De Brits-Indiase schrijver Salman Rushdie is het slachtoffer geworden van een aanslag op zijn leven. Vreemd is dat niet, want sinds 1989 staat er een prijs op zijn hoofd. In dat jaar sprak de Iraanse geestelijke leider Ayatollah Khomeini een fatwa uit. Omdat Rushdie de profeet had beledigd, moest hij de in de islam daarvoor aangepaste straf ondergaan: de doodstraf.
Na drie decennia en talloze aanslagen werd Rushdie bijna doodgestoken toen hij op vrijdag een lezing wou geven in de Amerikaanse staat New York. De vermeende dader is een 24-jarige Amerikaanse Libanees. Mogelijk zal Rushdie op 75-jarige leeftijd met een of meerdere blijvende letsels door het leven moeten.
Waarover gaat dit eigenlijk? Wat is de bredere maatschappelijke context van die fatwa? Waarom nu? Wij vroegen reacties aan enkele uiteenlopende stemmen, die u zeer waarschijnlijk niet in de mainstreampers zal aantreffen.
Koenraad Elst, specialist islamitische- en hindoetheologie
‘De Duivelsverzen is niet alleen een probleem voor sjiieten, ook voor soennitische moslims geldt de fatwa die over dat boek en over Rushdie is uitgesproken. Het is kwetsend voor de islam als geheel. Je hebt een intellectuele en een volkse islamitische woede over Rushdies boek.’
‘Voor islamitische theologen zit het venijn van het boek hem in de titel zelf. “Duivelsverzen” refereert naar een periode in het leven van de profeet Mohammed waarin die poogde om een compromis te zoeken met heidense “afgodenaanbidders”. Dat speelt zich af in het begin van Mohammeds carrière, wanneer hij nog zeer zwak staat. Op een bepaald moment zeggen enkele hardnekkige afgoden-aanbidders: “Als jij denkt dat je de profeet bent, dan is dat prima, zolang wij maar onze godsdienst mogen belijden”. Mohammed aanvaardt dat, en staaft dat door te zeggen dat hij een goddelijke openbaring heeft gekregen, die hem toelaat om een compromis te sluiten met de afgodenaanbidders.’
Ingefluisterd
‘De weinige volgelingen die Mohammed op dat moment heeft, vragen zich vervolgens echter af waarom zijzelf zich wel moesten bekeren tot de nieuwe islam, en de drie afgodenaanbidders niet. Mohammed had immers mensen bekeerd met als argument dat God hem had ingefluisterd dat afgoderij verboden was. Daar stonden zijn volgelingen dan. Allah en Mohammed waren blijkbaar niet erg consequent. Wat doe je dan met zo’n God?’
‘Mohammed zei toen dat de duivel hem het compromis met de afgodendienaars had ingefluisterd. Vandaar de naam van Rushdies boek: De Duivelsverzen. Het boek roept met die verwijzing vragen op over de natuur van de openbaring. De grens tussen een goddelijke openbaring en stemmen horen in het gekkenhuis is flinterdun. Zo’n boek dat dus die tegenstrijdige openbaringen in de verf zet, dat werpt vragen op. En dat is voor theologen een gerichte aanval op het wezen van de islam.’
Blowjobs bij Aisha
‘Tot zover het intellectuele. Wat voor de grote islamitische volksmassa aanstootgevend is aan het boek, is de zogenaamde “bordeelscène”. In het boek komt een bordeel voor dat de naam ‘De sluier’ draagt. Een vrouw die er werkt heeft als artiestennaam de naam aangenomen van een van Mohammeds vrouwen. “De beste blowjobs vindt u bij Aisha”, als het ware. De islamitische volksmassa maakt daar dan van dat het boek alle vrouwen van de profeet als hoeren voorstelt. Ook al heeft het gewone volk het boek zelden gelezen, het stoot ze tegen de borst.’
‘De openbaring is imperfect, en moslimtheologen hebben niet graag dat je erover praat. Mohammed is tijdens zijn leven bijvoorbeeld verliefd geworden op Zeyneb, de vrouw van een van zijn stiefkinderen. Dat was een taboe, ook al was er geen bloedband. Mohammeds entourage zegt dan dat Mohammed niet mag trouwens met Zeyneb. Tot er plots een openbaring komt die zegt dat het wel mag, omdat Mohammed nu eenmaal de profeet is.
Wat de overige vrouwen van Mohammed doet opmerken dat Allah Mohammed wel erg goed op zijn wenken bedient met openbaringen. En zo zijn er nog momenten die de openbaringen in een menselijker daglicht stellen. Maar je mag die interpretatie nooit maken. Rushdie speelt daarmee. Hij kent de islam goed, want hij heeft islamitische theologie gestudeerd.’
India
‘Wat betreft het beledigen van de profeet dus, zoals de juridische fatwa tegen Rushdie uit 1989 ook luidt, daarin is het islamitische recht categoriek: je hoofd moet eraf. Een fatwa is niet gelijk aan een doodsvonnis, maar is een rechtskundig antwoord op een theologische vraag: wat moet een moslim in bepaalde omstandigheden doen? Hier luidde de vraag: wat is de straf voor het belasteren van de profeet? Waarop het antwoord eensluidend is in de islam: de doodstraf.
En, inderdaad: al in 1989 waren er in het Nederlandse Rotterdam moslimbetogingen tegen Rushdie waarin gezegd werd: “Hij moet dood!” Dat is geen gekke uitspraak van radicale moslims. Het is gewoon een rechterlijke uitspraak gebaseerd op de gepaste straf die de islam biedt voor Rushdies “zonde”.’
‘Hoewel er ongetwijfeld persoonlijke motieven meegespeeld zullen hebben bij de 24-jarige dader van de moordaanslag op Rushdie vrijdag, is dit een voltrekking van de straf die de islamitische autoriteiten voor Rushdie hadden uitgesproken. Het was voor deze jonge Libanees een uitgesproken kans. Die jongeman heeft van islamitische autoriteiten of van de volksoverlevering gehoord dat het doden van Rushdie een plicht is. Persoonlijke problemen geven hier dus niet de doorslag, wel het islamitische systeem waarin de dader is gesocialiseerd, van kindsbeen af, of recent online. Trouwens: verschillende vertalers en sympathisanten van Rushdie zijn wereldwijd al vermoord.
Ook in India, een land dat ik goed ken, vallen er vele doden omdat ze “Mohammed beledigen” of omdat “men afvallig is”. Dit is een godsdienstig systeem.’
Sam van Rooy, islamkritisch Vlaams parlementslid voor Vlaams Belang
‘De moordaanslag op Salman Rushdie komt niet zomaar uit de lucht vallen. Als ik de beelden van de aanslag bekijk, dan vind ik het vreemd dat de dader zo dichtbij mag komen. Dit duidt erop dat Rushdies beveiliging minder alert was. De jongste jaren bewoog hij zich ook vrijer in het openbaar. Maar, dus: je hebt maar één jonge moslim nodig, en je betaalt verslapte aandacht cash. Voor alle duidelijkheid: ik neem dit Rushdie niet kwalijk. Leven met beveiliging omdat je met de dood bedreigd wordt, is verschrikkelijk deprimerend. Ik wil alleen maar zeggen: wie met de dood bedreigd wordt, kan niets meer aan het toeval overlaten.
Blijkbaar had Rushdie een soepeler beveiligingsregime dan bijvoorbeeld de Nederlandse PVV-voorzitter Geert Wilders, die continu zes mensen rondom hem nodig heeft. De godsdienstkritische filmmaker Theo Van Gogh, die helemaal geen beveiliging wou, is ook het slachtoffer geworden van het gevaar onderschatten. Hij werd in 2004 in Nederland op straat doodgestoken door een moslim.’
Revolutionaire Garde
‘De 24-jarige dader van de aanslag op Rushdie is van Libanese komaf en zou sympathieën hebben voor het Iraanse theocratische regime en de Iraanse Revolutionaire Garde, de echte gewapende hardliners. Dan weet je het wel. De motieven zijn dan ook evident en laten weinig aan de verbeelding over. Het doodsoordeel dat in 1989 is uitgesproken over Rushdie is niet opgedroogd en blijft de islamitische wereld rondgolven, ook bij jongere generaties. Het is een klein wonder dat Rushdie deze aanslag heeft overleefd.’
‘En dat is natuurlijk het gevolg van de laffe politiek van de jongste decennia. Op Twitter – waar ik zoals iedereen weet nogal actief ben – heb ik daarom Egbert Lachaert (Open Vld) en Jeremie Vaneeckhout (Groen) geantwoord op hun “veroordelingen” van de aanslag op Rushdie. Hypocriet is dat. Nooit voeren Westerse bewindvoerders een beleid dat zulke aanslagen zal proberen verhinderen.’
Krokodillentranen
Ook in België lopen er veel aanhangers van het Iraanse regime rond, met dank aan ons lakse asielbeleid. In België zou deze aanslag daarom net zo goed kunnen gebeuren. Seculiere Iraniërs die hier wonen, ondervinden die invloed aan den lijve. Enkele jaren geleden wilde een groepje seculiere Iraanse studenten een Iraanse culturele week organiseren met dans, muziek en film. Onmiddellijk kregen ze via sociale media de aanhangers van het regime op hun dak, die zeer intimiderend kunnen zijn.
De studenten werd “aanbevolen” om bepaalde kritische films of sprekers die avond toch maar te schrappen. Uiteindelijk zag de organisatie zich genoodzaakt dat ook te doen. Dat zijn van die veelzeggende gebeurtenissen. Zelfs hier, in ons land, is de Iraanse theocratie sterk geïnfiltreerd. Ik heb dan ook geen boodschap aan de krokodillentranen van Egbert Lachaert en Jeremie Vaneeckhout. Vrijheid van meningsuiting? Laat me niet lachen. Dat verdedigen ze zelfs niet meer, zoals bewezen in hun strijd tegen “hatespeech”.’
‘In dit licht is het ook schandelijk dat onze regering een gevangenendeal met het Iraanse theocratische regime heeft gesloten. Het laatste woord is daarover nog niet gezegd. Ook niet over hoe de brede Iraanse oppositie in België er concreet uitziet. Daarover weten we bijzonder weinig. Ik stel me bijvoorbeeld vragen bij de bijzonder invloedrijke “MEK” (Mujahedin-e-Khalq) – de Iraanse “volksmoejahedien” – die nu zogezegd onze vrienden zijn tegen het Iraanse regime, terwijl zij met hun amalgaam van marxisme en islamisme voor mij net zo gevaarlijk zijn.’