In een “discussiestuk” stelt het EU-voorzitterschap in Tsjechië voor dat intra-Europese vluchten gemonitord moeten blijven. De door het Hof van Justitie gevraagde verbetering van de informatievrijheid wordt voorlopig niet doorgevoerd.
Reisdienstverleners moeten uitgebreide informatie over hun klanten verzamelen en deze overhandigen aan de verantwoordelijke autoriteiten van een EU-lidstaat. Dit is waar de in 2016 aangenomen EU-richtlijn inzake passagiersgegevens (PNR) in voorziet. In juni oordeelde het Europese Hof van Justitie (HvJ) in een prejudiciële beslissing dat het om gegevensbewaring gaat die beperkt moet blijven tot wat “absoluut noodzakelijk” is. De burgerrechtenorganisatie Ligue des droits humains, gevestigd in België, had een rechtszaak aangespannen.
In plaats van beduidend minder gegevens van reizigers te verzamelen en te verwerken, zouden de lidstaten echter kunnen proberen het vonnis te omzeilen. Dit wordt bevestigd door een document van het Tsjechische Raadsvoorzitterschap dat de burgerrechtenorganisatie Statewatch online heeft gezet . Het is getiteld “Betere uitvoering van het arrest in zaak C-817/19 – Ideas for Discussion”.
Uitgebreide voorraadgegevens
De EU PNR-richtlijn verplicht luchtvaartmaatschappijen en reisbureaus om informatie over passagiers door te geven na een boeking. PNR-gegevens kunnen maximaal 60 gegevens bevatten, waaronder adres, telefoonnummer, reisschema, stoelreserveringen en etensbestellingen, evenals hotelreserveringen en medepassagiers. Dezelfde informatie moet een tweede keer worden ingediend bij het instappen.
De ontvanger van de PNR-gegevens is een nationaal passagiersdatacentrum dat elke EU-lidstaat moet opzetten. In Duitsland bevindt dit kantoor zich bij de federale recherche. Het vergelijkt persoonsgegevens met databanken van de binnenlandse politie, met het Schengeninformatiesysteem (SIS II) en in bepaalde gevallen ook met Europol.
Daarnaast analyseert de PIU de PNR-gegevens met behulp van “vooraf bepaalde criteria”. Het bureau kan bijvoorbeeld ritten vanuit bepaalde landen of langs verdachte routes gericht monitoren.
Monitoring van vluchten binnen de EU
Eigenlijk zou de richtlijn alleen betrekking moeten hebben op vluchten van en naar derde landen buiten de Europese Unie. Echter, onmiddellijk nadat dit was aangenomen, kwamen de EU-lidstaten informeel overeen om het PNR-systeem uit te breiden tot alle intra-Europese vluchten, tot grote ergernis van het EU-parlement. Ook het HvJ had hierover geklaagd: de rechtbank eiste dat de richtlijn zich zou beperken tot ernstige terroristische dreigingen.
In het “discussiedocument” stelt het voorzitterschap voor dat “alle of de meeste lidstaten” op gelijke wijze een “reële en actuele” terroristische dreiging zouden kunnen verklaren. Hierdoor zou de PNR-richtlijn ook in de toekomst van toepassing blijven op intra-Europese vluchten.
Het zou ook denkbaar zijn dat de nationale PNR-centra informatie uitwisselen over welke EU-vluchten, luchthavens of vluchtpatronen zij als bijzonder riskant beschouwen. Als de monitoringcriteria zo uitgebreid zouden worden gedeeld, zou dit volgens de krant ook “tot veiligheidsrisico’s kunnen leiden”.
“Filteren” van reizigersgegevens
Blijkbaar zouden de lidstaten ook moeten overwegen om het begrip ‘gegevensverwerking’ opnieuw te definiëren. Daartoe zouden zij bijvoorbeeld onderscheid kunnen maken tussen het ‘verzenden’ en het ‘verwerken’ van gegevens, zoals in het arrest. Dit zou de hoeveelheid gegevens beperken die luchtvaartmaatschappijen naar de Passagiersinformatie-eenheid sturen, wat op zijn beurt het HvJ tevreden zou kunnen stellen. In de “discussienota” wordt daarom alleen ingegaan op het verzamelen van gegevens over bepaalde vluchten.
Volgens de voorstellen zou een “effectieve beperking” van de verwerking van PNR-gegevens ook kunnen worden bereikt als alle reizigers binnen de EU eerst worden “gefilterd” door middel van een automatische vergelijking met relevante databases. Vervolgens wordt alleen informatie over personen verwerkt die al door de politie is opgeslagen. Op de PNR-centrales komen echter al veel omstanders vast te zitten in het net , die ze handmatig moeten controleren en weer moeten sorteren.
Bovendien konden de Passagiersinformatie-eenheden slechts voor een beperkte tijd gegevens verwerken en onnodige registraties verwijderen. Daartoe zou Europol regelmatig dreigingsanalyses kunnen opstellen. De lidstaten willen daarom het politiebureau “uitnodigen” om zijn PNR-activiteiten te presenteren in de desbetreffende werkgroep van de Raad.
Toepassing op binnenlandse vluchten
De uitspraak van het HvJ bekritiseert ook het feit dat de bewaring van gegevens voor alle reizigers vijf jaar zal duren. Hun gegevens mogen alleen worden bewaard als er een objectieve dreiging van terrorisme of ernstige criminaliteit is.
De “discussienota” stelt nu voor om criteria te vinden voor “objectief bewijs van een risico”. Deze zouden dan ook kunnen worden gebruikt om reeds ontvangen PNR-gegevens opnieuw te beoordelen en te rechtvaardigen dat ze mogen blijven worden opgeslagen.
Tot slot vraagt het Tsjechische voorzitterschap de lidstaten om hun mening over de interpretatie van de uitspraak van het HvJ met betrekking tot binnenlandse vluchten. Het verzamelen van gegevens is hier al beperkt, waarbij ongeveer de helft van de lidstaten de PNR-richtlijn “om verschillende redenen” niet toepast op binnenlandse vluchten, aldus de krant.
Lidstaten willen wachten op verdere uitspraken
Het HvJ had ook opgeroepen om de verwerking van passagiersgegevens transparanter te maken. Reizigers moeten beter begrijpen waarom hun reizen worden gemonitord en geanalyseerd. Dit moet de betrokkenen in staat stellen om juridische stappen te ondernemen tegen het mogelijk discriminerende karakter van de maatregelen.
Ook op dit punt van het arrest willen de lidstaten zich voorlopig onttrekken aan een beslissing. In zijn “discussiestuk” verwijst het voorzitterschap van de Raad naar de EU-richtlijn strafrechtelijke vervolging. Daarom is het alleen onder bepaalde voorwaarden mogelijk om gegevens vrij te geven in het kader van de vrijheid van informatie.
In mei van dit jaar diende ook de Belgische Ligue des droits humains een prejudiciële vraag in bij het Hof van Justitie . Het is nog onduidelijk wanneer het verzoek wordt behandeld en beslist. Het voorzitterschap stelt voor om de antwoorden en toelichtingen van de Rekenkamer af te wachten, die “van nut kunnen zijn voor een nader onderzoek van deze kwestie”.