De politiek zit vol wetmatigheden. Eentje daarvan, die de premiersloopbaan van Mark Rutte al jarenlang hinderlijk achtervolgt, is dat het je vroeg of laat zuur opbreekt wanneer je gedwongen bent te regeren met coalities die vanuit het brede midden zijn samengesteld.
VVD met PvdA, VVD met CDA, D66 en ChristenUnie; stuk voor stuk zijn het geen combi’s die veel garanties bieden voor een bezield, krachtdadig beleid. Ze vormen eerder het recept voor pappen en nathouden, voor het parkeren van probleemdossiers, voor het afkopen van politieke meningsverschillen met een geldverslindende voor-elk-wat-wils-politiek. Voor weinig daden en veel management by speech, kortom.
In de kabinetten-Rutte III en IV kwam dat vooral tot uitdrukking in het stikstof- en asielbeleid. Zie de manier waarop Ruttes beleidsmachine stop viel na de vernietigende stikstofuitspraak van de Raad van State in het voorjaar van 2019. Tussen 6.00 en 19.00 uur maximaal 100 op de snelwegen; dat was het strijdplan waarmee zijn derde kabinet na veel wikken en wegen op de proppen kwam.
Zie de onmacht van de VVD’ers Harbers en Broekers-Knol om meer grip te krijgen op de asielinstroom. Proberen te verijdelen dat asielzoekers een tijdige beslissing op hun asielverzoek konden forceren door een dwangsom te vorderen bij de rechter; dat was het belangrijkste wapenfeit van Rutte III.
In zijn vierde kabinet zat er voor Rutte weinig anders op dan te proberen de lijn van de consensuspolitiek door te trekken. Om D66 te paaien, kwam er in het coalitieakkoord een snoeiharde stikstofparagraaf. Maar ook een landbouwtransitiefonds van 24 miljard, later gevolgd door de aanstelling van bemiddelaar Remkes en de inzet voor een Landbouwakkoord. Aan de opgaven waar de landbouw voor staat verandert niets, maar het netto-effect van de schermutselingen in Rutte IV lijkt vooralsnog te zijn dat het realistische tijdpad van Rutte III (2035 in plaats van 2030) gewoon weer leidend wordt.
Ruttes consensuspolitiek liep tegen zijn grenzen aan toen de VVD-achterban een radicale koerswijziging eiste van het asielbeleid. Fractievoorzitter Sophie Hermans kreeg slappe knieën en weigerde de compromispolitiek langer te verdedigen. In plaats daarvan vluchtte zij in een hol „Mark, schiet eens op”. Premier Rutte werd Bokito Rutte en daar ging het gelegenheidshuwelijk van VVD, D66, CDA en CU.
Is een zucht van verlichting dan nu op z’n plek? Voor politieke junkies absoluut, gezien de rumoerige campagne die nu voor de deur staat. Maar wie even wat verder kijkt, voorziet al snel dat ook een volgend kabinet weer zal moeten schipperen tussen de soms ver uiteenlopende wensen van de politieke bloedgroepen links, centrum-rechts en radicaal-rechts. Of het aanzien van de politiek de komende tijd veel zal veranderen is dus zeer de vraag. En één ding is zeker: wie nu juicht in de veronderstelling dat daadkracht en bezieling straks de boventoon voeren, juicht beslist te vroeg.