aandelen bezit van bedrijven die verantwoordelijk zijn voor het ecologische en humanitaire leed dat Bill en Melinda willen bestrijden. Of dat Gates publiekelijk roept dat klimaatverandering hem grote zorgen baart, maar wel een bod uitbrengt op een bedrijf voor privévliegtuigen.
Nog een keer Machiavelli, uit Il Principe: ‘Iedereen die macht uitoefent moet ernaar streven dat hij voor barmhartig en niet voor wreed wordt gehouden.’ Het lijkt erop dat Bill Gates deze les ter harte heeft genomen. Maar de filosoof uit Florence schreef ook: ‘Er is niets wat zichzelf zo ondermijnt als vrijgevigheid.’ Misschien is vrijgevigheid ook niet het beste woord om Gates’ inspanningen te omschrijven. Daarvoor pakt hij zijn filantropie te zakelijk aan. Gates wil optimale resultaten, zo veel mogelijk goed voor zijn geld. Net als zijn softwarebedrijf heeft hij zijn liefdadigheidsstichting uitgebouwd tot een dominante speler en net als bij Microsoft roept dat terechte vragen op over machtsmisbruik.
Met Microsoft werd hij uiteindelijk teruggefloten door de rechter, al houdt Gates vol dat hij niets verkeerds heeft gedaan. Zijn missie was om te zorgen dat zo veel mogelijk mensen een goedwerkende computer op hun bureau hadden staan en hij was ervan overtuigd dat hij het beste wist hoe dat moest. Nu is zijn missie om de wereld te verbeteren en is hij ervan overtuigd dat hij daarvoor de beste plannen heeft. Dat hij daardoor het onderwerp is van wilde complottheorieën neemt hij op de koop toe. ‘Het is bijna moeilijk te weerleggen omdat het allemaal zo stom en vreemd is’, reageerde hij tegen Business Insider. Daar valt weinig tegen in te brengen, behalve dan dat het voorbijgaat aan de echt lastige vragen: is een schatrijke technofiel met een brein als een computer wel de aangewezen persoon om te bepalen hoe we de wereld moeten verbeteren? En wie kan hem deze keer terugfluiten als hij over de schreef gaat?
Via:https://www.groene.nl/